4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2
Verdachte heeft ter
terechtzitting van 14 augustus 2024onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 9 november 2023 in Almere kreeg ik een wapen. Ik wist dat het om een wapen ging, maar ik was mij daar op dat moment niet van bewust. Ik kreeg het wapen in onderdelen. Het ging om een magazijn en een handje kogels. Ik heb geprobeerd de kogels in het magazijn te doen. Ik kreeg de kogels niet in het magazijn en het magazijn niet in het wapen. Daarom heb ik het wapen teruggegeven. Als ik het wapen wel in elkaar had gekregen, dan had ik het waarschijnlijk bij mij gehouden voor de veiligheid.
Een
proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 13 november 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 november 2023 in Almere lag op de openbare weg op een parkeervak een vuurwapen. De volgende sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en nader onderzoek veiliggesteld:
SIN: AANZ7872NL / PL0900-2023343730-3249269 (pistool);
SIN: AANZ7870NL / PL0900-2023343730-3249296 (patroonhouder);
SIN: AANZ7871NL / PL0900-2023343730-3249300 (vijf kogelpatronen);
SIN: AANZ7869NL / PL0900-2023343730-3249308 (één kogelpatroon).
Uit een
NFI-rapport van 10 november 2023is onder meer het volgende gerapporteerd:
Het patroonmagazijn is onderzocht. De onderkant en het overige deel van het patroonmagazijn zijn apart van elkaar bemonsterd. De bemonsteringen zijn als
respectievelijk AANZ7870NL#0l en #02 veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
AANZ7870NL#01 (onderkant patroonmagazijn)DNA-mengprofiel AANZ7870NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Delen van het vuurwapenzijn zijn apart van elkaar bemonsterd. De bemonsteringen zijn als respectievelijk AANZ7872NL#0l tot en met #06 veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
AANZ7872NL#03 (trekker en trekkerbeugel)DNA-profiel AANZ7872NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [verdachte] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
Uit een
rapport forensisch DNA-onderzoek van 10 november 2023, is onder meer het volgende gerapporteerd:
Ontvangen onderzoeksmateriaal:
AANZ7869NL- munitie (patroon uit kamer vuurwapen), SIN-code sample: AANZ7869NL#0l
AANZ7871NL- munitie (5 patronen uit houder), SIN-code sample: AANZ7871NL#01
AANZ7871NL - munitie (5 patronen uit houder), SIN-code sample: AANZ7871NL#02
Een waarschijnlijkheidsberekening is uitgevoerd voor de volgende twee hypothesen:
A) Spoor AANZ7869NL#0l kan celmateriaal bevatten van verdachte RGN649#01 ( [verdachte] ).
B) Spoor AANZ7869NL#01 kan celmateriaal bevatten van een onbekende persoon welke geen bloedverwant is van verdachte RGN649#01 ( [verdachte] ).
Onder hypothese Azijn de bevindingen van dit DNA-onderzoek meer dan 100 miljoen keer waarschijnlijker dan onder hypothese B.
Een waarschijnlijkheidsberekening is uitgevoerd voor de volgende twee hypothesen:
A) Spoor AANZ7871NL#01 kan celmateriaal bevatten van verdachte RGN649#01 ( [verdachte] ) en een onbekende persoon welke geen bloedverwant is van verdachte RGN649#01 ( [verdachte] ).
B) Spoor AANZ7871NL#0l kan celmateriaal bevatten van twee onbekende personen welke geen bloedverwanten zijn van verdachte RGN649#01 ( [verdachte] ).
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit DNA-onderzoek meer dan 1 miljoen keer waarschijnlijker dan onder hypothese B.
Een waarschijnlijkheidsberekening is uitgevoerd voor de volgende twee hypothesen:
A) Spoor AANZ7871NL#02 kan celmateriaal bevatten van verdachte RGN649#01 ( [verdachte] ).
B) Spoor AANZ7871NL#02 kan celmateriaal bevatten van een onbekende persoon welke geen bloedverwant is van verdachte RGN649#01 ( [verdachte] ).
Onder hypothese A zijn de bevindingen van dit DNA-onderzoek meer dan 100 miljoen keer waarschijnlijker dan onder hypothese B.
In het
proces-verbaal van bevindingen van 5 januari 2024heeft verbalisant [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
Naar aanleiding van de aangetroffen- en in beslag genomen voorwerpen, is in het kader van de Wet wapens en munitie, een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
Goednummers: PLO900-2023343730-3249269 (pistool) en PLO900-2023343730-3249296 (patroonmagazijn)
SIN: AANZ7872NL (pistool) en AANZ7870NL (patroonmagazijn)
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, pistool, merk HS, model 95, kaliber 9x19mm. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie.
Goednummers: PLO900-2023343730-3249300 (5x) en PLO900-2023343730-3249308 (1)
SIN: AANZ7871NL en AANZ7869NL
Bovengenoemde scherpe patronen zijn van het kaliber 9xl9mm, merk S&B, afkomstig uit
het patroonmagazijn van het onder l omschreven vuurwapen en l van het kaliber 9mm Luger (=9x19mm), merk STV, afkomstig uit de kamer van het onder l omschreven vuurwapen. Deze patronen zijn munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij volgens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder feit 1 en onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigen bewezen. De rechtbank legt uit waarom zij tot dit oordeel komt.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) is onder meer vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen (of de munitie). In dat kader worden doorgaans de volgende aspecten onderkend: een wapen bij of in de directe omgeving van de verdachte, de beschikkingsmacht van de verdachte over dat wapen en de bewustheid van de verdachte met betrekking tot dat wapen.
Verdachte was op 9 november 2023 in Almere in de nabijheid van het wapen en de munitie
Verdachte heeft het wapen en de munitie in zijn nabijheid gehad zoals volgt uit de verklaringen van verdachte en de resultaten uit het DNA-onderzoek. Verdachte had het wapen en de munitie op 9 november 2023 in Almere in zijn handen om het in elkaar te zetten.
Verdachte had de beschikkingsmacht over het wapen en de munitie
Uit de bewijsmiddelen volgt eveneens dat verdachte beschikkingsmacht over het wapen en de munitie had. Verdachte heeft immers geprobeerd het magazijn te vullen met patronen en het magazijn vervolgens in het wapen te steken. Dat het hem niet gelukt is om het wapen in elkaar te zetten, doet aan de feitelijke beschikkingsmacht over het wapen en de munitie niets af. Evenmin is relevant dat verdachte het wapen slechts tien of twintig seconden zou hebben vastgehouden, zoals hij heeft verklaard. Van belang is dat verdachte de feitelijke macht kon uitoefenen over het wapen (zie o.a. HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:510). In plaats van zich te ontdoen van het wapen heeft verdachte het wapen in elkaar proberen te zetten met het doel het wapen dienstig te laten zijn ten behoeve van zijn veiligheid. Allen omdat het hem niet lukte om het wapen in elkaar te zetten, heeft hij het wapen en de munitie weer aan iemand anders gegeven. Verdachte was zich bewust van de aanwezigheid van het wapen en de munitie
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank ook dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie. Mogelijk dat verdachte verrast was toen hij het wapen in handen kreeg, maar gelet op zijn handelingen daarna - het magazijn vullen met patronen en het wapen verder in elkaar proberen te zetten - kan het niet anders zijn dan dat verdachte de bewustheid van de aanwezigheid van het wapen en de munitie heeft gehad. Deze omstandigheden leiden tot een bewezenverklaring (vgl. HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5992).