ECLI:NL:RBMNE:2024:5267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
C/16/575020 / JE RK 24-782
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met voorwaarden voor thuisplaatsing

Op 16 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 juli 2025, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [minderjarige] en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling SAVE en het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (LdHJJ). De kinderrechter heeft de moeder gevraagd om samen te werken met de nieuwe gecertificeerde instelling en heeft voorwaarden gesteld voor een mogelijke thuisplaatsing van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende meewerkt aan de noodzakelijke stappen voor een thuisplaatsing, ondanks haar wens dat [minderjarige] weer bij haar komt wonen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de moeder open moet staan voor hulpverlening en moet werken aan het verbeteren van de relatie met [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook voorwaarden geformuleerd voor het onderzoek naar de mogelijkheden voor thuisplaatsing, waaronder traumabehandeling voor [minderjarige] en systeemtherapie met de moeder. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/575020 / JE RK 24-782
Datum uitspraak: 16 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, hierna: SAVE,
gevestigd te Utrecht,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[moeder], hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. I.C. van Schip.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 maart 2024, ontvangen op 28 maart 2024;
  • het verzoekschrift van SAVE met bijlagen, ontvangen op 14 mei 2024;
  • het verweerschrift van de moeder met bijlage, ontvangen op 10 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 juli 2024. Het verzoek van SAVE is tegelijk behandeld met het verzoek van de moeder om SAVE te vervangen door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: LdHJJ) als uitvoerende gecertificeerde instelling (zaak- en rekestnummer: C/16/575119 / JE RK 24-794). Bij de zitting waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
  • mevrouw [A] namens SAVE;
  • mevrouw [B] namens het LdHJJ.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn mening te geven.
1.4.
De kinderrechter heeft zowel op het verzoek van de moeder als op het verzoek van SAVE mondeling uitspraak gedaan. De beslissing op het verzoek van de moeder is opgenomen in een aparte beschikking.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft sinds 1 augustus 2023 bij gezinshuis ‘ [naam] ’ in Spanje.
2.3.
[minderjarige] staat onder toezicht van SAVE sinds 30 april 2021. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 28 juli 2024.
2.4.
[minderjarige] heeft sinds 30 april 2021 op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing op verschillende open en gesloten groepen verbleven. In de beschikking van 21 juli 2023 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, aansluitend aan de machtiging gesloten jeugdhulp, in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieder zijnde ‘ [naam] ’ (Spanje) tot 28 juli 2024.

3.De verzoeken

3.1.
SAVE verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt SAVE een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
De moeder kan instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling als de uitvoerende gecertificeerde instelling wordt vervangen door het LdHJJ. De moeder is het niet eens met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder wil dat [minderjarige] weer thuis komt wonen.

4.De beoordeling

De beslissing
4.1.
De kinderrechter:
  • verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 28 juli 2025;
  • verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling;
De kinderrechter legt hierna uit waarom zij dit beslist.
Verlenging ondertoezichtstelling
4.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Nu de kinderrechter de uitvoerende gecertificeerde instelling vervangt door het LdHJJ, is er geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. [1]
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
4.3.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in zijn belang. [2]
4.4.
In het afgelopen jaar is binnen [naam] gewerkt aan het ‘normaal’ meedraaien van [minderjarige] in een gezin. Hierbij is aandacht besteed aan de relatie aangaan tussen gezinshuisouders met [minderjarige] , [minderjarige] weer meer kind laten zijn en hoe de verschillende gezagsverhoudingen liggen (opvoeders en kinderen). [minderjarige] heeft in het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling doorgemaakt. In het afgelopen jaar heeft de Raad ook een onderzoek gedaan naar een gezagsbeëindigende maatregel, maar is tot de conclusie gekomen dat een dergelijk verzoek op dit moment te ingrijpend is. Er is namelijk nog geen duidelijkheid over waar [minderjarige] gaat wonen na zijn verblijf in het gezinshuis in Spanje. Dat brengt onzekerheid en onrust mee voor [minderjarige] . [minderjarige] wil zelf uiteindelijk het liefst bij zijn moeder wonen. De moeder wil dat ook. De thuissituatie bij de moeder is positief veranderd in de afgelopen jaren. Daarom vindt de Raad het nodig dat goed onderzocht wordt of het mogelijk is dat [minderjarige] weer bij de moeder gaat wonen.
Voorwaarden voor onderzoek thuisplaatsing
4.5.
Om te kunnen onderzoeken of [minderjarige] weer bij moeder kan wonen moet volgens de Raad aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- Het is nodig dat [minderjarige] gaat starten met traumabehandeling, om nare gebeurtenissen uit het verleden te kunnen verwerken en om beter om te leren gaan met zijn gevoel.
- Daarnaast is het nodig dat systeemtherapie met de moeder wordt opgestart. Er moet gewerkt worden aan het verbeteren van de band tussen de moeder en [minderjarige] .
- Het is daarvoor noodzakelijk dat de moeder haar eigen aandeel in de situatie erkent en dat zij echt open staat voor hulpverlening.
De moeder werkte onvoldoende mee aan het mogelijk maken van thuisplaatsing
4.6.
Vanuit het gezinshuis zijn systeemgesprekken aangeboden met de moeder om te werken aan het herstellen van de ouder-kindrelatie. De moeder heeft echter aangegeven dat zij niet open staat voor systemische hulp vanuit het gezinshuis. Ze staat wel open voor hulpverlening als [minderjarige] weer bij haar thuis woont. Daarnaast is de moeder uitgenodigd om eind mei 2024 op bezoek te gaan bij [minderjarige] . De moeder is daar niet op in gegaan, omdat zij een duur van twee uur te kort vindt om daarvoor helemaal naar Spanje te moeten reizen. De kinderrechter begrijpt dat dit veel van de moeder vraagt, maar vindt dit net als SAVE wel zorgelijk. De moeder wil heel graag dat [minderjarige] weer thuis komt wonen, maar ze werkt niet mee aan de benodigde stappen om een thuisplaatsing weer mogelijk te maken. Volgens SAVE is dit een patroon dat de moeder gedurende de ondertoezichtstelling al vaker heeft laten zien.
Moeder moet samenwerken met een nieuwe GI
4.7.
De kinderrechter hoopt dat met de vervanging van de gecertificeerde instelling een betere samenwerking tot stand komt. Dat vraagt echter ook iets van de moeder, zij kan niet enkel op haar voorwaarden meewerken aan de benodigde stappen. Als de uitvoerende gecertificeerde instelling het nodig vindt dat eerst systemische hulp nodig is voordat [minderjarige] weer thuis kan wonen, zal de moeder zich daarvoor moeten inzetten. Ook is het belangrijk dat de moeder op bezoek gaat bij [minderjarige] . Het kan zijn dat dit de eerste keer kort is, maar het doel is dat dit uiteindelijk steeds verder wordt uitgebreid. Gelet op de benodigde stappen verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar. Deze periode kan de gecertificeerde instelling gebruiken om de mogelijkheden voor een thuisplaatsing te onderzoeken en als een thuisplaatsing aan de orde is, om daarvoor de benodigde hulpverlening in te zetten en om daar naar toe te werken.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 28 juli 2025;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 juli 2025;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024 door mr. L.A.C. de Vaan, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier, en op schrift gesteld op 23 juli 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.