ECLI:NL:RBMNE:2024:5633

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
UTR 23/301
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake omgevingsvergunning voor woningbouw en waterhuishouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 september 2024 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor de realisatie van zeven woningen en de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, na een eerdere tussenuitspraak, het geconstateerde gebrek in de waterparagraaf van het bestreden besluit had hersteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waterparagraaf, opgesteld door een bedrijfsontwikkelingsbureau, voldoende onderbouwing biedt voor de waterhuishouding en dat de gewenste ontwikkeling vanuit waterbelangen haalbaar is. De eisers betoogden dat de waterparagraaf niet voldeed aan de eisen van de watertoets, maar de rechtbank oordeelde dat het college met de overgelegde waterparagraaf en het advies van Buro Ontwerp & Omgeving de motiveringsgebreken had hersteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/301

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigden: mr. B.B. van Vliet en mr. L.M. Oosterveen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeenteplaats]

(gemachtigde: J. van Staveren).

Als derde-partij neemt aan het geding deel:

[vergunninghoudster]uit [woonplaats] , vergunninghoudster
(gemachtigde: R. van Domselaar).

Inleiding

Deze zaak gaat om de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het realiseren van 7 woningen en om de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning op de percelen [percelen] in [plaats] .
In de tussenuitspraak van 16 november 2023 [1] heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit van 16 november 2023 te herstellen.
Op 25 januari 2024 heeft het college de rechtbank bericht op welke wijze het gebrek in het bestreden besluit is hersteld en heeft daarbij een door [bedrijfsontwikkelingsbureau] opgestelde geactualiseerde waterparagraaf overgelegd.
Eisers hebben op 4 maart 2024 hun zienswijze gegeven. Vergunninghoudster heeft op 3 en 11 april 2024 haar reactie gegeven. Hierbij heeft vergunninghoudster de zienswijze van eisers voorgelegd aan Buro Ontwerp & Omgeving adviseurs voor leefomgeving (Boo). Boo heeft op 4 april 2024 een advies uitgebracht.
De rechtbank heeft – na instemming van partijen – bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [2]

Eerdere tussenuitspraak

2. Deze einduitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Er is geen aanleiding om daarvan terug te komen.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat in de omgevingsvergunning geen beschrijving is gegeven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (de watertoets). De rechtbank heeft daarmee een gebrek in de motivering van het bestreden besluit geconstateerd. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen.
4. Het college heeft hiervan gebruik gemaakt. De rechtbank zal in deze uitspraak beoordelen of het college daarin is geslaagd, en zal daarbij de zienswijzen van eisers en vergunninghoudster betrekken.
Herstelpoging van het college
5. Het college heeft een aanvulling op de ruimtelijke onderbouwing, de waterparagraaf overgelegd. Deze waterparagraaf is op 18 januari 2024 opgesteld door [bedrijfsontwikkelingsbureau] . In deze waterparagraaf wordt onderbouwd dat de gewenste ontwikkeling in het bestreden besluit vanuit waterbelangen haalbaar is.

