ECLI:NL:RBMNE:2024:5247

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
16.148620.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en wapenbezit met terbeschikkingstelling

Op 30 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging, bedreiging en het voorhanden hebben van een veerdrukpistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van zes maanden de aangeefster heeft belaagd door onder andere bloemen en brieven op haar auto achter te laten en haar herhaaldelijk te benaderen, ondanks haar verzoeken om geen contact meer te zoeken. De rechtbank oordeelde dat deze gedragingen een wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster vormden, wat leidde tot een veroordeling voor belaging.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het bedreigen van twee supermarktmedewerkers met een mes en het voorhanden hebben van een veerdrukpistool. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, aangezien hij zich bewust was van de kans dat zijn gedrag als bedreigend zou worden ervaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van 1000 euro toekende aan de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.148620.23 en 16.098924.24 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 augustus 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan het [adres 1] , [postcode] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 september 2023 (pro forma) en 16 augustus 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Rhijn (waarnemend voor mr. B.H.J. van Rhijn), advocaat te Doorn en mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland namens benadeelde partij [aangeefster] naar voren hebben gebracht. Daarnaast hebben de Pro Justitia-deskundigen Ronhaar (psychiater) en 't Hoen (psycholoog) hun bevindingen nader toegelicht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16.148620.23, feit 1:van 1 januari 2023 tot en met 12 juni 2023 te Utrecht aangeefster [aangeefster] heeft belaagd;
16.148620.23, feit 2:
op 17 juni 2023 te Utrecht twee supermarktmedewerkers heeft bedreigd met een mes;
16.148620.23, feit 3:
op 17 juni 2023 te Utrecht een wapen (veerdrukpistool) voorhanden heeft gehad;
16.098924.24:
op 19 februari 2024 te Utrecht aangever [aangever 1] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de stalking partiele vrijspraak bepleit voor een aantal van de tenlastegelegde gedragingen, te weten: het achterlaten van tekeningen op de auto van aangeefster, het wachten bij die auto, het aanspreken van aangeefster en van alle gedragingen die de moeder van aangeefster betreffen. Daarnaast heeft de raadsman ten aanzien van de bedreiging van de psycholoog vrijspraak bepleit omdat het opzet ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
16.148620.23, feit 1 (belaging):
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb [aangeefster] gestalkt. Ik heb haar brieven gestuurd en bloemen op haar auto gelegd.
Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 7 juni 2023 (pagina 12 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte en tevens klacht van belaging tegen [verdachte] . [verdachte] woont in Utrecht in hetzelfde flatgebouw als mijn moeder. Hij vertelde mij dat hij heel verliefd is op mij en niet kan stoppen met aan mij denken. Ik maakte hem kenbaar dat ik geen interesse in hem had. Na zijn liefdesverklaring kreeg ik veel last van hem. Hij bleef contact met mij zoeken terwijl ik dit niet wilde, ook bij mijn familieleden. Op 1 januari 2023 trof ik een bosje rozen op mijn auto met een kaartje van [verdachte] . Op 6 januari 2023 trof ik een briefje op mijn auto. [2] Op 9 januari 2023 trof ik weer een briefje op mijn auto. Een paar dagen later stond [verdachte] op mij te wachten. Ik zei tegen hem dat hij mij met rust moet laten. Op 18 januari 2023 belde [verdachte] bij de woning van mijn moeder aan en overhandigde een brief voor mijn moeder. Op 25 januari 2023 zag ik [verdachte] opnieuw bij mijn auto. Op 26 januari 2023 zag ik dat er een hartje was getekend op de voorruit