Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 januari 2024 in de zaak tussen
Universitair Medisch Centrum Utrecht
Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie B.V.
Leids Universitair Medisch Centrum
Academisch Medisch Centrum/ Stichting VUmc
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder
Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
(gemachtigden: mr. W.K. Bischot en mr. M.S. Bettelheim)
Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) / Poliklinische Apotheek UMCG
(gemachtigde: mr. R. Snel).
Inleiding
De latende umc’s hebben ook bezwaar gemaakt tegen de besluiten die zij zelf hebben ontvangen en zij hebben bovendien bezwaar gemaakt tegen de besluiten die zijn gericht aan de ontvangende umc’s.
-namens het UMCU en het PMC, prof. dr. [A] , […] van de raad van bestuur van het UMCU, dr. [B] , congenitaal cardio-thoracaal chirurg in het UMCU en mr. J.J. Rijken en mr. S. Elbertsen, advocaten,
-namens het LUMC, prof. dr. [C] , voorzitter raad van bestuur van het LUMC,
dr. [D] , kinderarts op de intensive care van het LUMC, dr. [E] , kindercardioloog in het LUMC,
en mr. T.A.M. van den Ende, advocaat,
- namens Amsterdam UMC, prof. dr. [F] , […] kindergeneeskunde VUmc/ […] Emma kinderziekenhuis AMC, prof. dr. [G] , kinderhartchirurg en […] van de afdeling kindercardiologie van het LUMC en het Emma Kinderziekenhuis (EKZ/AMC),
- namens de minister, drs. [H] , […] Patiënt en Zorgordening,
en mr. M.L. Batting en mr. G.A. Dictus, advocaten,
- namens het Erasmus MC, mr. W.K. Bischot, advocaat,
- namens het UMCG, prof. dr. mr. [I] , […] van het Beatrix Kinderziekenhuis van het UMCG, en mr. R. Snel, advocaat.
Totstandkoming van de besluiten
Voor een keuze welke umc’s daarvoor moeten worden aangewezen, vindt de IGJ geografische spreiding ondergeschikt aan kwaliteit. Daarbij is mede van belang dat het hier vaak gaat om planbare zorg. De IGJ adviseert de minister om het instrument van de Wbmv in te zetten om de gewenste concentratie te realiseren. Het is aan de minister om de umc’s aan te wijzen die als interventiecentrum mogen blijven bestaan.
Leeswijzer
Zijn de onderdelen van het Planningsbesluit, die zijn aan te merken als avv, in strijd met de Wbmv?
Ten eerste bieden twee interventiecentra volgens de minister een grotere overlevingskans. Uit het rapport Bartelds blijkt volgens hem dat het uitvoeren van ten minste 60 interventies bij neonaten jonger dan 30 dagen de veldnorm is, om de kans op vermijdbare sterfgevallen te minimaliseren. De IGJ heeft bevestigd dat de volumenorm van minimaal 60 ingrepen de vigerende veldnorm is. Omdat in Nederland jaarlijks rond de 180 neonaten jonger dan 30 dagen een AHA-interventie moeten ondergaan, is het praktisch ondoenlijk om dit in drie centra te organiseren.
Ten tweede is een concentratie naar twee interventiecentra volgens de minister nodig om de grote druk op professionals en de kwetsbaarheid in de continuïteit van zorg tegen te gaan. Door concentratie op twee locaties kunnen diensten beter worden afgewisseld, is er meer continuïteit in leeftijdsopbouw van het personeel te realiseren en is er meer kans tot specialisatie. Ook worden internationale volumenormen voor kinderen tot 1 jaar en tot 18 jaar makkelijker gehaald.
