ECLI:NL:RBMNE:2024:556

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
10574582
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van recovery fee door gerechtsdeurwaarderskantoor aan advocaat na schikking tussen cliënt en wederpartij

In deze zaak vordert een gerechtsdeurwaarderskantoor, eiseres, van een advocaat, gedaagde, betaling van een recovery fee over een bedrag dat geïncasseerd had kunnen worden. De gedaagde had een opdracht gegeven aan eiseres om vier executoriale titels ten uitvoer te leggen voor zijn cliënt. Echter, de cliënt heeft een schikking getroffen met de wederpartij, waardoor eiseres slechts aanspraak kan maken op een recovery fee over het bedrag dat daadwerkelijk is ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde geen recovery fee verschuldigd is over het totale bedrag dat geïncasseerd had kunnen worden, maar enkel over het bedrag dat daadwerkelijk is ontvangen. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres tot betaling van € 3.931,74 af, maar kent wel een recovery fee van € 375,00 toe over het bedrag dat daadwerkelijk is ontvangen. Daarnaast worden buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de gevorderde wettelijke rente over deze kosten wordt afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde, omdat eiseres grotendeels ongelijk krijgt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10574582 \ UC EXPL 23-4248 RJ/58605
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigden: mr. L.K. Palmer en mr. L.F. Hoeksema,
tegen
MR. [gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
kantoorhoudend te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 juni 2023 met producties 1 tot en met 30;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 31 augustus 2023 met productie 1;
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2023. Daarbij is een van de gemachtigden van [eiseres] verschenen, mr. L.F. Hoeksema. [gedaagde] is ook verschenen. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. Partijen hebben ook op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is een gerechtsdeurwaarderskantoor dat zich richt op de advocatuur. [gedaagde] is advocaat. De heer [A] (hierna: [A] ), een cliënt van [gedaagde] , had vier executoriale titels waarbij de heer [B] (hierna: [B] ) is veroordeeld tot betaling van in totaal € 86.251,83. [gedaagde] heeft op 21 oktober 2019 bij [eiseres] een opdracht uitgezet om de vier executoriale titels ten uitvoer te leggen. [eiseres] is vervolgens werkzaamheden voor [gedaagde] gaan verrichten en [gedaagde] betaalde de tussentijdse facturen. Op 10 juni 2020 laat [gedaagde] weten dat er tussen [A] en [B] schikkingsonderhandelingen zijn. [eiseres] vraagt op 7 december 2021 om de inhoud van de schikking. Bij e-mail van 8 december 2021 bericht [gedaagde] aan [eiseres] slechts dat [A] en [B] er onderling uit zijn gekomen. [gedaagde] meldt in dit e-mailbericht niets over de inhoud daarvan. [eiseres] heeft [gedaagde] op 30 december 2021 een einddeclaratie van € 3.931,74 aan recovery fee gestuurd, berekend over het totale restbedrag dat nog geïncasseerd had kunnen worden, te weten € 85.261,89. [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald. [eiseres] vordert daarom – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 3.931,74, primair te vermeerderen met de contractuele rente, subsidiair met de wettelijke handelsrente. Ook vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Volgens [gedaagde] is er tussen [A] en [B] een schikking tot stand gekomen en is hij geen recovery fee verschuldigd over het hele bedrag dat geïncasseerd had kunnen worden. [gedaagde] concludeert daarom tot afwijzing van de vordering en veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. Ook stelt [gedaagde] een eis in reconventie in, omdat hij meent dat hij de facturen van 26 januari 2021 van € 60,00 respectievelijk van 7 december 2021 van € 241,44 van [eiseres] onverschuldigd heeft betaald. [gedaagde] vordert daarom in reconventie veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 301,44 (= € 60,00 + € 241,44).
2.3.
[eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [gedaagde] met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] op 21 oktober 2019 per e-mail aan [eiseres] de opdracht heeft gegeven om vier executoriale titels ten uitvoer te leggen en dat [eiseres] deze opdracht op 24 oktober 2019 per e-mail heeft aanvaard. Bij de aanvaarding van de opdracht heeft [eiseres] haar voorwaarden en tarieven meegestuurd. [gedaagde] heeft vervolgens geen handelingen verricht waaruit blijkt dat hij de voorwaarden en tarieven van [eiseres] van de hand heeft gewezen. Er is dus een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen, waarop de voorwaarden en tarieven van [eiseres] van toepassing zijn.