van mijn auto. Op 2 februari 2023 zag ik dat [verdachte] bij mijn auto stond. Op 08 februari 2023 zag ik [verdachte] over het hek hangen. Op 11 februari 2023 ontving ik een brief van [verdachte] . [3] Op 28 maart 2023 heeft hij een hartje op mijn auto getekend. Op 2 april 2023 zag ik dat [verdachte] voor mijn auto stond. Op 4 mei 2023 ging mijn moeder naar het stadskantoor. Zij zag [verdachte] daar staan. Hij heeft daarna aan jongens uit de wijk verteld dat hij met mijn moeder naar het stadskantoor ging om de bruiloft te regelen. Hij heeft ook verteld dat hij een zoon zou krijgen met mij, dat hij een babykamer in zijn woning maakte en dat deze helemaal af was. Later kwam mijn tante in de Albert Heijn en vertelde een medewerker dat [verdachte] in de Albert Heijn was geweest. Hij kocht toen luiers en vroeg wat hij nog meer nodig had voor een baby. Hij vertelde dat hij al zes jaar samen wilde zijn met mij. [4] Daarnaast hoorde ik van jongens uit de wijk dat hij hen had uitgenodigd voor onze bruiloft. Op 27 mei 2023 heeft [verdachte] mijn auto gewassen en heeft bloemen achtergelaten. Op 4 juni 2023 zag ik dat [verdachte] om het wooncomplex heen liep. Op 7 juni 2023 zag ik dat er "love you" was getekend op de motorkap van mijn auto. Op 11 juni 2023 werd er aangebeld. Ik zag [verdachte] in de deuropening staan. Ik ben erg bang voor [verdachte] . In het begin uitte hij zijn stalkingsgedrag vooral met liefdesuitingen, maar nu begint hij steeds vaker te schreeuwen dat hij iemand gaat neersteken. Ik ben bang dat hij mij iets aandoet. [5]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 juni 2023 (p. 21 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil een verklaring afleggen over de stalking waarvan mijn dochter [aangeefster] het slachtoffer is. [verdachte] legde bloemen op de auto van [aangeefster] en schreef veel brieven aan [aangeefster] . [6] Ik was op het stadhuis om een paspoort op te halen. [verdachte] vertelde aan iedereen dat hij met mij samen op het stadhuis was geweest om hun bruiloft te regelen. [verdachte] begon met heel veel aanbellen bij mijn voordeur en bonken op de deur. [verdachte] bleef dagelijks bij mij aan de deur komen. [verdachte] spreekt mij overal aan. [7]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 12 juni 2023 (pagina 35 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 mei 2023 kwam ik ter plaatse aan de [adres 2] te [plaats] . [verdachte] liet zijn woning zien aan mij. [verdachte] verklaarde mij: "Ik ben nu eindelijk klaar voor een huwelijk met [aangeefster] .” Op de kinderkamer die [verdachte] heeft gecreëerd, ligt een berg luiers, Zwitsalflesjes en andere babyspullen. “Ik heb de moeder van [aangeefster] een paar dagen geleden bij het stadhuis gezien. Daarom weet ik dat zij het huwelijk aan het voorbereiden is. Ik wil verder met [aangeefster] .” [8]
16.148620.23, feit 2 (bedreiging supermarktmedewerkers):
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] d.d. 17 juni 2023 (pagina 60 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werd op 17 juni 2023 in de [supermarkt] in [wijk] bedreigd. De man liep op mij af. Ik zag dat de man een voorwerp in zijn linkerhand had. Het leek op een groot keukenmes. Ik voelde me doordat de man in mijn richting liep met een mes in zijn hand erg bedreigd. [9] Ik weet zeker dat de man mij gestoken zou hebben als ik niet opzij gestapt zou zijn. [10]
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] d.d. 17 juni 2023 (pagina 63 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn functie is teamleider van [supermarkt] te Utrecht. Vandaag (de rechtbank begrijpt: 17 juni 2023) omstreeks 11:00 uur zie ik de man met iets langs van glimmend metaal zwaaien. [11] Ik schrok en dacht direct aan een groot mes. Ik zie dat hij naar mij kijkt terwijl hij staat te zwaaien met dat mes. Ik schrok en dacht, dat mes gaat hij gebruiken en hij gaat me neersteken. [12]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben met dat mes de [supermarkt] ingelopen.
