ECLI:NL:RBMNE:2024:555

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
16-295076-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor zware mishandeling na slaan met klauwhamer

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 november 2022 in Utrecht met een klauwhamer op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk de dood van het slachtoffer wilde veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte slechts eenmaal met de klauwhamer had geslagen en er onvoldoende bewijs was dat dit met de intentie was om het slachtoffer te doden. De rechtbank heeft echter wel de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard, omdat de verdachte met kracht had geslagen, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte zich had kunnen onttrekken aan de situatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer voor de duur van twee jaar. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 3.236,61 toegewezen gekregen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/295076-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat, mr. A.M.R. van Ginneken, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 12 november 2022 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door die [slachtoffer] meermalen met een klauwhamer tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan.
subsidiair
op 12 november 2022 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer] meermalen met een klauwhamer tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 januari 2024:
Ik heb op 12 november 2022 in Utrecht [slachtoffer] eenmaal op zijn hoofd geslagen met een klauwhamer.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer]
van 12 november 2022, genummerd PL0900-2022337135-4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De buurman (de rechtbank begrijpt: verdachte) sloeg met de hamer tegen mijn hoofd. [1]
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] door de rechter-commissaris, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) haalde de hamer uit en sloeg tegen het hoofd van [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). [2] [verdachte] heeft de hamer heel snel tevoorschijn
heeft gehaald en heeft heel snel geslagen. Het ging heel snel. [3]
Een geschrift in de zin van artikel 344 lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring van het St. Antonius ziekenhuis van 21 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
Op 12 november 2022 is de heer [slachtoffer] op de SEH geweest naar aanleiding van een mishandeling en werd het onderstaande letsel geconstateerd. [4] Behaarde hoofdhuid links pariëtaal een wond a 6 cm met afstaande wondranden, diepe wond. [5] Hechten hoofdwond met 7x losse transcutane hechtingen. [6]
Bewijs- en vrijspraakoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte éénmaal met een klauwhamer heeft geslagen op het hoofd van aangever. Verdachte heeft aangever geraakt aan de linkerzijde van de achterkant van zijn hoofd (pariëtaal). Dit heeft geleid tot een diepe hoofdwond bij aangever van 6 centimeter die gehecht moest worden met 7 hechtingen. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] (dat met snelheid werd geslagen) in combinatie met de medische gegevens (sprake van een diepe wond) leidt de rechtbank af dat verdachte met kracht heeft geslagen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte strafrechtelijk gekwalificeerd moet worden.
Vrijspraak poging tot doodslag
De rechtbank komt tot het oordeel dat het handelen van verdachte niet kwalificeert als een poging tot doodslag. Poging tot doodslag vereist opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van het slachtoffer. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de bewuste bedoeling had om aangever van om het leven te brengen (vol opzet). Van voorwaardelijk opzet is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de dood zal intreden. De vraag of verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat aangever zou komen te overlijden, beantwoordt de rechtbank ontkennend. Daarbij is van belang dat de rechtbank ‘slechts’ bewijs ziet voor eenmalig slaan met een klauwhamer op het hoofd van aangever. Er is bewijs dat hij dit met kracht heeft gedaan, maar over de intensiteit daarvan is weinig bekend. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het slaan met een hamer op het hoofd weliswaar niet zonder risico’s is, maar dat een enkele klap op het hoofd niet zonder meer levensbedreigend is. Uit de beschikbare medische gegevens leidt de rechtbank ook niet af dat verdachte het slachtoffer op een kwetsbare plek op het hoofd heeft geslagen.
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Bij poging tot zware mishandeling moet het vereiste opzet gericht zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de bewuste bedoeling had om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (vol opzet). Van voorwaardelijke opzet is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank sprake. Door met een zekere kracht met een klauwhamer, een zwaar en hard voorwerp, op het hoofd slaan heeft verdachte een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid (aanmerkelijke kans) op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan hoofd, en/of de hersenen in het leven geroepen. Daarbij kan gedacht worden aan ernstige breuken van de schedel, bloedingen onder de schedel of ander hersenletsel. Verdachte moet zich daarvan, net als ieder ander weldenkend mens, bewust zijn geweest. Door desondanks te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg bewust aanvaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair
op 12 november 2022 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer] met kracht met een klauwhamer op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

6.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Verdachte zag zich geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich moest verdedigen. Verdachte werd vastgehouden door het slachtoffer en heeft eenmaal met zijn klauwhamer geslagen om uit deze greep los te komen. Deze reactie voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte kan geen geslaagd beroep doen op noodweer omdat geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding zoals door de verdediging gesteld: hij werd niet vastgehouden door het slachtoffer. Het slachtoffer heeft verdachte weliswaar een duw gegeven, maar die aanranding was niet wederrechtelijk omdat verdachte de woning van het slachtoffer in wilde gaan. Bovendien slaagt het beroep op noodweer niet omdat verdachte zich aan de aanranding had kunnen en moeten onttrekken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Een beroep op noodweer slaagt indien aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die was gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is.