3.3.
In de voorwaarden van [eiseres] staat, voor zover van belang, het volgende:
(…)
Honorarium
(7) Voor onze dienstverlening bent u ons een vergoeding verschuldigd. Niet alle kosten zijn op de Verweerder verhaalbaar.
(...)
Ambtshandelingen
(15) Het basishonorarium voor ambtshandelingen is gelijk aan het bedrag dat op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders verhaalbaar is op de verweerder. Dit basishonorarium wordt verhoogd met het uurtarief van onze medewerkers.
Uurtarief
(16) Het uurtarief van onze medewerkers bedraagt:
Partner € 195,00 per uur
Gerechtsdeurwaarder € 130,00 per uur
Paralegal € 130,00 per uur
Ondersteuning € 90,00 per uur
(17) Dit uurtarief brengen wij onder meer in rekening bij werkzaamheden in een dossier waar het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders niet in voorziet. Onder deze werkzaamheden wordt onder meer verstaan:
a. Studie en advies bijzondere tenuitvoerlegging
b. Cumulatief beslag en het opstellen van een staat van verdeling
c. Uitgebreid verhaalsonderzoek
d. Voorbereiding en coördinatie tenuitvoerlegging
e. Procedures van renvooi en verzoek
f. Uitgebreide ambtelijke uitvoering
(...)
Afdracht en betaling
Afdracht
(26) Over de bruto ontvangsten ten behoeve van een zaak, brengen wij een recoveryfee in rekening. Het maakt daarvoor niet uit door wie die gelden zijn ontvangen. De recoveryfee bedraagt:
1,0% over ontvangsten in de eerste twee maanden
5,0% nadien over de eerste 50.000,
2,5% meerdere tot 200.000,=
1,5% meerdere’
In conventie
3.4.
[eiseres] vordert een recovery fee van € 3.931,74 op grond van artikel 26 van haar voorwaarden. [eiseres] heeft dit bedrag berekend over het resterende bedrag van € 85.261,89 dat volgens haar geïncasseerd zou kunnen worden. Ten eerste omdat volgens [eiseres] onder ‘ontvangsten’ in artikel 26 ook moet worden verstaan: het totale bedrag dat
kanworden geïncasseerd. Ten tweede omdat volgens [eiseres] de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat zij de recovery fee over het totaal te incasseren bedrag mag berekenen, omdat [gedaagde] de inhoud van de schikking tot 26 mei 2023 [1] niet met haar heeft gedeeld, althans veel te laat. Ten derde omdat uit vaste jurisprudentie volgt dat een honorarium bij no cure no pay overeenkomsten niet kan worden weggeschikt.
Subsidiair stelt [eiseres] dat zij in ieder geval recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen vergoeding op grond van artikel 7:411 BW, ingeval wordt geoordeeld dat de recovery fee niet is overeengekomen tussen partijen. [gedaagde] stelt zich kortgezegd op het standpunt dat [A] en [B] hebben geschikt en een recovery fee op een imaginair bedrag nooit is overeengekomen. De kantonrechter overweegt als volgt.
3.5.
[eiseres] en [gedaagde] twisten ten eerste over de uitleg van artikel 26 van de voorwaarden van [eiseres] . De maatstaf voor de uitleg van overeenkomsten is de zogenaamde Haviltex-norm. [2] De vraag hoe bepalingen in een overeenkomst moeten worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg. Het gaat om de vraag welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijze aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijze van elkaar mochten verwachten. Kort gezegd: wat waren de bedoelingen van partijen? Daarbij moeten alle relevante omstandigheden van het geval worden betrokken.
3.6.
Op grond van de letterlijke tekst van de overeenkomst zijn [eiseres] en [gedaagde] overeengekomen dat recovery fee wordt gerekend over de ‘ontvangsten’. [eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het de bedoeling van partijen is geweest dat de recovery fee wordt berekend over het totale bedrag dat
kanworden geïncasseerd. Gesteld noch gebleken is dat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst over de voorwaarden van [eiseres] hebben gesproken of onderhandeld. Er zijn dus geen aanknopingspunten waaruit de kantonrechter kan afleiden dat de bedoeling van partijen anders is geweest en het artikel verder strekt dan de letterlijke tekst. De kantonrechter concludeert daarom dat onder ‘ontvangsten’ niet het totale bedrag dat
kanworden geïncasseerd valt.