Ten derde biedt de concentratie naar twee interventiecentra een structurele en robuuste oplossing. Er is een duidelijk, robuust en toekomstbestendig perspectief nodig om de noodzakelijke stappen echt gezamenlijk te maken en te investeren in de best mogelijke zorg voor de groep AHA-patiënten. Uit de brief van de NFU blijkt dat sommigen een tussenstap naar concentratie in drie centra ook als een te verkennen optie zien. Dan zou, vanwege de bovengenoemde volumenormen, altijd de vraag blijven of en wanneer nóg verdere concentratie nodig is. Daarbij zullen naar verwachting de volumenormen in de toekomst op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten, eerder stijgen dan dalen, terwijl vermoedelijk het omgekeerde het geval zal zijn met het patiëntenaantal dat naar verwachting niet zal stijgen en mogelijkerwijs zal dalen. Daarom is het nodig nu alle mogelijke duidelijkheid te bieden voor de toekomst en twee locaties voor interventies voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen aan te wijzen. De minister maakt er tot slot melding van dat ook de IGJ de minister heeft geadviseerd om de concentratie van interventies bij patiënten (jonger dan 18 jaar) met aangeboren hartafwijkingen te concentreren op twee locaties.
In een situatie waarin het overduidelijk is dat er met het oog op de kwaliteit van de zorg geen ruimte is voor meer dan twee interventiecentra, is de noodzaak van daarbij behorende mitigerende maatregelen een gegeven. In de behoefteraming als zodanig speelt de vraag welke mitigerende maatregelen er genomen moeten worden, dan ook op zichzelf nog geen rol. In dit geval ligt dat echter naar het oordeel van de rechtbank anders. De commissie Bartelds heeft in 2021 geadviseerd om te concentreren naar twee óf drie interventiecentra. Het was aan de minister om daarin een keus te maken en hij had op dat vlak dus beleids- en beoordelingsruimte. Bij zijn keus heeft hij gesteld dat de (nadelige) gevolgen voor de latende umc’s voldoende te mitigeren zijn.Hij heeft hierbij echter niet betrokken hoe de nadelige gevolgen van de keuze voor twee centra zich verhouden tot de nadelige gevolgen van de keuze voor drie centra. Hiermee heeft hij onvoldoende onderzocht en gemotiveerd of zijn keuze voor twee interventiecentra wel evenwichtig zou uitpakken. De rechtbank oordeelt dat het Planningsbesluit ook op dat punt tekortschiet en zal dat hierna verder toelichten.
“Het concentreren van cardiale operaties en hartkatheterisaties voor patiënten met een aangeboren hartafwijking heeft substantiële effecten voor de patiënten, de zorgprofessionals en de interventiecentra.
Het geïsoleerd concentreren van deze interventies heeft (onomkeerbare) gevolgen voor het umc dat de zorg moet overdragen.
[…]
Het is risicovol dit concentratiebesluit te nemen zonder zicht te hebben op andere noodzakelijke concentratiebewegingen. Er is daarom op korte termijn een integraal perspectief op een toekomstbestendig academische zorglandschap nodig.
Uitstel van besluitvorming over waar de zorg geconcentreerd gaat worden, mag absoluut niet leiden tot afstel. De huidige organisatie van zorg voor patiënten met een aangeboren hartafwijking is kwetsbaar. Daarom is nu al nodig dat interventiecentra in clusters zo snel mogelijk overgaan tot verdere samenwerking in de zorg aan patiënten met een aangeboren hartafwijking. Dus:
1 Ondervang op korte termijn de huidige kwetsbaarheden in de organisatie van zorg aan patiënten met een aangeboren hartafwijking. Maak twee clusters van interventiecentra (Noord en Zuid) en verzoek die per direct te komen tot een plan voor intensieve samenwerking om de kwetsbaarheden aan te pakken, waaronder de hoge dienstbelasting en de afhankelijkheid van enkele zorgprofessionals voor specifieke expertise. Deze samenwerking moet gericht zijn op continuïteit, kwaliteit en uniformiteit van zorg.
2 Neem geen onomkeerbaar concentratiebesluit nu. Geef - onder regie van de minister - de NFU een opdracht om (een eerste aanzet tot) een integraal perspectief op de toekomst van het academisch zorglandschap uit te werken voor de zomer van 2023. Onderdeel hiervan is welke basiszorg weg kan uit de umc's, welke zorg moet worden geconcentreerd en welke zorg kan worden gespreid. Mocht dit niet lukken, dan adviseren we de minister om deze taak aan de overheid over te laten.