Het beroep op noodweer slaagt in dit geval niet omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden was. De verklaring van verdachte dat hij werd vastgehouden door aangever vindt namelijk geen steun in andere bewijsmiddelen. Uit de verklaringen van het slachtoffer, zijn broertje [getuige 2] en getuige [getuige 1] maakt de rechtbank op dat de volgende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden.
Verdachte is naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft bij de voordeur een gesprek met het broertje van het slachtoffer, [getuige 2] , gehad. Het slachtoffer heeft dit gesprek gehoord en is vervolgens naar de voordeur gekomen. Na een woordenwisseling heeft het slachtoffer verdachte geduwd. Hierop heeft verdachte een klauwhamer uit zijn broeksband gepakt en met de klauwhamer het slachtoffer op het hoofd geslagen.
Ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding
De gedraging van het slachtoffer, het geven van een duw aan verdachte, kan gekwalificeerd worden als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte. Uit het dossier is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat verdachte daadwerkelijk het huis van het slachtoffer binnen wilde gaan en dat het slachtoffer gerechtigd was tot het geven van een duw.
Geen verdediging geboden en onttrekkingsvereiste
Er was echter geen verdediging geboden tegen de aanranding. Verdachte kon zich immers eenvoudig aan de aanranding onttrekken. Hij stond voor de voordeur van het slachtoffer en er stond niets of niemand achter hem. Bovendien is niet gebleken van meer geweldshandelingen vanuit het slachtoffer, zijn broertje of anderen of dreiging daarvan op dat moment. Gelet op al deze omstandigheden kon van verdachte worden gevergd dat hij zich aan de situatie zou onttrekken.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De verdediging heeft ook een beroep gedaan op noodweerexces. De rechtbank verwerpt dat beroep omdat er, zoals onder 6.3 overwogen, geen sprake was van een noodweersituatie.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren
- een 38v-maatregel inhoudende een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 2 jaren, met 3 dagen vervangende hechtenis per overtreding tot een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft gevorderd de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een eventuele gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen en die te combineren met een taakstraf van 240 uren. In het geval de rechtbank wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, wordt verzocht om aan te sluiten bij de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 januari 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:2), waar 24 maanden gevangenisstraf waarvan 12 maanden voorwaardelijk is opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte is naar het huis van zijn achterburen gegaan naar aanleiding van een voorval waarbij hij het slachtoffer zou hebben gefilmd. Voordat verdachte hierheen ging heeft hij bewust een klauwhamer gepakt en deze in zijn broeksband gestopt, zodat die voor anderen niet te zien was. Toen verdachte eenmaal voor de deur van zijn achterburen stond, ging het al snel mis. Na een woordenwisseling en een duw van het slachtoffer heeft verdachte de klauwhamer gebruikt om aangever op het hoofd te slaan. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer een flinke hoofdwond toegebracht. Dat deze gebeurtenis forse impact heeft gehad op het slachtoffer en gevoelens van angst heeft veroorzaakt, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van 13 december 2023, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van 10 mei 2023 van Reclassering Nederland, uitgebracht door L.E. van Roon, reclasseringswerker. Uit dit advies volgt dat de reclassering vanwege een laag recidiverisico en het ontbreken van duidelijk aanwijsbare risicofactoren geen interventies adviseert. De reclassering geeft in het advies aan dat verdachte, indien hij voor langere tijd wordt gedetineerd, alle stabiliteit die hij momenteel in zijn leven heeft zal kunnen verliezen. Ook op de terechtzitting is gebleken dat verdachte zijn leven op orde heeft. Verdachte werkt als ZZP’er en heeft recentelijk een overeenkomst van opdracht getekend voor de duur van een jaar. Momenteel draagt verdachte als kostwinner zorg voor zijn gezin en de betaling van de hypotheek. Uit het dossier volgt voorts dat verdachte vanaf het eerste contact met de politie spijt van zijn handelen heeft betuigd.