3.7.
Het beroep van [eiseres] op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid maakt bovenstaande niet anders. Weliswaar heeft [eiseres] [gedaagde] meermaals gevraagd om openheid van zaken te geven met betrekking tot de inhoud van de schikking tussen [A] en [B] en de in dat kader ontvangen gelden, omdat de uitkomst van de schikking bepalend is voor de financiële afwikkeling tussen [eiseres] en [gedaagde] . Maar dat [gedaagde] de inhoud van de schikking tot 26 mei 2023 niet aan [eiseres] bekendmaakt, betekent niet dat [eiseres] aanspraak heeft op recovery fee over het totale bedrag dat zou kunnen worden geïncasseerd. Op grond van artikel 5 van de voorwaarden van [eiseres] moet [gedaagde] informatie over de schikkingsonderhandelingen aan [eiseres] verstrekken, zodat [eiseres] een goed overzicht houdt over de totale vordering. [eiseres] kan [gedaagde] aan die verplichting houden en desnoods in rechte afdwingen dat [gedaagde] die informatie overlegt, zodat [eiseres] kan vaststellen wat de omvang is van de recovery fee is die [gedaagde] aan [eiseres] verschuldigd is. Dat [eiseres] er niet voor heeft gekozen om nakoming door [gedaagde] van de in artikel 5 van de overeenkomst neergelegde verplichting in rechte af te dwingen en veroordeling van [gedaagde] te verkrijgen om de relevante informatie te verstrekken komt voor haar eigen rekening en risico. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] niet met gegevens over de brug is gekomen kan artikel 26 van de voorwaarden van [eiseres] niet dusdanig oprekken dat recovery fee verschuldigd wordt over het totale bedrag dat geïncasseerd zou kunnen worden.
3.8.
Verder verwijst [eiseres] naar jurisprudentie waarin is bepaald dat een honorarium bij een no cure no pay overeenkomst niet kan worden “weggeschikt”. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat deze jurisprudentie analoog van toepassing is en dat de recovery fee dus ook niet kan worden “weggeschikt”. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet. Hierna wordt toegelicht waarom.
3.9.
No cure no pay overeenkomsten houden in dat een opdrachtnemer slechts wordt betaald wanneer hij de opdracht tot een goed einde brengt, oftewel de vordering heeft kunnen incasseren. In de jurisprudentie die [eiseres] aanhaalt is bepaald dat wanneer er sprake is van een no cure no pay overeenkomst, een schikking tussen de opdrachtgever en diens schuldenaar niet met zich meebrengt dat de opdrachtgever geen honorarium of een redelijk loon meer verschuldigd is aan de opdrachtnemer. De kantonrechter volgt de vergelijking van [eiseres] met no cure no pay overeenkomsten niet, juist vanwege het verschil tussen de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] en no cure no pay overeenkomsten. [eiseres] en [gedaagde] zijn in artikel 7, 16 en 17 van de voorwaarden van [eiseres] overeengekomen dat voor alle werkzaamheden, behalve ambtshandelingen, een vergoeding (honorarium) in rekening wordt gebracht. Op grond van artikel 26 wordt daar bovenop ook nog een recovery fee gerekend over de ontvangsten.
3.10.
Het honorarium wordt niet weggeschikt wanneer [A] een schikking treft met [B] . Op grond van artikel 7 van de voorwaarden van [eiseres] blijft het honorarium gewoon verschuldigd voor de verrichte werkzaamheden. Ook wordt de recovery fee niet weggeschikt. [gedaagde] is op grond van artikel 26 van de voorwaarden van [eiseres] nog steeds recovery fee verschuldigd, maar zoals onder punt 3.6. is toegelicht, enkel over de ontvangsten. [eiseres] krijgt bij een schikking tussen [A] en [B] nog steeds betaald voor haar werkzaamheden. De vergelijking die [eiseres] maakt gaat dus niet op.
3.11.
