ECLI:NL:RBMNE:2024:5446

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/677
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om aanpassing hoge eigen bijdrage zorg Wlz

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 26 juli 2024, wordt het bezwaar van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar verzoek om aanpassing van de hoge eigen bijdrage zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) behandeld. Eiseres had op 30 augustus 2023 een verzoek ingediend om de hoge eigen bijdrage over 2022 aan te passen, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. Eiseres maakte op 7 november 2023 bezwaar, maar verweerder verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Eiseres voerde aan dat zij een geldige reden had voor de termijnoverschrijding, omdat zij pas na ontvangst van een factuur op 20 oktober 2023 duidelijkheid had over haar situatie.

De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet aan eiseres kan worden toegerekend, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank wijst erop dat eiseres en haar gemachtigde te maken hadden met besluitvorming van verschillende instanties en dat de communicatie tussen deze instanties niet optimaal was. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiseres inhoudelijk beoordeeld moet worden en dat verweerder het gebrek in het bestreden besluit moet herstellen. De rechtbank geeft verweerder zes weken de tijd om dit te doen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

De rechtbank benadrukt dat de beslissing van verweerder niet deugdelijk gemotiveerd was en in strijd met de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres heeft recht op een zorgvuldige behandeling van haar bezwaar, en de rechtbank stelt dat de gemaakte termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank houdt rekening met de beperkte kennis van de gemachtigde en de ingewikkelde materie, en concludeert dat het bezwaar niet onterecht niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/677-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: E.L. Soenarto),
en

