ECLI:NL:RBMNE:2024:5396

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
16/251118-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door aanmerkelijke schuld van bestuurder

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 september 2023 in Nieuwegein een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een BMW, reed op een verkeerde weghelft en botste tegen een voetganger die aan het oversteken was. Na de eerste aanrijding reed de verdachte, vermoedelijk uit schrik, opnieuw vooruit en overreed de voetganger, die als gevolg van de aanrijding overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de dood van de voetganger. De officier van justitie had een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf op van 200 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die psychische klachten ondervond na het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/251118-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats]
(hierna te noemen: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Lanning-Stein en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair (artikel 6 Wegenverkeerswet)
op 29 september 2023 te Nieuwegein als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, door op de verkeerde weghelft te rijden en/of onnodig links te rijden en/of met onverminderde snelheid in de bocht te rijden en/of
niet met de nodige voorzichtigheid te rijden en/of onvoldoende heeft gelet op de weg voor hem en/of niet tijdig heeft gezien dat een voetganger ( [slachtoffer] ) bezig was met oversteken, waardoor hij tegen haar aan is gereden en daarna nogmaals naar voren is gereden waardoor zij werd overreden, als gevolg waarvan [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair (artikel 5 Wegenverkeerswet)
op 29 september 2023 te Nieuwegein als bestuurder van een auto zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar en/of hinder op de weg werd veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’ moet worden beschouwd voor wat betreft de mate van schuld van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als (zo begrijpt de rechtbank) het subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het ongeval eigenlijk uit twee momenten bestaat: de botsing tussen verdachte en mevrouw [slachtoffer] en vervolgens het moment na de botsing dat de auto over mevrouw [slachtoffer] heenrijdt. Het rijgedrag van verdachte (te ruim nemen van de bocht) tot de botsing (het eerste moment) valt niet onder artikel 6 WVW, omdat deze botsing niet fataal was en uit het dossier niet blijkt dat deze aanrijding aanzienlijk letsel heeft veroorzaakt, hetgeen voor een veroordeling voor overtreding van artikel 6 WVW vereist is. Het tweede moment, waarbij verdachte uit de auto is gestapt zonder de motor af te zetten of de auto in z’n vrij te zetten waardoor de auto nog een stuk voorruit reed en over het slachtoffer heen reed, was een schrikreactie als gevolg van de aanrijding en moet als een momentane onoplettendheid worden beschouwd van verdachte, zodat ook dit geen schuld oplevert in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte heeft zich ook niet schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg. Het rijgedrag van verdachte bestaat alleen uit het te ruim nemen van een bocht en dat is geen evident gevaarlijk rijgedrag. Het was een onoverzichtelijke situatie en verdachte reed een normale snelheid. Het tweede moment (over mevrouw [slachtoffer] heenrijden) betreft niet het rijgedrag van verdachte, maar zijn voertuig is er wel bij betrokken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Het ongeval
Proces-verbaal aanrijding overtreding
Op 29 september 2023 vond een ongeval plaats ter hoogte van de [adres] te [woonplaats] tussen een personenauto (BMW met kenteken [kenteken] ), bestuurd door [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte), en een voetganger, [slachtoffer] . Verdachte kwam van de Zoomstede en reed door middel van een bocht de Schakelstede op. [slachtoffer] kwam uit de parkeergarage en wilde de Schakelstede oversteken. Verdachte is tegen [slachtoffer] aangereden. [slachtoffer] is hierdoor ten val gekomen. Vervolgens is verdachte over [slachtoffer] heengereden. Zij is daarbij komen te overlijden. [2]
Proces-verbaal van bevindingen(camerabeelden van de Rabobank)
Op 00:31 seconden van de opnamen komt er een voetganger uit de parkeergarage gelopen. Ik, verbalisant, zie dat zij stopt aan de stoeprand van de Schakelstede.
Op 00:51 seconden van de opname, nadat er vijf voertuigen zijn gepasseerd uit de richting van de Zoomstede, steekt de voetganger de rijbaan over in de richting van de Rabobank.
Op 00:55 seconden van de opname is te zien dat er een witte personenauto uit de Zoomstede komt gereden en dat deze de voetganger aanrijdt. De voetganger loopt op dat moment op de belijning van het voorsorteer vak met de rijbaan voor de richting van de Zoomstede. De genoemde witte personenauto rijdt de voetganger met de voorzijde van het voertuig aan.
Op 00:56 seconden van de opname is te zien dat de voetganger op de grond valt. De witte personenauto staat met enkele meters stil.
Op 00:59 seconden van de opname is te zien dat de voetganger op probeert te staan.
Op 01:02 seconden van de opname is te zien dat de witte personenauto in beweging komt en voorwaarts beweegt.
