4.4.Het tweede criterium waaraan moet zijn voldaan, is dat van de wederzijdse zorg. Deze zorg kan blijken uit een financiële verstrengeling tussen de betrokkenen die verder gaat dan alleen het delen van de met wonen samenhangende lasten. Als er weinig of geen financiële verstrengeling is, kunnen ook andere feiten en omstandigheden voldoende zijn om aan te nemen dat de betrokkenen in zorg voor elkaar voorzien. Daarbij moeten alle gebleken, niet van subjectieve aard zijnde feiten en omstandigheden worden betrokken.
Is sprake van een gezamenlijke huishouding?
5. Niet ter discussie staat dat eisers hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben. De vraag die partijen verdeeld houdt is of er ook sprake is van wederzijdse zorg.
6. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeksbevindingen neergelegd in de handhavingsrapportage uit 2023 een toereikende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat vanaf juli 2023 sprake is van wederzijdse zorg en dus van een gezamenlijke huishouding.
7. Uit de onderzoeksbevindingen uit 2023 blijkt dat eiseres per maand € 450,- aan eiser betaalt en dat zij gebruik kan maken van de gehele woning. Verder hebben eisers een gezamenlijke rekening voor de gezamenlijke boodschappen, helpt eiseres mee in het huishouden en de tuin en wordt er gezamenlijk gegeten. Eisers hebben verklaard dat het wisselend is hoe vaak ze samen eten en dat het eraan ligt hoe het uitkomt. Ieder heeft zijn eigen agenda maar eisers kennen elkaars agenda zodat ze op de hoogte zijn wie waar is. Verder blijkt uit de onderzoeksbevindingen dat eisers zowel gezamenlijk als alleen op bezoek gaan bij familie en kennissen en dat zij ook samen bezoek ontvangen. Eiseres gaat mee naar de verjaardagen van de kinderen/kleinkinderen van eiser en soms gaat zij er ook alleen heen. Kaarten naar gezamenlijke kring sturen zij eigenlijk altijd namens hen beiden. Ook is het meubilair in de woning van hen beiden en doen eisers gezamenlijke activiteiten. Zo gaan zij uit eten, naar een concert, naar de musical van een kleinkind van eiser en zijn zij al 3-4 keer met de caravan weggegaan. De rechtbank oordeelt dat de SvB op grond van deze onderzoeksbevindingen terecht heeft geconcludeerd dat er sprake is van wederzijdse zorg.
8. De onderzoeksbevindingen uit 2023 bieden evenwel onvoldoende grondslag voor de conclusie van de SvB dat er achteraf bezien vanaf 19 december 2019 – de datum van inschrijving van eiseres op het adres van eiser – sprake is van wederzijdse zorg en dus van een gezamenlijke huishouding.
9. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat de SvB op basis van de onderzoeksbevindingen in 2021 met het besluit van 7 mei 2021 heeft beslist dat eisers’ Aow niet verandert omdat sprake is van een commerciële relatie tussen eiser en eiseres. Uit de handhavingsrapportage uit 2021 blijkt dat voorafgaand aan dit besluit het dossier is voorgelegd aan juridische zaken. Juridische zaken komt (ook) tot de conclusie dat sprake is van een commerciële relatie en beantwoordt de vraag of de contacten van eiser en eiseres het zakelijke overschrijden ontkennend:
‘De contacten die ze hebben zijn marginaal en ook niet structureel. Dat meneer en mevrouw ooit eens samen naar een concert zijn gegaan (of willen gaan) of af en toe eens een ritje maken met de auto (om maar eens een voorbeeld te noemen), is iets anders dan dat ze structureel met elkaar eten of het huishouden doen.’