De straf
Gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS als uitgangspunt genomen. Voor een zware mishandeling bestaande uit het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Dat het in dit geval gaat om een poging betrekt de rechtbank daarbij in strafverminderende zin.
De rechtbank weegt verder in strafverminderende zin mee dat het gaat om een eenmalig incident en dat, zoals hiervoor overwogen, verdachte zijn leven verder op orde heeft. Verdachte heeft voor dit feit al 48 dagen in voorarrest gezeten en heeft daarvan dus de gevolgen ondervonden. Ook heeft verdachte zich gehouden aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden en zijn er geen aanwijzingen dat verdachte na het bewezen verklaarde opnieuw de confrontatie heeft opgezocht met aangever. Tot slot houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat ook verdachte letsel heeft opgelopen als gevolg van de confrontatie. Na de slag met de klauwhamer heeft het slachtoffer een mes uit zijn woning gepakt. Vervolgens is een gevecht ontstaan, waarbij verdachte eenmaal met dat mes in zijn schouder is gestoken.
Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat het passend en geboden is om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten en een taakstraf voor de duur van 180 uren. Dit betekent dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al heeft uitgezeten in voorarrest en niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie (poging tot zware mishandeling en niet poging tot doodslag) en legt dus een lagere straf op dan geëist.
De vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte opleggen een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contactverbod met het slachtoffer.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaren. Per overtreding van het contactverbod kan 14 dagen vervangende hechtenis worden opgelegd, tot een maximum van in totaal 6 maanden. De rechtbank kiest voor deze duur van vervangende hechtenis om de rechter-commissaris de gelegenheid te bieden maatwerk te leveren in geval van herhaalde overtredingen.
De rechtbank acht het niet noodzakelijk dat deze maatregel, zoals gevorderd door de officier van justitie, dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte zich na het bewezen verklaarde belastend heeft gedragen ten opzichte van het slachtoffer. De reclassering schat het recidive risico bovendien als laag in en heeft ook niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel geadviseerd.
De voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij eindvonnis gevorderd. De rechtbank overweegt dat verdachte reeds 48 dagen in voorarrest heeft gezeten en dat daarmee het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf is uitgezeten. De rechtbank zal om die reden het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.149,-. Dit bedrag bestaat uit € 3.649,- materiële schade en € 3.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder het ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen,
te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht om de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren nu deze slechts één werkdag voor de zitting is ingediend. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren voor zover die ziet op de schadeposten eigen risico 2024, parkeerkosten, matras, deurbel en de contributies. Voor wat betreft het eigen risico 2024 omdat de EMDR-therapie al eerder gevolgd had kunnen worden. Voor het matras en de deurbel vanwege het ontbreken van een causaal verband en voor de contributies omdat niet is gebleken dat aangever niet kon sporten of fitnessen. Ook heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het eigen aandeel van de benadeelde partij in het ontstaan van de schade. Zij meent om die reden dat verdachte niet aansprakelijk is voor de kosten voor de fysiotherapie. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat de aangehaalde uitspraken niet vergelijkbaar zijn en verzoekt zij de schade vast te stellen op een bedrag van € 750,-.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid van de vordering
De rechtbank overweegt dat artikel 51g lid 3 van het Wetboek van Strafrecht voorschrijft dat de benadeelde partij tot aan het requisitoir door de officier van justitie een vordering kan indienen. Hoewel het zeer wenselijk is als een vordering, zeker indien deze uit meerdere (uitgebreide) schadeposten bestaat, eerder dan één werkdag voorafgaand de zitting wordt ingediend, zal de rechtbank de benadeelde partij niet vanwege het late indienen in het geheel niet-ontvankelijk verklaren. De datum van indiening heeft er immers niet toe geleid dat er geen inhoudelijk debat heeft kunnen plaatsvinden over de vordering.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft materiële schade voor een totaalbedrag van € 7.149,- gevorderd, bestaande uit:
( a) zorgverzekeringen
i. eigen risico 2022 (€ 188,99)
ii. eigen risico 2023 (€ 385,-)
iii. eigen risico 2024 (€ 385,-)
  • b) fysiotherapeut (€ 1.080,-)
  • c) medicatie (€ 50,-)
  • d) reis- en parkeerkosten
i. fysiotherapeut ( € 348,84)
ii. advocaat (€ 80,43)
iii. St. Antonius ziekenhuis (€ 35,74)
iv. huisarts (€ 8,55)
v. psycholoog (€ 23,11)
( e) kosten opvragen medische gegevens
i. St. Antonius ziekenhuis (€ 65,-)
ii. huisarts (€ 101,52)
iii. psycholoog (€ 98,85)
  • f) kleding en schoeisel (€ 144,85)
  • g) matras (€ 254,15)
  • h) ringdeurbel (€ 189,-)
  • i) contributies
i. voetbalcontributie (€ 135,-)
ii. sportschool (€ 74,97)
Voor wat betreft de schadepost onder c, e en f is de rechtbank van oordeel dat dit rechtstreekse schade betreft. Deze schade is onderbouwd, niet betwist en de schade komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal deze gevorderde schade toewijzen.