Op 01:05 seconden van de opname is te zien dat de personenauto over de voetganger heen rijdt en dat de bestuurdersportier open staat. De personenauto maakt een beweging gelijkend op het over een obstakel heen rijden. [3]
Op 01:08 seconden van de opname is te zien dat de personenauto tot stilstand komt en dat er een persoon aan de bestuurderszijde uit de personenauto stapt. [4]
Toedracht
Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse
Wij stelden vast dat het zicht voor de betreffende bestuurders niet door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg werd belemmerd. [5] Aan de hand van de camerabeelden en de eindpositie van de personenauto hebben wij, verbalisanten, vastgesteld dat de eerste aanrijding ongeveer ter hoogte van het midden van de voorsorteerstrook heeft plaatsgevonden. De bestuurder van de personenauto had de binnenbocht genomen en hierbij de onderbroken middenstreep overschreden. Hij reed ten tijde van de aanrijding op de voorsorteerstrook voor tegemoetkomend, links afslaand verkeer. [6] Wij zagen dat de personenauto niet in lijn stond met de rijstrook die voor hem bedoeld was en dat de wielen niet stonden ingedraaid. [7] Op de camerabeelden is ook geen stuurbeweging van de personenauto te zien. [8] De voetgangster had de rijstrook bedoeld voor de personenauto verlaten. Indien de bestuurder van de personenauto zijn initiële rijstrook had gevolgd, had de aanrijding waardoor de voetgangster ten val kwam niet plaatsgevonden. Na het eerste contact tussen de voetgangster en de personenauto komt de personenauto tot stilstand. Op camerabeelden is te zien is dat de voetgangster vrijwel direct probeert overeind te komen. De bestuurder van de personenauto haalt hoogstwaarschijnlijk zijn voet van de rem terwijl de auto nog in drive staat, waardoor de auto vooruit rolt.
Ik, verbalisant, heb een rijproef met de personenauto gehouden. Ik zag dat er geen
zichtbeperkende voorwerpen, anders dan de voertuigconstructie aanwezig waren. Ik zag dat de personenauto een automatische versnellingsbak had, ik zag en voelde dat de personenauto versnelde op het moment dat ik de versnellingsbak in de 'Drive' stand had gezet en het rempedaal losliet, ik hoefde hiervoor het gaspedaal niet in te drukken. Verder heb ik geen bijzonderheden aangetroffen. [9]
Doordat de personenauto naar voren beweegt terwijl de voetgangster zich nog voor de personenauto bevindt, kom zij vast te zitten onder het voertuig. [10]
Het letsel / de doodsoorzaak
Schouwverslag betreffende [slachtoffer]
De uitwendige lijkschouw toont stuwingsverschijnselen van het gezicht, een schouderfractuur en vele huidverkleuringen en huiddefecten aan. Postmortaal radiologisch onderzoek toonde een schouderfractuur, vele ribfracturen en meerdere over het lichaam verspreide zwellingen van de huid aan naast een beschadiging van het hart en twee klaplongen. [11]
De druk die het voertuig op het lichaam uitoefende is fataal geweest. Door de ontstane klaplongen kan het ademen erg moeilijk worden en treedt kortademigheid op. Bij iedere klaplong kan ook een zogenaamde spanningspneumothorax ontstaan door het ontstaan van een soort ventielmechanisme. Als gevolg daarvan kunnen de hart- en longfunctie ernstig verstoord worden. Deze situatie ontstond door het ongeval waardoor ze is overleden door de krachtinwerking van het gewicht van de auto op de borst in combinatie met meerdere interne letsels.
Conclusie: Een niet natuurlijk overlijden wegens de inwerking van uitwendig energetisch geweld op het lichaam door een aanrijding met een gemotoriseerd voertuig. [12]
4.3.2
Bewijsoverweging
Primair (artikel 6 WVW)
De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden (overtreding van artikel 6 WVW).