CAK, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Römer en mr. R. Usmany).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om voorlopige aanpassing van de hoge eigen bijdrage over 2022 voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Eiseres heeft op 7 november 2023 bezwaar gemaakt. In een telefoongesprek met verweerder heeft eiseres op 4 januari 2024 toegelicht waarom het bezwaar te laat is ingediend.
Bij besluit van 19 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk. Volgens verweerder heeft eiseres zonder geldige reden te laat bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2024. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan het bestreden besluit vooraf ging
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft gesteld dat zij zorg ontvangt op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Vanaf december 2021 is haar woonsituatie gewijzigd: eiseres is na een opname naar het verzorgingstehuis gegaan. Deze wijziging in de woonsituatie is niet direct bij alle betrokken instanties (SVB, Zorgkantoor en verweerder) doorgevoerd. Daardoor heeft eiseres in de periode van december 2021 tot en met januari 2023 ten onrechte nog een AIO-aanvulling ontvangen. De AIO-aanvulling is per januari 2023 door de SVB stopgezet en de vanaf december 2021 te veel betaalde AIO-aanvulling van € 4.922,18 is teruggevorderd.
Verweerder heeft de hoge eigen bijdrage over december 2021 tot en met januari 2023 gebaseerd op het destijds bekende inkomen van eiseres (inclusief AIO-aanvulling). Eiseres heeft verweerder verzocht om voorlopige wijziging van de hoge eigen bijdrage over 2023. In het besluit van 14 augustus 2023 heeft verweerder dat verzoek toegewezen. Met de factuur van 20 oktober 2023 heeft verweerder de eigen bijdrage over 2023 per maand gecorrigeerd.
Op 21 augustus 2023 heeft eiseres gevraagd om aanpassing van de hoge eigen bijdrage over 2022. Deze aanvraag heeft verweerder op 30 augustus 2023 afgewezen, omdat een verzoek tot aanpassing van de eigen bijdrage tot 4 maanden na de datum van de beschikking dan wel het jaar waarop de beschikking betrekking heeft gedaan kan worden. Eiseres heeft op 7 november 2023 hiertegen bezwaar gemaakt. Op verzoek van verweerder heeft eiseres op 4 januari 2024 telefonisch toegelicht waarom zij zo laat bezwaar heeft gemaakt.
Bestreden besluit en beroepsgronden
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres volgens verweerder geen geldige reden had om te laat bezwaar te maken.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij een geldige reden heeft gehad om later bezwaar te maken. Zij heeft gewacht totdat zij met de factuur van 20 oktober 2023 een definitieve wijziging van de eigen bijdrage 2023 toegewezen kreeg. Toen was het eiseres duidelijk dat zij haar verzoek kon onderbouwen met de correctie van de AIO-aanvulling vanuit de SVB in plaats van met de jaaropgave over 2022 (waarop het onjuiste inkomen inclusief AIO-aanvulling nog vermeld stond). De gemachtigde van eiseres heeft in beroep en ter zitting verzocht hierbij rekening te houden met zijn beperkte kennis, het ontbreken van communicatie tussen de verschillende instanties, de ingewikkelde materie en de onduidelijke informatievoorziening. Hij is de kleinzoon van eiseres en helpt haar door haar administratie te verzorgen, naast zijn eigen werk en gezin.
Beoordeling rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres op 7 november 2023 te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 30 augustus 2023. In geschil is de vraag of eiseres een geldige reden heeft gehad om te laat bezwaar te maken. [1] Als dat het geval is, kan verweerder het bezwaar niet niet-ontvankelijk verklaren maar moet het inhoudelijk beoordeeld worden.
5. De rechtbank oordeelt dat, rekening houdende met de bijzondere omstandigheden van dit geval, de termijnoverschrijding niet aan eiseres kan worden toegerekend. De rechtbank volgt hierbij een op dit individuele geval gerichte, contextuele benadering [2] en houdt rekening met de volgende omstandigheden. Eiseres, althans haar gemachtigde, is geconfronteerd met besluitvorming van verschillende instanties. In het besluit van 14 augustus 2023, waarin de voorlopige wijziging van de hoge eigen bijdrage over 2023 is toegekend, wordt vermeld dat eiseres nog een beschikking en factuur ontvangt met de aangepaste gegevens. In de factuur van 20 oktober 2023 is de eigen bijdrage over 2023 vervolgens aangepast. Dit is volgens de gemachtigde van eiseres gebeurd op basis van de gecorrigeerde AIO-aanvulling.
De rechtbank acht het, alle omstandigheden in acht nemend, niet onlogisch dat gemachtigde van eiseres eerst op basis van de factuur van 20 oktober 2023 heeft gedacht dat een bezwaar ten aanzien van afwijzing van de aanpassing van de hoge eigen bijdrage over 2022 enige kans van slagen heeft. Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat gemachtigde van eiseres geen professional is op dit gebied en dus geen bijzondere kennis heeft van de betreffende wet- en regelgeving, dat de wet- en regelgeving op dit punt niet gemakkelijk is, dat de verschillende betrokken instanties niet of nauwelijks samenwerken en dat de gemachtigde deze administratieve taken voor eiseres naast zijn eigen baan en gezin moet verrichten. Vervolgens overweegt de rechtbank dat het bezwaarschrift op 7 november 2023 – en daarmee: zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kon worden verlangd na ontvangst van de factuur van 20 oktober 2023 – is ingediend. Daarmee is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet niet-ontvankelijk mogen verklaren. De beroepsgrond slaagt.
6. Het besluit is dus niet deugdelijk gemotiveerd en niet zorgvuldig voorbereid. Dat is in strijd met artikel 3:2 en 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dat herstellen kan met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder het bezwaar inhoudelijk beoordelen. Daarbij moet verweerder uitgaan van het verzoek (om herziening) zoals omschreven in de aanvraag en het bezwaar, namelijk om de eigen bijdrage over 2022 opnieuw te berekenen en met terugwerkende kracht te corrigeren. Als de beoordeling van dit verzoek niet leidt tot aanpassing van de eigen bijdrage over 2022, dient verweerder de gemachtigde van eiseres te informeren hoe eiseres dan haar te veel betaalde eigen bijdrage over 2022 terug kan krijgen. Onweersproken is namelijk dat eiseres over 2022 een te hoge eigen bijdrage heeft betaald, vanwege de terugvordering van de AIO-aanvulling over die periode. Dat eiseres dit geldbedrag, linksom of rechtsom, niet van de overheid zou kunnen terugkrijgen ligt bepaald niet voor de hand. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
Vervolg van deze procedure
8. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
9. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Het inbrengen van nieuwe geschilpunten wordt over het algemeen in strijd met de goede procesorde geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht
2.Hiervoor vindt de rechtbank steun in de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31