Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde poging tot moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling mocht komen - gepleit voor de oplegging van een straf conform het voorarrest, aangevuld met een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 20 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft getracht [slachtoffer] van het leven te beroven, door hem onverhoeds van achter op zijn hoofd te slaan met een hamer. Dat het letsel beperkt is gebleven en niet dodelijk was, is niet te danken aan het handelen van verdachte. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hoewel het de rechtbank niet duidelijk is geworden wat zich precies heeft afgespeeld in de dagen voorafgaand aan het incident, houdt de rechtbank er rekening mee dat het slachtoffer zelf ook een aandeel heeft gehad in de aanleiding van het conflict, al dan niet door verdachte te chanteren met naaktfoto’s en/of seksueel getinte video’s van zijn vrouw. Wat daar ook van zij, de (gewelddadige) reactie van verdachte daarop valt op geen enkele wijze te rechtvaardigen. Dat deze gebeurtenis forse impact heeft gehad op het slachtoffer en gevoelens van angst heeft veroorzaakt, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De rechtbank zal bij de bepaling van de straf echter wel, in strafmatigende zin, rekening houden met voornoemd (eigen) aandeel van het slachtoffer alsook met het (relatief geringe) fysieke letsel bij het slachtoffer - te weten een oppervlakkige wond en een hersenschudding - en met de relatief korte periode van herstel.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet recentelijk onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf en dat de reclassering het recidiverisico heeft ingeschat als laag. Voorts blijkt uit het reclasseringsrapport dat verdachte mede door zijn voorlopige hechtenis failliet is gegaan. In het verleden heeft de hulpverlening geen vat gekregen op de problematiek van verdachte vanwege zijn taalachterstand, de complexiteit van de problematiek en de voortdurende nieuwe incidenten in de woonomgeving van het gezin. Hierdoor zijn veel problemen nog niet opgelost, hetgeen verdachte kwetsbaar maakt voor misbruik en het ervaren van problematische situaties die opgelost moeten worden. De reclassering adviseert daarom bij een veroordeling als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling, een contactverbod met [getuige] en met het slachtoffer, het volgen van een cursus Nederlands, meewerken aan schuldhulpverlening alsook meewerken aan de voorwaarden van het Woonkansbeleid ten behoeve van herhuisvesting.
De rechtbank vindt het, in verband met de onderliggende problematiek van verdachte en het voorkomen van nieuwe incidenten, van belang dat aan verdachte voornoemde geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de primair ten laste gelegde poging tot moord valt de totale duur van de gevangenisstraf aanzienlijk lager uit dan de eis van de officier van justitie. Anderzijds komt deze aanzienlijk hoger uit dan het voorstel van de raadsman, nu de rechtbank tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging doodslag komt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.