16.148620.23, feit 3 (voorhanden hebben wapen):
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Proces-verbaal van aantreffen wapen d.d. 17 juni 2023 (pagina 72 e.v.).
Proces-verbaal van inbeslagneming wapen d.d. 17 juni 2023 (pagina 112 e.v.).
Proces-verbaal van categorisering wapen d.d. 18 juni 2023 (p. 86 e.v.).
16.098924.24 (bedreiging psycholoog):
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 26 februari 2024 (p. 5 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij [instelling] als psychiater, vaste behandelaar van [verdachte] . Op 19 februari 2023 (de rechtbank begrijpt: 2024) had ik een afspraak met [verdachte] te Utrecht. Bij deze afspraak waren casemanager [getuige 2] , [verdachte] en ikzelf. Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat hij stemmen in zijn hoofd hoorde. Deze stemmen zeiden tegen hem dat hij de tafel tegen mij aan moest gooien. [13] Vervolgens hoorde ik [verdachte] tegen [getuige 2] en mij zeggen: "Ik moet jullie neersteken van de stemmen”. Ik zag dat hij een dreigende houding aannam. Ik was bang dat [verdachte] mij iets aan zou doen. [14]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 26 februari 2024 (p. 9 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben getuige geweest van een bedreiging te Utrecht. Hierbij heeft [verdachte] psychiater [aangever 1] bedreigd om hem neer te steken. Op 19 februari 2024 had [verdachte] een afspraak met mij en [aangever 1] . Ik hoorde dat [verdachte] tegen [aangever 1] zei: "Moet ik naar mijn stemmen luisteren en deze tafel op je kop gooien?" Ik zag dat [verdachte] hierbij [aangever 1] aankeek. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik had naar mijn stemmen moeten luisteren en jullie moeten neersteken." Ik zag dat [verdachte] naar [aangever 1] keek toen hij dit uitsprak. [15]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Belaging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht vereist is dat sprake is van een wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Daarbij zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. [16]
Uit de aangifte van [aangeefster] volgt dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode veelvuldig en op diverse manieren contact heeft gezocht. Hij heeft bloemen neergelegd op haar auto, brieven gestuurd, haar meermaals aangesproken rondom de woning van haar moeder en aangebeld bij die woning. Gedurende deze periode heeft [aangeefster] meermaals kenbaar gemaakt dat zij geen contact wilde, maar verdachte bleef desondanks doorgaan. Door gedurende een langere periode zo veelvuldig en zo indringend contact te blijven zoeken, aan meerdere personen te vertellen dat er trouwplannen zouden zijn en zelfs een babykamer in te richten, heeft verdachte op wederrechtelijke en stelselmatige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] .
Hoewel verdachte slechts een deel van de tenlastegelegde gedragingen heeft bekend, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde gedragingen. De verklaring van [aangeefster] is concreet en gedetailleerd en wordt daarnaast ondersteund door een verklaring van haar moeder, door de bevindingen van de politiemensen over wat verdachte tegen hen heeft gezegd en door de hoeveelheid babyspullen die zij in de woning van verdachte hebben aangetroffen.
Bedreiging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de bedreiging. De woorden die hij tegen de psycholoog heeft gezegd, zouden in de context van het gesprek gezien moeten worden, waarin verdachte probeerde duidelijk te maken dat hij klinisch wilde worden opgenomen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Volgens de Hoge Raad is voor strafbare bedreiging vereist dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee is gedreigd daadwerkelijk zou worden gepleegd. Eén van de voorwaarden daarvoor is dat de bedreigde van het dreigement op de hoogte is geraakt. Het opzet van de verdachte dient mede op dat laatste te zijn gericht, waarbij met voorwaardelijk opzet kan worden volstaan. In dit geval heeft verdachte dermate dreigend geformuleerd dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn woorden als een bedreiging zouden worden opgevat. Dat verdachte daarmee, zoals hij heeft verklaard, het doel zou hebben gehad om een opname te realiseren en dat zijn handelen dus zou moeten worden gezien als een roep om hulp, doet niet af aan zijn (voorwaardelijk) opzet op het strafbare feit.