Susidiair heeft [eiseres] gesteld dat zij recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen vergoeding, ter hoogte van de recovery fee berekend over het totale bedrag dat geïncasseerd kan worden, indien de kantonrechter van oordeel is dat er geen recovery fee is overeengekomen. Dit betoog behoeft geen bespreking, omdat er wel recovery fee is overeengekomen. De recovery fee is alleen niet overeengekomen over het totale bedrag dat zou kunnen worden geïncasseerd. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld deze subsidiaire stelling in te nemen ingeval de kantonrechter van oordeel is dat geen recovery fee is overeengekomen over het hele bedrag dat zou kunnen worden geïncasseerd, dan gaat haar betoog ook niet op. [eiseres] krijgt op grond van artikel 7, 16, 17 en 26 van haar voorwaarden, zoals tussen partijen is overeengekomen namelijk een vergoeding voor haar werkzaamheden, zodat niet terug hoeft te worden gevallen op het wettelijke vangnet van artikel 7:411 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.12.
[gedaagde] is dus niet de recovery fee verschuldigd over het totale bedrag dat geïncasseerd zou kunnen worden, maar gelet op artikel 26 van de voorwaarden van [eiseres] wel over het bedrag dat wel is ontvangen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [A] en [B] wat betreft alle vier de titels voor in totaal € 7.500,00 hebben geschikt. [gedaagde] gaat ervan uit dat [A] dit bedrag heeft ontvangen, want hij heeft geen ander bericht ontvangen van [A] . Daarom moet [gedaagde] over dit bedrag de recovery fee betalen. Gelet op artikel 26 komt dit neer op 5% van € 7.500,00. [gedaagde] moet daarom € 375,00 betalen. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.13.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Aangezien een totaalbedrag van € 375,00 wordt toegewezen, zullen de buitengerechtelijke kosten in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten hierover worden berekend. Een bedrag van € 56,25 wordt daarom toegewezen.
3.14.
[eiseres] vordert de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiseres] deze kosten al daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt reeds daarom afgewezen.
Contractuele rente
3.15.
[gedaagde] is met ingang van 13 januari 2022 in verzuim met betaling van het bedrag van € 375,00. [eiseres] vordert daarom op grond van artikel 30 van haar voorwaarden contractuele rente van 1% per maand. [gedaagde] betwist de contractuele rente en vindt de contractuele rente buitensporig. Zoals onder punt 3.2. is toegelicht zijn de voorwaarden van [eiseres] van toepassing op de overeenkomst. [gedaagde] heeft de toepasselijkheid van de voorwaarden van [eiseres] niet betwist en ook niet onderbouwd waarom de contractuele rente buitensporig zou zijn. [gedaagde] is op grond van artikel 30 van de voorwaarden van [eiseres] de contractuele rente van 1% per maand verschuldigd. De contractuele rente wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Conclusie
3.16.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- buitengerechtelijke incassokosten
375,00
56,25
- contractuele rente
p.m.
+
Totaal
431,25
Proceskosten
3.17.
[eiseres] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de kosten worden veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen kosten moet dragen en de proceskosten inclusief nakosten van [gedaagde] aan hem moet betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 542,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 271,00) en € 135,00 nakosten, dus in totaal € 677,00. In de omstandigheid dat [gedaagde] op 26 mei 2023, dus vóór het betekenen van de dagvaarding op 20 juni 2023, [eiseres] over de inhoud van de tussen [A] en [B] getroffen schikking heeft geïnformeerd, ziet de kantonrechter geen aanleiding om [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen. De stelling van [gedaagde] dat een procedure onnodig was en daarom nodeloos kosten zijn gemaakt en daarom [eiseres] in de kosten moet worden veroordeeld, behoeft gelet op het voormelde geen bespreking.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.18.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door [eiseres] ten aanzien van de hoofdsom en buitengerechtelijke kosten en door [gedaagde] ten aanzien van de proceskosten is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
In reconventie
3.19.
[gedaagde] stelt dat hij de facturen van 26 januari 2021 van € 60,00 respectievelijk van 7 december 2021 van € 241,44 onverschuldigd heeft betaald, omdat [eiseres] op 10 juni 2020 al op de hoogte was van de schikking en omdat hij geen opdracht heeft gegeven voor de bankbevraging op 29 januari 2021. [eiseres] stelt dat [gedaagde] over deze facturen niet heeft geklaagd, de opdracht nog niet was geëindigd en dat zij op grond van de opdracht gerechtigd was om de bankbevraging te doen. De kantonrechter overweegt als volgt.