Schadepost (a) zorgverzekeringen
i. eigen risico 2022 (€ 188,99)
ii. eigen risico 2023 (€ 385,-)
De schade voor het eigen risico 2022 en 2023 komt voor vergoeding in aanmerking nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende is komen vast te staan dat dit rechtstreekse schade is als gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze schadeposten toewijzen.
iii. eigen risico 2024 (€ 385,-)
De rechtbank overweegt dat toekomstige schade vergoed kan worden indien in voldoende mate zeker is dat die schade zich zal verwezenlijken. Uit de vordering en de medische stukken volgt niet duidelijk dat in 2024 de EMDR-therapie zal plaatsvinden. Uit informatie van de psycholoog volgt immers dat EMDR-therapie tot nu toe niet heeft kunnen plaatsvinden omdat het trauma nog te prominent aanwezig is. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet zeker dat deze schade zich (in 2024) zal verwezenlijken. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre dan ook niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadepost (b) fysiotherapeut
Om te kunnen beoordelen of deze gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde eenmalige slaan met een hamer op het hoofd, heeft de rechtbank meer informatie nodig. Uit het dossier valt af te leiden dat ook na het bewezen verklaarde nog geweldshandelingen over en weer hebben plaatsgevonden. Voor de rechtbank is niet eenvoudig vast te stellen welke geweldshandeling(en) de klachten, waarvoor fysiotherapie noodzakelijk is (geweest), heeft/hebben veroorzaakt. Dit bemoeilijkt ook beantwoording van de vraag of daarbij sprake is geweest van eigen schuld van de benadeelde partij, zoals door de verdediging is aangevoerd. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor wat betreft deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadepost (d) reis- en parkeerkosten
i. fysiotherapeut ( € 348,84)
In navolging van hetgeen onder schadepost (b) fysiotherapeut is overwogen, zal de rechtbank de benadeelde partij voor wat betreft de reis- en parkeerkosten bij de fysiotherapeut niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
ii. advocaat (€ 80,43)
iii. St. Antonius ziekenhuis (€ 35,74)
iv. huisarts (€ 8,55)
v. psycholoog (€ 23,11)
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde. Dat deze kosten niet zijn onderbouwd met bonnetjes doet daar niet aan af. De schadeposten zijn onderbouwd met kilometerafstanden en data. De data voor wat betreft het St. Antonius ziekenhuis, de huisarts en de psycholoog komen deels overeen met data genoemd in de medische stukken en het is ook redelijk dat deze kosten zijn gemaakt. De rechtbank zal de dit deel van de vordering toewijzen tot een bedrag van € 67,40. De reiskosten naar de advocaat merkt de rechtbank aan als proceskosten en wijst deze als zodanig toe.
Schadepost (g) matras en schadepost (h) ringdeurbel
Naar het oordeel van de rechtbank is, in het licht van het verweer van de verdediging, onvoldoende komen vast te staan dat deze kosten in rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadepost (i) contributies
i. voetbalcontributie (€ 135,-)
De rechtbank is van oordeel dat het niet gebruik kunnen maken van de al betaalde voetbalcontributie rechtstreekse schade is die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal om die reden het bedrag van € 135,- toewijzen.
ii. sportschool (€ 74,97)
De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat de kosten van het sportschoolabonnement in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het sportschoolabonnement niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde letsel heeft opgelopen. Dit letsel vormt grondslag voor toewijzing van gevorderde immateriële schade. Het letsel bestond uit een diepe wond die gehecht moest worden. Voorts is gebleken dat benadeelde partij naar aanleiding van de aanval van verdachte is gediagnosticeerd met PTSS en gesprekken met een psycholoog heeft gevoerd in verband met dit psychische letsel. Gelet op de uit het dossier gebleken feiten en omstandigheden en toekenning van schadevergoedingen in vergelijkbare zaken, vindt de rechtbank toewijzing tot een bedrag van € 2.000,- billijk.