3 Neem op basis van het integraal perspectief en deze impactanalyse een besluit tot concentratie van deze interventies.”
Hoewel deze specifieke expertise vaak betrekking heeft op een klein aantal patiënten, kan het vertrek van de AHA-interventies een risico vormen voor de toegankelijkheid van deze specifieke expertise op de korte en middellange termijn in Nederland. Deze expertise moet (deels) opnieuw worden opgebouwd (in geval van verplaatsing naar een ander centrum), omdat behandelteams door het verplaatsen van zorg niet intact zullen blijven. Of er moet een beroep worden gedaan op buitenlandse ziekenhuizen om deze zorg voor Nederlandse patiënten met een AHA te leveren. Het gaat hier om de hart-, long- en gecombineerde transplantaties bij kinderen, de foetale hartinterventies en specifieke zorg voor primaire pulmonale hypertensie bij kinderen. De expertise van de medisch specialisten die betrokken zijn bij de AHA-interventies, die door het concentratiebesluit mogelijk op een andere locatie zullen gaan werken, wordt ook ingezet voor andere patiëntengroepen. Zoals bijvoorbeeld operaties bij kinderen met tumoren in de borstkas. Deze zorg kan soms worden verplaatst of op een andere manier worden overgenomen, maar dat vraagt wel om nieuwe afstemming en mogelijk meer reisbewegingen van bepaalde patiënten. Patiënten met een AHA worden na een interventie opgenomen op de intensive care en/of de verpleegafdeling. De concentratie van de AHA-interventies heeft daarmee impact op de bezetting van deze afdelingen. [38]
“De tijdige opschaling van het personeel, mocht deze instelling de zorg van elders overnemen, zal een grote uitdaging zijn. Bij punt 1.5 valt op dat men verwacht de menselijk capaciteit in twee-drie jaar met 30% te kunnen verhogen. Dat lijkt in zo'n krimpregio en met de actuele personele schaarste discutabel. Zit er een plan achter deze verwachting en wat is daarbij de onderbouwing? NB mogelijk is het haalbaar, mits er een duidelijke strategie wordt gehanteerd met een verkorte, flexibele en geprioriteerde PICU [39] opleiding, adequate investering en aandacht in en voor opleiding zoals in een leerwerkplaats situatie. Daarnaast zal personeel geworven moeten worden waarbij veel PICU verpleegkundigen uit de kinderkliniek komen. Dat kan daar een tekort geven. Kortom, er moet minimaal een goed plan gepresenteerd worden wil dit geloofwaardig zijn.” [40] Omdat de minister ervan uitgaat dat de twee centra een robuuste organisatie gaan vormen en op de zitting duidelijk is geworden dat de bedoeling is dat beide centra ongeveer de helft van de AHA-interventies op zich nemen, mocht van de minister worden verwacht dat hij zich over de haalbaarheid meer expliciet een oordeel zou vormen.
Conclusie en gevolgen
De minister had zijn besluitvorming daarom niet op het Planningsbesluit mogen baseren. Gelet op het eerder geschetste toetsingskader leidt dit ertoe dat alle beroepen van de latende umc’s gegrond zijn en dat de rechtbank de behoefteraming in het Planningsbesluit buiten toepassing laat. Alle individuele besluiten komen voor vernietiging in aanmerking, omdat ze op de behoefteraming zijn gebaseerd. Hetzelfde geldt voor de concretiserende besluiten van algemene strekking die daarop zijn gebaseerd.
Beslissing
- vernietigt het Planningsbesluit van 13 april 2023 voor zover daarin is bepaald dat het UMCU en het samenwerkingsverband tussen het LUMC en het Amsterdam UMC zijn aangewezen als interventiecentra van wie de aan hen verleende vergunning voor het verrichten van bijzondere hartinterventies mede strekt tot het verrichten van de AHA- interventies voor de duur van in beginsel maximaal 2,5 jaar;
- vernietigt de besluiten van 13 april 2023 gericht aan het UMCU, het PMC, het Amsterdam UMC, het LUMC, het Erasmus MC en het UMCG;
- bepaalt dat de minister aan het UMCU/PMC, het Amsterdam UMC en het LUMC het door hen betaalde griffierecht ter hoogte € 365,- aan ieder van hen moeten vergoeden;
Informatie over hoger beroep
Bijlage
Het is verboden zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de navolgende verrichtingen uit te voeren of te doen uitvoeren:
[…]