In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet door [verzoekster], een pedagogisch medewerker, door [verweerster] B.V. De verzoekster was sinds 1 oktober 2022 in dienst en was per 6 mei 2024 gedeeltelijk arbeidsongeschikt, wat verband hield met haar zwangerschap. Op 17 juli 2024 werd zij op staande voet ontslagen vanwege vermeende onregelmatigheden in haar werk en het werken voor een concurrerend kinderdagverblijf terwijl zij ziek was. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen niet voldoende waren onderbouwd. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voortduurt, waardoor [verzoekster] recht heeft op doorbetaling van haar loon. Tevens werd het verzoek van [verweerster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, omdat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter kende [verzoekster] een billijke vergoeding toe van € 10.000,- bruto en een wettelijke transitievergoeding. De proceskosten werden toegewezen aan [verzoekster].