Beoordeling van het geschil
8. In de WW staat dat de werknemer de verplichting heeft om te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt.De werknemer is verwijtbaar werkloos geworden als aan de werkloosheid een dringende redenten grondslag ligt en de werknemer hiervan een verwijt kan worden gemaakt.Als een werknemer de hiervoor genoemde verplichting niet is nagekomen dan brengt het Uwv blijvend een bedrag op de uitkering in mindering.
9. Uit vaste rechtspraakvolgt dat voor de vraag of er sprake is van verwijtbare werkloosheid, gelet op de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW, een materiële beoordeling moet plaatsvinden van de vraag of aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt. Daarbij is artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de maatstaf en moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Tot de elementen die moeten worden gewogen, behoren de aard en ernst van de gedraging(en) van de werknemer, de wijze waarop de werkgever in de specifieke situatie en in de specifieke werkrelatie het verweten gedrag beoordeelt, de in dat verband voor de werknemer kenbare bedoeling van de werkgever, de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een beëindiging van het dienstverband voor hem zou hebben. Ook indien die gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de gedraging(en) tot de conclusie leiden dat beëindiging van de dienstbetrekking gerechtvaardigd is. Indien tot het aannemen van een dringende reden wordt geconcludeerd, zal in het kader van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW ten slotte nog moeten worden getoetst of de werknemer van de dringende reden een verwijt kan worden gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
10. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de onder 9 weergegeven maatstaf en op alle feiten en omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, aan de werkloosheid van eiser geen dringende reden in de zin van artikel 7:678 van het BW ten grondslag ligt. De rechtbank legt dit hierna verder uit.
11. Uit het onderzoeksrapport van Bureau Integriteit van 24 februari 2022 blijkt dat de gedetineerde in de ochtend van 7 januari 2022 zou worden overgeplaatst naar een andere Penitentiaire Inrichting. Daartoe moest de gedetineerde vanuit zijn cel naar het BAD worden gebracht, vanwaar het transport zou plaatsvinden. De gedetineerde had de dag daarvoor dozen ontvangen om zijn spullen in te pakken. Eiser en een collega (complexbeveiliger) zijn naar de cel van de gedetineerde gegaan om hem naar het BAD te brengen. Uit de verklaringen van zowel eiser als de complexbeveiliger, opgenomen in het onderzoeksrapport, blijkt dat eiser de gedetineerde, die nog niets bleek te hebben ingepakt, aanspoorde om zijn spullen in de dozen te doen, omdat de transportbus al klaar stond bij het BAD. Omdat de gedetineerde ondanks aansporingen daartoe niet meewerkte ging eiser tegen de zin van de gedetineerde zelf spullen van de gedetineerde in dozen doen, er ontstond een woordenwisseling tussen eiser en de gedetineerde, die opzettelijk bleef vertragen en een sigaret opstak. Eiser heeft de gedetineerde daarop aangesproken, omdat daarvoor geen tijd was. De irritatie tussen beiden liep op. Er werd geschreeuwd en gescholden naar eiser. Eiser is naar de achterzijde van de cel gelopen om ook daar spullen in te pakken. De gedetineerde volgde hem. Eiser heeft de gedetineerde een lichte duw gegeven met de bedoeling hem aan te sporen zijn spullen in te pakken. De gedetineerde heeft daarop eiser bedreigd met ernstig geweld. De gedetineerde liep vervolgens richting de deuropening, waar de complexbeveiliger de hele tijd was blijven staan. Eiser volgde de gedetineerde, die zich plotseling omdraaide en zijn hoofd naar voren richting eiser boog. Op dat moment heeft eiser de gedetineerde in zijn gezicht geslagen.
