ECLI:NL:RBMNE:2024:5323

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
11144830
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van eigen bijdrage in de zorg door gedaagde na vaststelling door CAK

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan CAK en een gedaagde die de eigen bijdrage voor zorg niet heeft betaald. De eiser, CAK, heeft de eigen bijdrage vastgesteld op € 19,00 per maand voor de periode van april 2021 tot en met februari 2022, totaal € 209,00. Gedaagde heeft aangevoerd dat zij geen zorg heeft ontvangen en daarom niet hoeft te betalen, maar heeft dit niet onderbouwd en is niet verschenen op de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de stukken die door CAK zijn overgelegd voldoende zijn om het verweer van gedaagde te weerleggen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in verzuim is geraakt door niet tijdig te betalen en heeft de vordering van CAK toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van CAK, die zijn begroot op € 472,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 11144830 AC EXPL 24-1416 RvdM/62938
Vonnis van 11 september 2024
inzake
het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid CAK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verder ook te noemen CAK,
eisende partij,
gemachtigde: J.A. Drost,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 mei 2024,
- de reactie van [gedaagde] op de civiele rolzitting van 12 juni 2024, waarvan proces-verbaal is opgemaakt,
- de brief van 9 juli 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief met aanvullende producties van CAK van 16 augustus 2024,
- het e-mailbericht van 28 augustus 2024 van CAK.
1.2.
Op 30 augustus 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Bij de mondelinge behandeling was namens CAK haar gemachtigde de heer J.A. Drost aanwezig. [gedaagde] was niet aanwezig.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
CAK is een instelling die op grond van verschillende wetten de eigen bijdrage in de zorg vaststelt en vervolgens int. De gemeente [.] heeft CAK in 2021 laten weten dat [gedaagde] vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hulp of ondersteuning krijgt. CAK heeft daarom aan de hand van de inkomensgegevens van [gedaagde] in een beschikking Wmo van 27 mei 2021 de eigen bijdrage voor de zorg van [gedaagde] vastgesteld op een bedrag van € 19,00 per maand. CAK heeft deze eigen bijdrage voor de maanden april 2021 tot en met februari 2022 in rekening gebracht, in totaal een bedrag van € 209,00.
2.2.
[gedaagde] heeft de eigen bijdrage niet betaald. Zij heeft op de rolzitting tegen de vordering aangevoerd dat zij geen ondersteuning of hulp heeft gehad vanuit de Wmo in de periode waarop de facturen zien. Ze stelt ook dat ze geen aanmaningen heeft ontvangen van CAK.
[gedaagde] moet de eigen bijdrage betalen
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de eigen bijdrage moet betalen en licht hierna toe waarom. [gedaagde] betwist dat zij hulp of ondersteuning vanuit de Wmo heeft ontvangen. Echter, het CAK heeft al bij beschikking van 27 mei 2021 beslist dat [gedaagde] dat een eigen bijdrage van € 19,00 per maand moet betalen in verband met ontvangen hulp of ondersteuning vanuit de Wmo. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de in de beschikking genoemde gelegenheid om binnen zes weken bezwaar te maken tegen deze beslissing. De kantonrechter moet er volgens vaste jurisprudentie [1] in deze procedure daarom vanuit gaan dat deze beschikking juist is en in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. Het verweer van [gedaagde] dat zij geen zorg vanuit de Wmo heeft ontvangen, moet de kantonrechter daarom passeren.
2.4.
Bij het voorgaande komt dat [gedaagde] niet op de mondelinge behandeling is verschenen om haar standpunt toe te lichten. Zij heeft op het tijdstip van de mondelinge behandeling met de griffie van de rechtbank gebeld dat zij niet aanwezig kon zijn omdat zij net terug was van vakantie. Dit is geen geldige reden om niet te verschijnen, zeker niet omdat de uitnodiging voor de mondelinge behandeling al op 9 juli 2024 aan haar is verzonden en haar in het proces-verbaal van de rolzitting van 12 juni gelegenheid is geboden om haar verhinderdata door te geven. Door niet te verschijnen, heeft [gedaagde] aan de kantonrechter de mogelijkheid onthouden inlichtingen van haar in te winnen met betrekking tot haar verweer. Met de vooraf door CAK overgelegde stukken (waaronder de beschikking, de maandelijkse facturen en herinneringen) is het door [gedaagde] gevoerde verweer voldoende weerlegd. De kantonrechter wijst de gevorderde hoofdsom van € 209,00 daarom toe.
2.5.
De kantonrechter wil nog wel opmerken dat zij het vervelend vindt dat [gedaagde] niet duidelijk is welke hulp of ondersteuning zij vanuit de Wmo heeft ontvangen. CAK heeft echter afdoende toegelicht dat zij deze informatie niet heeft en het had op de weg van [gedaagde] gelegen om naar aanleiding van de beschikking van 27 mei 2021 in actie te komen. Dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, komt voor haar rekening en risico.
2.6.
Vaststaat dat [gedaagde] niet tijdig heeft betaald en hierdoor in verzuim is geraakt. De nadien in rekening gebrachte wettelijke rente is [gedaagde] daarom eveneens verschuldigd. De wettelijke rente (tot 31 december 2022 berekend op € 8,00) zal daarom worden toegewezen.
2.7.
CAK vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De gevorderde vergoeding is in overeenstemming met het tarief in het Besluit en is daarom redelijk. CAK heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat CAK geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 48,40 toegewezen.
2.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- rente tot en met 31 december 2024

209,00
8,00
- buitengerechtelijke incassokosten
48,40
+
Totaal
265,40
2.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten CAK worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
472,39

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CAK te betalen een bedrag van € 265,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 209,00, met ingang van 14 mei 2024 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 472,39 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.

Voetnoten

1.Heesch/ [achternaam] : ECLI:NL:HR:1986:AC9347.