Met betrekking tot de bedreiging van de supermarktmedewerkers, overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft bekend dat hij met een mes in de supermarkt is geweest, maar heeft ook hier ontkend opzet te hebben gehad op de bedreigingen. De rechtbank gaat daar niet in mee en is van oordeel dat ook hier sprake is van voorwaardelijk opzet omdat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat mensen zich bedreigd voelen door zwaaiend met een mes in de richting van supermarktmedewerkers te lopen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16.148620.23, feit 1 (belaging):
in de periode van 01 januari 2023 tot en met 12 juni 2023 te Utrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door (telkens) veelvuldig
- briefjes en bloemen achter te laten bij de auto van voornoemde [aangeefster] en
- tekeningen en geschreven teksten achter te laten op de voorruit en motorkap van de auto van voornoemde [aangeefster] en
- voornoemde [aangeefster] op te wachten bij haar auto en haar aan te spreken aldaar en
- de moeder van die [aangeefster] briefjes te sturen en aan te spreken over voornoemde [aangeefster] en
- aan te bellen bij de woning van de moeder van die [aangeefster] , althans daar aan de deur te gaan,
- in de openbaarheid tegen persoonen te vertellen dat hij, verdachte, en voornoemde [aangeefster] een relatie hebben en dat zij zouden gaan trouwen en dat hij een kind met haar wilde en dat hij de babykamer al aan het inrichten was,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen en te dulden;
16.148620.23, feit 2 (bedreiging):
op 17 juni 2023 te Utrecht, [aangever 2] en [aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een door verdachte meegebracht mes in de richting van voornoemde [aangever 2] en/ [aangever 3] te lopen met het mes in zijn hand en door dat mes in de richting te brengen en/te houden van het lichaam van die [aangever 2] en die [aangever 3] en zwaaiende bewegingen te maken met dat mes;
16.148620.23, feit 3 (voorhanden hebben wapen):
op 17 juni 2023 te Utrecht, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet Wapens en Munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukpistool, zijnde een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I, onder 7, van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad;
16.098924.24 (bedreiging):
op 19 februari 2024, te Utrecht, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Moet ik naar mijn stemmen luisteren en deze tafel op je kop gooien?" en "Ik moet jullie neersteken, van de stemmen", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16.148620.23, feit 1:
belaging;
16.148620.23, feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
16.098924.24:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
en bedreiging met zware mishandeling;
16.148620.23, feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 108 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen en een gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft ook gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij terbeschikkingstelling met voorwaarden niet opportuun vindt. Volgens de raadsman moet deze maatregel gezien worden als een
ultimum remediumen zijn nog niet alle andere mogelijkheden tot hulpverlening uitgeput. Het doel is dat verdachte duurzame hulp krijgt, maar deze hulp kan ook worden geboden in het kader van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en een lange(re) proeftijd. Hij wil meewerken en is gemotiveerd. De raadsman ziet ook geen aanleiding voor het opleggen van een gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en bij het opleggen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Stalking heeft een grote impact op slachtoffers, die zich daardoor ernstig beperkt voelen in hun bewegingsvrijheid en constant geconfronteerd worden met het ongewenste contact. [aangeefster] kampt door het handelen van verdachte nog steeds met gevoelens van angst en onveiligheid. Daarnaast heeft verdachte personeel in een supermarkt en zijn behandelend psychiater bedreigd en op die manier ook voor veel angst gezorgd. Dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft bij haar beslissing ook rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 juli 2024 waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het overtreden van de Wet Wapens en Munitie.