Zienswijzen op de herstelpoging

6. Eisers zijn van mening dat het gebrek in het bestreden besluit door het overleggen van de waterparagraaf van [bedrijfsontwikkelingsbureau] niet door het college is hersteld. In de waterparagraaf wordt geconcludeerd dat ‘het plan vanuit waterbelangen haalbaar is’. Dit wil volgens eisers niet zeggen dat het plan concreet in maatregelen voorziet waarmee de waterbelangen voldoende zijn beschermd. Eisers wijzen erop dat in de waterparagraaf mogelijke maatregelen worden genoemd, zoals het verwijderen van verharding en het tijdelijk vasthouden van hemelwater, maar dat hiervoor geen concrete maatregelen in het bestreden besluit zijn vastgelegd. Hiermee wordt niet voorzien in de noodzakelijk geachte regels ter borging ‘van de instandhouding en goede werking van voorzieningen voor de berging van hemelwater’. Daarmee wordt niet voldaan met de aan de watertoets gestelde eisen.
7. Vergunninghoudster heeft zowel de waterparagraaf van [bedrijfsontwikkelingsbureau] alsook de reactie van eisers daarop voorgelegd aan Boo. Boo heeft het rapport van 4 april 2024 advies uitgebracht aan vergunninghoudster. Geconcludeerd wordt dat in het plan (meer dan) voldoende rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
Beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank is van oordeel dat het college door het overleggen van de aanvulling van de waterparagraaf door [bedrijfsontwikkelingsbureau] in samenhang gelezen met de rapportage van Boo het eerder door de rechtbank geconstateerde motiveringsgebrek heeft hersteld. Zij licht dit hieronder toe.
9. Eisers betogen kort gezegd dat de mogelijke maatregelen die in de waterparagraaf ten behoeve van de instandhouding en goede werking voor de berging van hemelwater worden benoemd op geen enkele wijze zijn geborgd. De ruimtelijk onderbouwing voorziet bijvoorbeeld niet in een verplichting om de bestaande verharding te verwijderen, en eveneens niet dat en hoe wordt voorzien in het tijdelijk vasthouden van hemelwater.
10. In de waterparagraaf is beschreven dat er in de toekomstige situatie een afname van verhard oppervlakte zal zijn, door het vervangen van de bestaande bedrijfsgebouwen en de verwijdering van de bestaande bestrating. In totaal gaat het om een afname van 1464 m². [3] Daarmee heeft het plan een positief effect op de bergingscapaciteit of de afvoersnelheid van het hemelwater. De toekomstige bebouwde en verharde oppervlakte bedraagt in de toekomstige situatie circa 1100 m². Bij een ontwerpbui van 60 mm ontstaat een te bergen watervolume van 66 m³. In het plangebied is een groene oever/wadi geprojecteerd en de conclusie in de waterparagraaf is dat een bui van 60 mm kan worden geborgen met een verstandig ontwerp. [4]
11. In het advies van Boo is als uitgangspunt genomen dat er in de toekomstige situatie circa 1136 m² aan verharding aanwezig zal zijn. Dit staat gelijk aan een bergingsopgave van 68 m³. [5] Onderdeel van de ontwikkeling is dat er in een wadi wordt voorzien. In het advies van Boo is de bergingscapaciteit van deze wadi berekend op grond van een globale dimensionering. Uit deze berekeningen volgt dat de wadi zou kunnen voorzien in de bergingscapaciteit van circa 115 m³. [6] De conclusie van het advies is dat de wadi in ruim voldoende berging voorziet.
12. Door het overleggen van de waterparagraaf heeft het college alsnog een watertoets overgelegd en daarmee het gebrek hersteld. Dat – zoals eisers stellen – er ten onrechte geen maatregelen zijn opgenomen ter borging van de instandhouding en goede werking voor de berging van het hemelwater, ziet de rechtbank anders. In de ruimtelijke onderbouwing is het stedenbouwkundig plan [7] opgenomen. Uit dit stedenbouwkundig plan blijkt dat er een
afnamezal zijn van het totaal aan verhard oppervlakte. Daarnaast voorziet het stedenbouwkundig plan in een groene oever/wadi. In de waterparagraaf is uiteengezet wat de bergingsopgave voor het verharde oppervlakte in de nieuwe situatie zal zijn. In aanvulling daarop heeft Boo berekend welke bergingscapaciteit daarvoor beschikbaar moet zijn en toegelicht dat de in het plangebied voorziene wadi deze capaciteit (meer dan) kan bergen. Nu de wadi, alsook het verwijderen van bestaande bebouwing en verharding onderdeel uitmaakt van het stedenbouwkundig plan, is in de berging en afvoer van het hemelwater – anders dan eisers stellen – in het bestreden beluit voorzien. Immers, zoals ook in de tussenuitspraak is overwogen, staat in de omgevingsvergunning vermeld dat de ruimtelijke onderbouwing onderdeel uitmaakt van omgevingsvergunning.
13. De opmerking van eisers over de strijdigheid van de in de waterparagraaf opgenomen aantal m² bebouwing ten opzichte van de in het primaire besluit en elders in de ruimtelijke onderbouwing genoemde m² aan bebouwing treft geen doel. Leidend is de aanvraag en daarop volgende besluitvorming. De voorwaarden in de ruimtelijke onderbouwing die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning is duidelijk. Bebouwing op het bouwvlak wat nu de bestemming bedrijf heeft, zal binnen het geldende bestemmingsplan passen waarin een maximaal bebouwingsoppervlakte is toegestaan van 742 m². Van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit is om die reden geen sprake.

Conclusie en gevolgen

14. De rechtbank is van oordeel dat het college het in de tussenuitspraak van 16 november 2023 geconstateerde gebrek met de overgelegde waterparagraaf heeft hersteld. Het college heeft alles overziend de omgevingsvergunning mogen verlenen.
15. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het college in zijn reactie op de tussenuitspraak van 16 november 2023 en in de daarna gevoerde correspondentie het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Eisers hebben in beroep gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt), heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt) en een zienswijze na een bestuurlijke lus ingediend (0,5 punt). Deze vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.187,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.187,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2024.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd om de uitspraak mede te onderteken.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
3.Tabel 2 van de waterparagraaf.
4.Paragraaf 7.2 van de waterparagraaf.
5.Tabel 3 (
6.Tabel 3 van het advies.
7.Figuur 11 van de ruimtelijke onderbouwing.