Conclusie
De rechtbank zal gelet op het voorgaande verdachte veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.236,61, bestaande uit een vergoeding van € 1.236,61 voor materiële schade (€ 50,- + € 65,- + € 101,52 + € 98,85 + € 144,85 + € 188,99 + € 385,- + € 67,40 + € 135,-) en een vergoeding van € 2.000,- voor immateriële schade. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, op dit moment begroot op € 80,43.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.236,61, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 42 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De wettelijke rente wordt berekend vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum per schadepost tot aan de dag van volledige betaling:
  • schadepost (a) verzekeringen: over een bedrag van € 573,99 vanaf 26 mei 2023;
  • schadepost (c) medicatie: over een bedrag van € 50 vanaf 19 januari 2024;
  • schadepost (d) reis- en parkeerkosten:
o St. Antonius ziekenhuis: over een bedrag van € 35,74 vanaf 3 maart 2024;
o huisarts: over een bedrag van € 8,55 vanaf 12 mei 2023;
o psycholoog: over een bedrag van € 23,11 vanaf 26 september 2023;
- schadepost (e) opvragen medische gegevens:
o St. Antonius ziekenhuis: over een bedrag van € 65,- vanaf 5 april 2023;
o huisarts: over een bedrag van € 101,52 vanaf 13 maart 2023;
o psycholoog: over een bedrag van € 98,85 vanaf 20 oktober 2023;
  • schadepost (f) kleding en schoeisel: over een bedrag van € 144,85 vanaf 19 januari 2024;
  • schadepost (i) contributies: over een bedrag van € 135,- vanaf 12 november 2022;
  • immateriële schade: over een bedrag van € 2.000,- vanaf 12 november 2022.
Voor de vaststelling van de aanvangsdatum per schadepost is aangesloten bij de betaaldata van de facturen en in het geval van de reis- en parkeerkosten bij de laatste reisdatum. Indien onduidelijk is wanneer de kosten zijn betaald, is gekozen voor de datum van indiening van de vordering.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, (48 dagen) bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 102 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt een proeftijd van 2 jaren vast;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar:
- beveelt dat verdachte zich
onthoudt van (direct en indirect) contactmet [slachtoffer] (geboortedatum: [geboortedatum 2] -1995);
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 14 dagen hechtenis tot een maximum van zes maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.236,61;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] ;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 80,43 (reiskosten naar advocaat);
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.236,61 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, bij niet betaling aan te vullen met 42 dagen gijzeling;
  • de wettelijke rente wordt berekend vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum per schadepost tot aan de dag van volledige betaling:
  • schadepost (a) verzekeringen: over een bedrag van € 573,99 vanaf 26 mei 2023;
  • schadepost (c) medicatie: over een bedrag van € 50,- vanaf 19 januari 2024;
  • schadepost (d) reis- en parkeerkosten:
- St. Antonius ziekenhuis: over een bedrag van € 35,74 vanaf 3 maart 2024;
- huisarts: over een bedrag van € 8,55 vanaf 12 mei 2023;
- psycholoog: over een bedrag van € 23,11 vanaf 26 september 2023;
- schadepost (e) opvragen medische gegevens:
- St. Antonius ziekenhuis: over een bedrag van € 65,- vanaf 5 april 2023;
- huisarts: over een bedrag van € 101,52 vanaf 13 maart 2023;
- psycholoog: over een bedrag van € 98,85 vanaf 20 oktober 2023;
  • schadepost (f) kleding en schoeisel: over een bedrag van € 144,85 vanaf 19 januari 2024;
  • schadepost (i) contributies: over een bedrag van € 135,- vanaf 12 november 2022;
  • immateriële schade: over een bedrag van € 2.000,- vanaf 12 november 2022.
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meerdere malen met kracht met een klauwhamer tegen/op het hoofd althans het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meerdere malen met kracht met een klauwhamer tegen/op het hoofd althans het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Pagina 20.
2.Pagina 3.
3.Pagina 6.
4.Pagina 1 van het digitale document genaamd Medische stukken, verstrekt door de benadeelde partij.
5.Pagina 2 van het digitale document genaamd Medische stukken, verstrekt door de benadeelde partij.
6.Pagina 3 van het digitale document genaamd Medische stukken, verstrekt door de benadeelde partij.