10. Ter zitting heeft de SvB verklaard dat de Aow met terugwerkende kracht is herzien omdat de SvB aanneemt dat het besluit van 7 mei 2021 is afgegeven omdat eisers in 2021 een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven. Daarbij speelt voor de SvB een belangrijke rol dat tijdens het handhavingsonderzoek in 2023 is gebleken dat eisers in 2019 geen melding hebben gemaakt van een gezamenlijke bankrekening. Verder heeft de SvB erop gewezen dat op p. 8 van de ‘checklist gezamenlijke huishouding’ van 28 juni 2023 (hierna: de checklist) staat dat situatie zoals in die checklist omschreven al zo is sinds eiseres bij eiser is ingetrokken.
11. De rechtbank oordeelt dat de SvB op basis van de onderzoekbevingen uit 2023 te makkelijk de conclusie heeft getrokken dat eisers in 2021 een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven. Bij lezing van de twee handhavingsrapportages komt veeleer een beeld naar voren van een proces wat er toe heeft geleid dat het contact tussen eisers in de loop der tijd is geïntensiveerd en dat zij meer samen zijn gaan doen. Dit beeld wordt bevestigd door wat in het verslag van de hoorzitting staat: ‘Als ik dat vergelijk met de situatie in 2023 dan lijkt de situatie toch anders. Betrokkene zegt dat dit natuurlijke een constant proces is, alles verandert. Het lijkt erop dat de situatie wat minder zakelijk geworden is, wat meer vermengt is. Betrokkene zegt dat je niet alles kan vastleggen in een contract.’
De rechtbank is van oordeel dat de SvB onvoldoende heeft onderzocht hoe de feiten en omstandigheden wellicht geleidelijk en in de loop van de tijd zijn gewijzigd. Daarbij had het – gezien de eerdere vaststelling in 2021 dat tussen eisers sprake is van een commerciële relatie – op de weg van de SvB gelegen om expliciet vragen te stellen over de ontwikkelingen sinds 2021 en eisers de gelegenheid te geven om in te gaan op de verschillen tussen de situatie in 2021 en 2023. Dat geldt te meer omdat een herziening met terugwerkende kracht stevige financiële gevolgen heeft voor eisers.
Dat op p. 8 van de checklist is ingevuld dat de situatie zoals daarvoor omschreven vanaf 19 december 2019 bestaat, acht de rechtbank onvoldoende voor de vergaande conclusie dat eisers in 2021 een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven. Immers, het gaat om een behoorlijk uitgebreide checklist, waarin wordt gevraagd naar allerlei uiteenlopende details over het samenwonen. Kennelijk acht de SvB het niet nodig om per vraag te checken sinds wanneer de situatie is zoals omschreven, maar de rechtbank acht het onzorgvuldig om dan wel op basis van één controlevraag (die volgens eisers als slotstuk van een lang gesprek wordt gesteld) te concluderen dat eisers achteraf bezien in 2021 een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven over alle details die afwijken van de handhavingsrapportage uit 2021.
12. Verder heeft de SvB onvoldoende gemotiveerd waarom de gezamenlijke bankrekening zo zwaar weegt dat op basis daarvan alsnog vanaf 19 december 2019 een gezamenlijke huishouding wordt aangenomen. Daarbij is van belang dat de SvB de feiten en omstandigheden waarover eisers in 2021 hebben verklaard – zoals opgetekend in de handhavingsrapportage uit 2021 – al heeft beoordeeld en op basis daarvan de conclusie heeft getrokken dat sprake was van een commerciële relatie. Het enkele feit dat eisers een gezamenlijke rekening hebben voor het doen van boodschappen acht de rechtbank onvoldoende om alsnog financiële verstrengeling c.q. een gezamenlijke huishouding aannemelijk te achten. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eisers hebben verklaard dat zij de overige persoonlijke boodschappen zelf aanschaffen/betalen en dat ook de rest van de financiën gescheiden is. Van een financiële verstrengeling die verder gaat dan alleen het delen van de met de woning samenhangende lasten is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
12. Uit het voorgaande volgt dat de onderzoeksbevindingen uit 2023 een onvoldoende grondslag bieden voor het standpunt van de SvB dat er vanaf 19 december 2019 sprake is van een gezamenlijke huishouding. Van een schending van de inlichtingenplicht vanaf dat moment is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.