5.3.Uit het verleningsbesluit volgt dat eiseres recht heeft op 48% van de werkelijk door haar gemaakt kosten voor de activiteiten. Artikel 4:46, derde lid, van de Awb bepaalt dat voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, de kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking worden genomen. Uit de Awb volgt dus dat het uitgangspunt bij een lagere vaststelling van de subsidie de werkelijke kosten zijn die eiseres voor de activiteiten heeft gemaakt. Het is vervolgens aan de minister om te bezien of die werkelijke kosten noodzakelijk waren.
6. De minister heeft, zoals hiervoor is uiteengezet, de werkelijke kosten niet als uitgangspunt voor de vaststelling genomen, maar zij heeft aan de hand van de resultaten een schatting van de volgens haar redelijke kosten gemaakt. De reden daarvoor is dat de minister het eindrapport van eiseres niet bruikbaar (genoeg) vindt. Zij heeft in het primaire besluit toegelicht dat er onregelmatigheden zijn geconstateerd in dat eindrapport en zij heeft haar bezwaren tegen dit rapport opgenomen in annex 1 bij het primaire besluit. Het eindrapport is goedgekeurd door [bedrijf 4] , maar de ADR heeft aanvankelijk geconcludeerd dat de minister niet kon vertrouwen op dit rapport. Weliswaar heeft de ADR het eindrapport inmiddels wel goedgekeurd, maar, zo heeft de minister in het bestreden besluit toegelicht, het rapport bevat een aantal niet subsidiabele kostenposten en kan daarom niet betrokken worden bij de vaststelling van de subsidie. Verder kan, volgens de minister, uit de goedkeuring van de accountant ook niet worden opgemaakt of er een evenwichtige verhouding tussen de kosten en geleverde prestaties bestaat.
7. De rechtbank volgt de minister niet in dit standpunt en oordeelt dat de minister de subsidie niet deugdelijk heeft vastgesteld door uit te gaan van een schatting van de redelijke kosten. De hoofdregel is immers dat de subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke kosten. Dat volgt, zoals hiervoor is toegelicht, niet alleen uit het verleningsbesluit, maar ook uit het hiervoor aangehaalde artikel 4:46 van de Awb. Eiseres mocht ervan uitgaan dat de werkelijk door haar gemaakte kosten leidend zouden zijn bij de subsidievaststelling. Het eindrapport dat eiseres heeft overgelegd, waarin zij deze werkelijke kosten heeft verantwoord, is voorzien van een goedkeuring van [bedrijf 4] . Het eindrapport van deze accountant is op verzoek van de minister gecontroleerd door de ADR. Na een review van het eindrapport op 9 november 2021, met kritische opmerkingen, heeft de ADR na een vervolg-review op 20 april 2022 expliciet aan de minister bericht dat de uitgevoerde controle voldoende basis voor de minister biedt om te kunnen steunen op de controleverklaring van [bedrijf 4] . De ADR beoordeelt de financiële eindverantwoording als betrouwbaar. Dat de goedkeuring van [bedrijf 4] niet inhoudt dat alle door eiseres opgevoerde kosten zonder meer subsidiabel zijn, is op zich juist, maar dat betekent niet dat dit goedgekeurde eindrapport terzijde kan worden geschoven en niet de basis kan vormen voor de subsidievaststelling. De minister heeft onvoldoende onderbouwd dat de kosten, waarvan zij vindt dat deze niet subsidiabel zijn, niet uit het eindrapport gehaald zouden kunnen worden en dat zij dus aangewezen zou zijn op een schatting van de redelijke kosten. De beroepsgrond van eiseres dat de minister ten onrechte is uitgegaan van een schatting in plaats van de werkelijke kosten, treft dan ook doel.
8. Dit betekent niet dat ook alle daadwerkelijk door eiseres gemaakte en door [bedrijf 4] goedgekeurde kosten voor subsidie in aanmerking komen. De minister mag de vaststelling corrigeren voor de kosten die geen onderdeel uitmaken van de subsidieverlening. Het gaat dan met name over de lumpsum bedragen die eiseres heeft opgevoerd en de kosten die zogenaamde ‘third partners’ hebben gemaakt. Deze ‘third partners’ zijn, volgens eiseres, partijen die een eigen belang hebben gehad om deel te nemen aan het project, maar die officieel geen deel uitmaken van het consortium. De minister mag echter uitgaan van de subsidiabele kosten zoals verwoord in paragraaf 3.2 van het beleidskader bij het Besluit vaststelling subsidieplafond en beleidsregels subsidiëring Subsidieregeling [...] call FDOV, waarin staat vermeld dat kosten gemaakt door derden, dat wil zeggen kosten die niet worden vergoed of betaald door projectpartners in het ppp, niet subsidiabel zijn.