Factuur van 26 januari 2021
3.20.
Op de factuur van 26 januari 2021 heeft [eiseres] een honorarium van € 60,00 exclusief btw in rekening gebracht over de periode van 2 juni 2020 tot en met 26 januari 2021. Zoals onder punt 3.2. is toegelicht zijn de vooraarden van [eiseres] van toepassing op de overeenkomst. Op grond van artikel 14 van de voorwaarden van [eiseres] is [gedaagde] met ingang van de zevende maand een maandelijks honorarium van € 10,00 verschuldigd. Tijdens de mondelinge behandeling waren [eiseres] en [gedaagde] het er over eens dat op 8 december 2021 de opdracht is geëindigd. Tot 8 december 2021 is [gedaagde] op grond van artikel 14 van de voorwaarden daarom vorenbedoeld honorarium verschuldigd.
3.21.
[gedaagde] ’s standpunt dat hij geen honorarium verschuldigd is omdat [eiseres] op 10 juni 2020 al op de hoogte was van de schikking treft geen doel. Nergens blijkt uit dat [eiseres] op 10 juni 2020 al op de hoogte was van de schikking. [gedaagde] heeft [eiseres] enkel op de hoogte gesteld van schikkingsonderhandelingen. Pas op 8 december 2021 [3] laat [gedaagde] weten dat [A] en [B] er onderling zijn uitgekomen. Het honorarium van € 60,00 over de periode van 2 juni 2020 tot en met 26 januari 2021 is op grond van artikel 14 van de voorwaarden van [eiseres] terecht door [eiseres] in rekening gebracht en de vordering van [gedaagde] op grond van onverschuldigde betaling wordt daarom afgewezen.
Factuur van 7 december 2021
3.22.
Op de factuur van 7 december 2021 heeft [eiseres] een honorarium van € 133,10 inclusief btw in rekening gebracht voor de periode van 26 januari 2021 tot en met 7 december 2021. Ook heeft [eiseres] informatiekosten van € 108,34 inclusief btw in rekening gebracht voor het raadplegen van het basisregister van personen en het verkrijgen van verhaalsinformatie van banken. Zoals onder punt 3.20. toegelicht is [gedaagde] het honorarium tot 8 december 2021 verschuldigd. Dit deel van de factuur heeft [gedaagde] dan ook niet onverschuldigd betaald.
3.23.
Ook de informatiekosten heeft [gedaagde] niet onverschuldigd betaald. [gedaagde] stelt dat hij geen opdracht heeft gegeven voor de bankbevragingen, maar [eiseres] heeft aangevoerd dat de opdracht nog niet was geëindigd en zij op grond van artikel 2 van haar voorwaarden op zoek
moetnaar verhaalsmogelijkheden en dat voormelde werkzaamheden daaronder vallen. Dit heeft zij daarom gedaan. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseres] had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling nader toe te lichten. Dit heeft hij niet gedaan. [gedaagde] heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie leiden dat hij de factuur onverschuldigd heeft betaald. [eiseres] was gerechtigd om in het kader van de opdracht de bankbevragingen te doen en [gedaagde] is de daarvoor in rekening gebrachte kosten aan [eiseres] verschuldigd. De vordering van [gedaagde] op grond van onverschuldigde betaling wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
3.24.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen kosten moet dragen en de proceskosten van [eiseres] aan haar moet betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] begroot op € 80,00 aan salaris gemachtigde (2,00 punten × € 80,00 × factor 0,5 wegens de samenhang tussen de vorderingen en stellingen in conventie en reconventie) en € 40,00 aan nakosten, dus in totaal € 120,00.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.25.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door [eiseres] is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 431,25, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand over € 375,00, met ingang van 13 januari 2022, tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten; zij moet aan [gedaagde] zijn proceskosten van € 677,00 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna aan haar wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
4.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; hij moet aan [eiseres] haar proceskosten van € 120,00 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna aan hem wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op
7 februari 2024.

Voetnoten

1.Zie onder 16 van de conclusie van antwoord in reconventie en productie 29 van [eiseres] .
2.Zie het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981 (ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
3.Zie productie 17 van [eiseres] .