Toerekenbaarheid
Er zijn over verdachte de volgende rapporten opgemaakt: een Pro Justitia Rapport van 26 april 2024, opgesteld door P.K.J. Ronhaar (psychiater); een Pro Justitia Rapport van 10 mei 2024, opgesteld door T. ‘t Hoen (psycholoog) en een Reclasseringsadvies van 22 juli 2024, opgesteld door [B] (Reclasseringswerker). In deze rapportages komt naar voren dat verdachte is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en borderline kenmerken, een psychotische stoornis onder invloed van middelen en een stoornis in het gebruik van amfetamine, lachgas, cannabis en alcohol. Hij ontwikkelde als gevolg van zijn excessieve drugsgebruik een drugspsychose en was psychotisch ontregeld tijdens de eerste twee verdenkingen (belaging van [aangeefster] en bedreiging van supermarktmedewerkers). De psycholoog adviseert daarom om deze twee feiten
sterk verminderdtoe te rekenen en de bedreiging van zijn behandelaar bij [instelling]
verminderdtoe te rekenen. Het advies van de psychiater sluit daarbij aan.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen over en is van oordeel dat de belaging van [aangeefster] en de bedreiging van de supermarktmedewerkers
sterk verminderden de bedreiging van zijn behandelaar bij [instelling]
verminderdaan verdachte kunnen worden toegerekend. Verdachte is wel strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte helemaal niet wist wat hij deed of dat hij tijdens zijn handelen volledig door waanbeelden werd gedreven.
Rapportages
In de Pro Justitia Rapportage komt duidelijk naar voren dat verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad. Hij is op jonge leeftijd uit huis geplaatst, heeft in (gesloten) instellingen gezeten en is meermaals veroordeeld wegens geweldsdelicten en wapenbezit. Daarnaast is, zoals hierboven beschreven, sprake van een persoonlijkheidsstoornis in combinatie met verslavingsproblematiek. De deskundigen stellen dat een langdurige, intensieve klinische behandeling in een forensische setting noodzakelijk is, gelet op de complexe pathologie en het recidiverisico. Zelfs zonder middelenmisbruik wordt het risico op recidive als matig tot hoog ingeschat. Er worden nauwelijks beschermende factoren gezien. Gelet op de ernst van de feiten, de aanwezige stoornissen, het hoge recidiverisico en de noodzaak tot langdurige en intensieve behandeling, adviseren de deskundigen om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De deskundigen hebben ook tijdens de zitting het belang van de behandelgarantie benadrukt en uitgelegd dat de noodzakelijke behandeling niet is te garanderen in een lichter kader. Een minder strikt juridisch kader, zoals een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden biedt namelijk enerzijds niet de garantie dat het recidiverisico voldoende wordt ingeperkt en biedt anderzijds onvoldoende garantie dat verdachte de behandeling op een gedegen manier zal ondergaan. Het gaat, zo hebben de deskundigen benadrukt, een lastig traject worden en dan moet het kader ervoor zorgen dat verdachte tóch in behandeling blijft.
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
Op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht moet voldaan zijn aan een aantal vereisten voordat de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. De rechtbank stelt in dit geval vast dat aan deze voorwaarden is voldaan: bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens; de door hem gepleegde feiten vallen onder artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel. Daarnaast heeft verdachte zich bereid verklaard om de voorwaarden na te leven en heeft de Reclassering een maatregelenrapport met daarin de voorwaarden opgesteld. Het door de verdediging bepleite alternatief van een voorwaardelijke straf met behandeling als bijzondere voorwaarde biedt onvoldoende garantie dat verdachte zich daadwerkelijk onder behandeling zal stellen. Dat volgt niet alleen uit het advies van de deskundigenm maar ook uit het feit dat verdachte eerder voorwaarden heeft geschonden terwijl hij in een proeftijd of schorsing liep. Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden passend en noodzakelijk. De rechtbank zal deze maatregel daarom opleggen en de door de Reclassering geadviseerde voorwaarden overnemen, zoals vermeld in het dictum van dit vonnis. De rechtbank zal, in afwijking van het advies van de Reclassering, geen locatieverbod opleggen voor het gebied rondom [instelling] . De rechtbank heeft namelijk geen aanleiding om ervan uit te gaan dat verdachte daar nog in de buurt wil of zal komen.