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. [13] Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor de strafbaarheid (tenminste) sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Er wordt onderscheid gemaakt in drie gradaties: aanmerkelijke schuld, ernstige schuld en zeer hoge mate van schuld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte reed op de Zoomstede en vervolgens de bocht naar links, naar de Schakelstede, te kort nam, waardoor hij op de weghelft van het tegengestelde verkeer terechtkwam. Aldaar rijdend, heeft hij niet gezien dat het slachtoffer bezig was met oversteken en op de weg liep. Hij is (zonder uitwijken of remmen) direct tegen haar aangereden. Nadat hij (door de botsing) tot stilstand kwam, is hij vervolgens weer voorruit gereden en daarbij over het slachtoffer heen gereden. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte samen en in onderling verband bezien en geplaatst in de situatie ter plekke maken dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen. Verdachte heeft namelijk niet slechts een kort moment of slechts een stukje op de verkeerde weghelft gereden. Gelet op de eindpositie en rijrichting van de auto moet hij de bocht veel te kort genomen hebben en reed hij de gehele bocht veel te ver naar links en nagenoeg geheel op de verkeerde weghelft. Daarnaast speelt de verkeerssituatie ter plaatse een rol bij de beoordeling van het gedrag van verdachte. Het betrof immers een bocht, gelegen in een winkelgebied, met voetgangers en fietsers en de weg verandert van twee rijbanen naar drie rijbanen. Daarnaast ligt de uitrit en uitgang van een parkeergarage in deze bocht. Het is dus een plek waar veel gebeurt en waar zich veel (zwakkere) verkeersdeelnemers kunnen bevinden. Verdachte is goed bekend met deze situatie ter plaatse, omdat hij er (naar eigen zeggen) al enkele jaren dagelijks rijdt (p. 100 van het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting). Gelet op de plek waar de botsing heeft plaatsgevonden was het slachtoffer de weghelft van verdachte al overgestoken en had de botsing niet plaatsgevonden als verdachte op zijn eigen weghelft had gereden. Dat het slachtoffer al een aantal meters de weg was overgestoken, betekent ook dat verdachte enige tijd niet goed voor zich moet hebben gekeken, anders had hij haar tijdens het oversteken opgemerkt. Ze moet al voordat hij de bocht nam zijn begonnen met oversteken. Dit terwijl van een voorzichtig verkeersdeelnemer juist wordt verwacht dat hij bij een bocht al voor de bocht en ook tijdens het nemen van de bocht goed voor zich kijkt om te zien wat zich voor hem bevindt.
Nadat verdachte tegen het slachtoffer is aangereden, heeft hij niet goed opgelet waardoor de auto weer is gaan rijden. Vervolgens is verdachte over het slachtoffer heen gereden waardoor zij klem is komen te zitten onder het voertuig, als gevolg waarvan zij is overleden.
Verweer verdediging
Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van één geheel van gedragingen van verdachte en niet van twee aparte momenten die afzonderlijk van elkaar moeten worden bezien. Het feit dat verdachte (mogelijk) vanuit een schrikreactie zijn voet van de rem heeft gehaald zonder de auto in de parkeerstand te zetten, waardoor de auto naar voren reed, over het slachtoffer heen, betreft immers geen op zichzelf staande ‘momentane onoplettendheid’, maar komt voort uit zijn eerdere aanmerkelijk onvoorzichtige verkeersgedrag waardoor hij het slachtoffer aanreed.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat het vooruit rijden (en overrijden) niet aan verdachte kan worden toegerekend, omdat hij reeds was uitgestapt en dus op dat moment niet in de auto zat. De stelling van de raadsman dat verdachte al was uitgestapt vóórdat het overrijden plaatsvond, vindt geen steun in het dossier (het blijkt niet uit de camerabeelden, noch uit de getuigenverklaringen). Daarbij komt dat deze omstandigheid naar het oordeel van de rechtbank niets afdoet aan de verantwoordelijkheid van verdachte als bestuurder. Hij is immers degene die zijn voet van de rem heeft gehaald en/of ten onrechte de auto niet in de parkeerstand of uit heeft gezet.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er een causaal verband is tussen het aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag van verdachte en het overlijden van het slachtoffer, en dat het overlijden in redelijkheid ook aan verdachte is toe te rekenen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen en heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval ongeval plaatsgevonden, als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, als gevolg waarvan het slachtoffer [slachtoffer] is overleden. Het primair ten laste gelegde kan dus wettig en overtuigend bewezen worden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 29 september 2023 te Nieuwegein, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (BMW, met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Schakelstede, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- op de verkeerde weghelft te rijden en onnodig links te rijden en
- niet met de nodige voorzichtigheid te rijden en
- in onvoldoende mate te letten en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en
- zich er daarbij niet tijdig en in onvoldoende mate van te vergewissen dat de voetganger, [slachtoffer] , doende was voornoemde Schakelstede - gezien verdachte(s) (rij)richting van rechts naar links - over te steken, en
- vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] te botsen en
- vervolgens nogmaals naar voor te rijden waardoor die [slachtoffer] werd overreden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , werd gedood.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een ontzegging
van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar, waarvan zes
maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, onder de algemene voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft in het kader van de strafmaat het volgende aangevoerd. De op te leggen straf dient in verhouding te zijn met de mate van verwijtbaarheid en mag niet in overwegende mate worden ingegeven door de ernst van de gevolgen. Verdachte heeft geen strafblad. Verdachte vindt het vreselijk wat er is gebeurd en heeft een blijk van medeleven aan de nabestaanden gestuurd. Verdachte wordt reeds gestraft door de traumatische ervaring van het ongeval. Sinds het ongeval slaapt hij slecht, heeft hij nachtmerries en wil hij geen auto meer rijden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte is midden op de dag in een winkelgebied veel te kort door de bocht gegaan, op de verkeerde weghelft gekomen en heeft daarbij te lang niet goed opgelet, waardoor hij tegen een voetganger is gebotst die aan het oversteken was. Nadat hij tot stilstand was gekomen, is hij vervolgens weer voorruit gereden, waarschijnlijk omdat hij van schrik vergeten was om de auto in de parkeerstand te zetten, waardoor hij over de voetganger heen is gereden die als gevolg daarvan is komen te overlijden. Voor de nabestaanden (waarvan een deel ter terechtzitting aanwezig was) heeft dit grote gevolgen gehad, zij moeten verder leven met het gemis van een dierbare. Ook voor de getuigen van het ongeval is het incident een heftige gebeurtenis geweest.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juli 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het incident ook op hem en zijn gezin een grote impact heeft gemaakt. Hij lijdt onder het gegeven dat hij een ongeluk heeft veroorzaakt waarbij iemand is overleden. Hij heeft psychische klachten en is bezig om daar hulp voor te zoeken. Daarnaast durft hij nauwelijks meer auto te rijden.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank bij haar overwegingen de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. Uit deze oriëntatiepunten volgt dat voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij het slachtoffer is overleden en bij verdachte sprake is van aanmerkelijke schuld (de lichtste vorm van schuld), als uitgangspunt wordt gehanteerd een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
De rechtbank houdt in straf verminderende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat verdachte het incident zelf ook als een traumatische gebeurtenis heeft ervaren en daar nog steeds klachten van ondervindt.
Alles overwegende acht de rechtbank – net als de officier van justitie - een taakstraf voor de duur van 200 uren in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Deze straf zal dan ook aan verdachte worden opgelegd.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
  • ontzegtverdachte ter zake van het bewezen verklaarde
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar;
  • bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt daarbij een
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. L.C. Michon en
mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig ((BMW, met kenteken
[kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Schakelstede, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- op de verkeerde weghelft te rijden en/of onnodig links te rijden en/of
- met onverminderde snelheid in de bocht, onnodig links rijdend, en niet met de nodige voorzichtigheid heeft gereden en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de voetganger, [slachtoffer] , doende was voornoemde Schakelstede - gezien verdachte(s) (rij)richting van rechts naar links - over te steken, althans die zich (daartoe) op de Schakelstede bevond en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] te botsen en/of te rijden en/of
- ( vervolgens) nadat verdachte was uitgestapt, nogmaals naar voor te rijden waardoor dieVan Herden werd overreden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , werd gedood;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (BMW, met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, Schakelstede,
- op de verkeerde weghelft te rijden en/of onnodig links te rijden en/of
- met onverminderde snelheid in de bocht, onnodig links rijdend, en niet met de nodige voorzichtigheid heeft gereden en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate te letten en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de voetganger, [slachtoffer] , doende was voornoemde Schakelstede - gezien verdachte(s) (rij)richting van rechts naar links - over te steken, althans die zich (daartoe) op de Schakelstede bevond en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] te botsen en/of te rijden en/of
- ( vervolgens) nadat verdachte was uitgestapt, nogmaals naar voor te rijden waardoor die [slachtoffer] werd overreden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van 21 februari 2024, genummerd PL0900-2023298083, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, pagina 1 tot en met 152. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal aanrijding overtreding van 8 februari 2024, p. 6.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2023, p. 69.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2023, p. 70.
5.Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 2 februari 2024, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de Forensische Opsporing eenheid Midden-Nederland, p. 21
6.Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 2 februari 2024, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de Forensische Opsporing eenheid Midden-Nederland, p. 36.
7.Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 2 februari 2024, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de Forensische Opsporing eenheid Midden-Nederland, p. 27.
8.Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 2 februari 2024, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de Forensische Opsporing eenheid Midden-Nederland, p. 28.
9.Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 2 februari 2024, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de Forensische Opsporing eenheid Midden-Nederland, p. 33
10.Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 2 februari 2024, opgemaakt door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de Forensische Opsporing eenheid Midden-Nederland, p. 36.
11.Een geschrift, inhoudende een schouwverslag van 29 september 2023 betreffende [slachtoffer] , opgemaakt door R.B.J. Smit, Forensisch arts GGD regio Utrecht, p. 42.
12.Een geschrift, inhoudende een schouwverslag van 29 september 2023 betreffende [slachtoffer] , opgemaakt door R.B.J. Smit, Forensisch arts GGD regio Utrecht, p. 43.
13.Arrest Hoge Raad van 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.