12. Eiser heeft in zijn verklaring en ook op de zitting aangegeven dat hij zich getergd en ernstig bedreigd voelde en dat hij geen ruimte had om anders te handelen. Toen de gedetineerde (volgens eiser voor de tweede keer) de cel wilde uitlopen wilde eiser dat voorkomen en is daarom achter hem aan gelopen. Op het moment dat de gedetineerde zich plotseling omdraaide en zijn hoofd naar voren bewoog liep eiser nog door, waardoor de gedetineerde vlak bij hem stond. Uit vrees en in de overtuiging dat de gedetineerde zijn eerdere bedreiging met geweld tot uitvoering zou brengen, heeft eiser meteen gereageerd met een afweerstoot naar het gezicht van de gedetineerde. Deze afweer/verdedigingstoot betreft een zogenoemde atemi.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is niet onaannemelijk dat eiser zich in de geschetste omstandigheden bedreigd en getergd voelde, en dat deze emoties hebben geleid tot het toepassen van de atemi. Dat de complexbeveiliger de situatie anders heeft ervaren en niet had verwacht dat de situatie uit de hand zou lopen en dat eiser zou slaan maakt dat niet anders. Uit de verklaringen van de complexbeveiliger blijkt namelijk dat de gedragingen (het dralen, tergen en schelden) van de gedetineerde uitsluitend tegen eiser waren gericht. Omdat er door de gedetineerde (ook) werd gescholden in de Marokkaanse taal heeft de complexbeveiliger niet alles kunnen verstaan. Bovendien blijkt uit het onderzoeksrapport dat de gedetineerde zelf heeft erkend dat het zijn bedoeling was eiser te vernederen.
14. De rechtbank is het met het Uwv eens dat geweld op de werkvloer in de regel als ernstig kan worden gekwalificeerd. Echter, binnen een penitentiaire inrichting is het gebruik van geweld (naar gedetineerden) soms onontkoombaar, zodat geweld binnen een dergelijke setting niet op één lijn kan worden gesteld met die op een andere werkvloer. Bovendien is er in het geval van eiser sprake geweest van een zogenoemde atemi, die is bedoeld als verdedigingsstoot. Het handelen van eiser kwam voort uit zijn eigen inschatting dat hij zich moest verdedigen. Deze inschatting was wellicht niet helemaal juist, omdat deze werd gekleurd door zijn emoties. Deze fout acht de rechtbank gezien alle omstandigheden van het geval echter niet dusdanig ernstig dat deze direct leidt tot een dringende reden voor ontslag.
15. De rechtbank voelt zich in haar oordeel gesteund door de hiervoor genoemde beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 27 juni 2023. Het Hof heeft aannemelijk geacht dat eiser voorafgaand aan het incident tot het uiterste is getergd door het gedrag van de gedetineerde (traineren, beledigen, verbaal bedreigen, niet meewerken) terwijl eiser zijn best deed het transport van de gedetineerde op tijd te laten plaatsvinden en dat eiser zich bij zijn optreden door emoties heeft laten leiden. Het Hof heeft geoordeeld dat onder deze omstandigheden geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en dat daarom aan eiser de volledige transitievergoeding moet worden betaald.
16. Op de zitting is verder gebleken dat de werkgever tot een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden wilde komen en in de onderhandelingen daarover aan eiser heeft aangeboden de volledige transitievergoeding te betalen. Omdat de onderhandelingen niet succesvol waren heeft de werkgever daarna op 3 augustus 2022 ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter verzocht. De rechtbank volgt het Uwv daarom niet in zijn standpunt dat het incident voor de werkgever een dringende reden voor ontslag vormde. Dat eiser na het incident onmiddellijk is geschorst leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft immers verklaard dat het de gebruikelijke gang van zaken is dat een bij een incident betrokken PI-medewerker wordt geschorst in afwachting van een onderzoek door Bureau Integriteit.
17. De rechtbank acht tot slot van belang dat sprake is van een lang dienstverband van bijna 20 jaar waarbinnen zich geen noemenswaardige problemen hebben voorgedaan. Eiser is nooit eerder betrokken geweest bij geweldsincidenten. De voorvallen waarbij eiser tijdens zijn dienstverband betrokken is geweest waren van een geheel andere orde.