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
De maatregel wordt mede opgelegd omdat verdachte zich bij het onder parketnummer 16.148620.23 onder feit 2 bewezenverklaarde schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Om bij een bedreiging te kunnen spreken van een geweldsmisdrijf moeten er aanwijzingen zijn die aannemelijk maken dat de bedreiging zal worden uitgevoerd. Daarvan is hier sprake: doordat verdachte zich in dezelfde ruimte bevond, een groot mes in zijn hand hield en daarmee zwaaide, was sprake van een zeer concrete en fysieke bedreiging van de twee supermarktmedewerkers. Dat betekent dat de duur van de terbeschikkingstelling, indien in de toekomst alsnog zal worden bevolen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, niet op voorhand gemaximeerd is.
Dadelijk uitvoerbaar
In navolging van de genoemde rapportages, concludeert de rechtbank dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder behandeling en begeleiding opnieuw een misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op de genoemde adviezen, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte, ook na het beëindigen van de maatregel van terbeschikkingstelling (aanvullend) wordt behandeld en langdurig onder toezicht wordt gesteld. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de terbeschikkingstelling met voorwaarden onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is. De rechtbank neemt dit advies over. Daarom zal de rechtbank, voor de beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, de gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Er is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel nu verdachte wordt veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank merkt tenslotte nog ten overvloede op dat deze maatregel pas ten uitvoer gelegd kan worden na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie tegen het einde van de maatregel van terbeschikkingstelling en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank (artikel 6:6:23a en verder van het Wetboek van Strafvordering).
Strafoplegging
Gelet op de straffen die normaal gesproken worden opgelegd voor soortgelijke feiten, het feit dat verdachte (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar is en omdat hij naar verwachting een intensieve en langdurige behandelperiode tegemoet gaat in een gedwongen kader, zal de rechtbank naast de maatregel van terbeschikkingstelling volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van het voorarrest.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de maatregel die de rechtbank aan verdachte zal opleggen en ten aanzien waarvan de dadelijke uitvoerbaarheid zal worden gelast, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen voorwerpen, een mes en het veerdrukpistool, moeten worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Met het veerdrukpistool is het onder 16.148620.23, feit 3 bewezenverklaarde feit begaan en het mes is, gelet op de wijze van aantreffen, bestemd tot het begaan van feiten zoals onder 16.148620.23, feit 2 bewezenverklaard (bedreiging). Deze voorwerpen zijn daarnaast van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 2500,00 euro. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit (belaging).
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de schade die ziet op de babykamer moet worden afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat dit niet ten laste is gelegd. De raadsman kan zich vinden in een gematigde toewijzing van de rest van de vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank is van oordeel dat [aangeefster] als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade heeft geleden en nadeel heeft ondervonden. Verdachte heeft [aangeefster] een half jaar lang op indringende wijze lastiggevallen. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, brengen mee dat er sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van 1000,00 euro billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 1000,00 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38, 38a, 38z, 57, 285 en 258b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder parketnummer 16.148620.23 feit 1, feit 2 en feit 3 en het onder parketnummer 16.098924.24 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstaf voor de duur van twee maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Maatregelen
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde;
  • Geen strafbaar feit plegenVerdachte maakt zich niet schuldig aan een nieuw strafbaar feit.
  • Meewerken aan ReclasseringstoezichtVerdachte werkt mee aan het Reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Verdachte meldt zich op afspraken bij de Reclassering. De Reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de Reclassering. De Reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- Verdachte helpt de Reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is.
- Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- Verdachte geeft de Reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de Reclassering.
- Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte als dat volgens de Reclassering van belang is voor het toezicht.

Meewerken aan time-outAls de Reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de Reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.

Niet naar het buitenlandVerdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de Reclassering.

Opname in een zorginstellingVerdachte laat zich opnemen in FVK Basalt of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er plek is. De opname duurt zolang de Reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de Reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

Ambulante behandelingVerdachte laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de Reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de Reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

Begeleid wonen of maatschappelijke opvangVerdachte verblijft in eeninstelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de Reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de Reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de Reclassering voor hem heeft opgesteld.

DrugsverbodVerdachte gebruiktgeen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De Reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.

AlcoholverbodVerdachte gebruiktgeen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De Reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
  • ContactverbodVerdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] 1997, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
    Locatieverbod
  • Verdachte bevindt zich niet in het gebied van de wijk Utrecht [wijk] dat begrensd wordt door de [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] , [straat 4] en [straat 5] zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Verdachte zal van de voornoemde wegen alleen gebruik maken indien en voor zover dit noodzakelijk is om volgens afspraak het kantoor van de Reclassering aan het adres Zwarte Woud 2 te kunnen bezoeken. De politie houdt toezicht op het locatieverbod.
Dadelijk uitvoerbaar
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het toezicht door de Reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregelstrekkende tot
gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangeefster] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Beslag
- verklaart het volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
1 STK Speelgoed (PL0900-2023181103-G3179783);
1 STK Mes (PL0900-2023180831-G3179748).
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Garvelink, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16.148620.231
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2023 tot en met 12 juni 2023 te Utrecht,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door (telkens) veelvuldig, althans een - of meerma(a)l(en)
- briefjes en/of bloemen en/of andere voorwerpen achter te laten op/bij de auto van
voornoemde [aangeefster] en/of
- tekeningen en/of geschreven teksten achter te laten op de voorruit en/of motorkap van de auto van voornoemde [aangeefster] en/of
- voornoemde [aangeefster] op te wachten bij haar auto en/of haar aan te spreken aldaar en/of
- de moeder van die [aangeefster] briefjes te sturen en/of aan te spreken over voornoemde [aangeefster] en/of
- aan te bellen bij de woning van de moeder van die [aangeefster] , althans daar aan de deur te gaan,
- in de openbaarheid tegen een of meer perso(o)n(en) te vertellen dat hij, verdachte,
en voornoemde [aangeefster] een relatie hebben en/of dat zij zouden gaan trouwen
en/of dat hij een kind met haar wilde en/of dat hij de babykamer al aan het inrichten was,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2
hij op of omstreeks 17 juni 2023 te Utrecht, althans in Nederland, [aangever 2] en/of [aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een door verdachte meegebracht mes
- in de richting van voornoemde [aangever 2] en/of [aangever 3] te lopen met het mes in zijn hand en/of
- door dat mes in de richting te brengen en/of te houden van het lichaam van die [aangever 2] en/of die [aangever 3] en/of
- zwaaiende bewegingen te maken met dat mes.
3
hij op of omstreeks 17 juni 2023 te Utrecht, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat
deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukpistool,
zijnde een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I, onder 7, van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
16.098924.24
hij, op of omstreeks 19 februari 2024, te Utrecht, althans in Nederland, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Moet ik naar mijn stemmen luisteren en deze tafel op je kop gooien?" en/of "Ik moet jullie neersteken, van de stemmen.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 juni 2023, genummerd PL0900-2023181126, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 161 en een proces-verbaal van 19 maart 2024, genummerd PL0900-2024086590, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 31. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 12.
3.p. 13
4.p. 14.
5.p. 15.
6.p. 21
7.p. 22.
8.p. 35.
9.p. 60.
10.p. 61.
11.p. 63.
12.p. 64.
13.p. 5
14.p. 6.
15.p. 9.