ECLI:NL:RBMNE:2024:5041

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
16-317462-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping beroep op noodweer en veroordeling voor zware mishandeling en openlijk geweld met oplegging van taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992, die beschuldigd werd van zware mishandeling en openlijk geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 19 augustus 2023 in Woerden, waarbij de verdachte [slachtoffer 1] met een mes in zijn been stak, wat leidde tot ernstig letsel, en [slachtoffer 2] openlijk geweld werd aangedaan. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een conflictsituatie had geplaatst door verhaal te willen halen bij [slachtoffer 2]. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan zware mishandeling en openlijk geweld, en legde een gevangenisstraf op van 210 dagen, waarvan 105 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 200 uren opgelegd. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben schadevergoedingen gevorderd, die gedeeltelijk zijn toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van beide slachtoffers beoordeeld en toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-317462-23, 21-000164-21 (vord. tul), 21-003134-21 (vord. tul) en
16-335888-21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 maart 2024 en 12 juli 2024. De zaak is op 12 juli 2024 inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rethmeier en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.D. Renshof, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als benadeelde partijen alsmede van de toelichting hierop van hun advocaat mr. J.N. Rensen, advocaat te Den Haag.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair: op 19 augustus 2023 in Woerden [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem met een mes in zijn been te steken;
subsidiair: met de onder primair ten laste gelegde gedraging heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2
op 19 augustus 2023 in Woerden openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] .
3 VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert aan dat de verklaringen van aangever/getuige [slachtoffer 2] moeten worden uitgesloten van het bewijs dan wel dat hiermee zeer behoedzaam moet worden omgegaan. De raadsvrouw bepleit dat verdachte voor beide feiten een beroep op noodweer toekomt, waardoor hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit verweer zal de rechtbank behandelen onder ‘strafbaarheid van verdachte’.
Subsidiair bepleit de raadsvrouw dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair, omdat het opgelopen letsel van [slachtoffer 1] niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging over het bewijs hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 12 juli 2024, zakelijk weergegeven:
Op 19 augustus 2023 was ik met mijn vriend [A] (hierna: [A] ) in Woerden. [A] en ik zijn in de auto gestapt en [A] reed. Kort hierna zagen wij [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] )) fietsen. [A] stopte de auto en stapte uit. Ik stapte ook uit, omdat ik verhaal wilde halen. Toen viel [slachtoffer 2] en ontstond er een worstelpartij tussen [slachtoffer 2] en [A] op de grond. Er werd over en weer getrapt, ook door mij.
Op een gegeven moment kwam er een auto aangereden met daarin [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] rende op mij af. Ik had het mes vast en heb het uitgeschoven. Er ontstond een confrontatie tussen [slachtoffer 1] en mij. Daarbij heb ik [slachtoffer 1] met het mes geraakt.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1 primair
De aangifte van [slachtoffer 1] afgelegd op 20 augustus 2023
Plaats delict: Woerden
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 19 augustus 2023 om 03:40 uur en zaterdag 19 augustus 2023 om 04:07 uur
A: Ik ging vrijdagavond, 18 augustus (de rechtbank begrijpt 18 augustus 2023), naar [horecagelegenheid] in Woerden samen met [slachtoffer 2] . Blijkbaar kreeg [slachtoffer 2] ruzie met twee gasten. Hij fietste weg. Ik ben bij een beveiliger ingestapt. Toen zag ik dat hij in elkaar geslagen werd. Ik ben er naar toe gegaan en werd in mijn been gestoken.
V: Wat kun je vertellen over het letsel dat je nu hebt?
A: Ik heb nu een rijgvetersysteem, elke dag wordt dat 3x per dag verschoond en aangetrokken. Dat loopt over mijn hele bovenbeen.
V: Wat kun je vertellen over het herstel en het vervolg vanaf nu?
A: Dit blijft hopelijk tot donderdag in mijn been. Dan wordt ik waarschijnlijk onder narcose gebracht om de wond te hechten. Na die operatie zal ik nog een week moeten blijven voor ik naar huis mag. [2]
De medische verklaring over het letsel van [slachtoffer 1]
Betreft: [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum 2] -1998
Voorgeschiedenis:
19-08-2023 Fasciotomie (de rechtbank begrijpt een operatie die wordt uitgevoerd ter bestrijding van het compartimentsyndroom) bovenbeen rechts lateraal (de rechtbank begrijpt buitenzijde) na steekverwonding
22-08-2023 Sluiten fasciotomie bovenbeen rechts.
Diagnose
Diepe wondinfectie en verdenking compartimentsyndroom rechter bovenbeen na eerdere fasciotomie bij status na steekverwonding
Operatie
25-8 Fasciotomie laterale zijde rechter bovenbeen met openlaten van de wond
30-8 Sluiten wond laterale zijde rechter bovenbeen
Beloop
Na de operatie werden de fascie (de rechtbank begrijpt bindweefsel) en wond opengelaten. Vanwege de wondinfectie werd patiënt behandeld met augmentin iv, na 6 dagen werd de huid weer gesloten op OK, de fascie was niet meer te sluiten na tweemaal fasciotomie.
Conclusie
Fasciotomie bij wondinfectie na eerdere fasciotomie bovenbeen rechts na steekverwonding en secundair sluiten van de wond [3]
De slachtofferverklaring van [slachtoffer 1]
Ik heb een litteken van 40+ centimeter. [4]
In het bijzonder ten aanzien van feit 2
De aangifte van [slachtoffer 2]
Plaats delict : [straat] , Woerden
Pleegdatum/tijd : Tussen zaterdag 19 augustus 2023 om 03:30 uur en zaterdag 19 augustus 2023 om 03:40 uur
Ik zag dat de auto mij blokkeerde, zodat ik niet door kon fietsen. Ik zag dat er twee mensen uit de auto stapten. Deze mannen begonnen direct op mij in te trappen en te slaan. Ik voelde trappen en klappen overal op mijn lichaam. Ik voelde pijn aan mijn hoofd en rechter arm. Achteraf voelde ik nog meer pijn op mijn voor- en achterhoofd. Ik zag bloed aan mijn ellenboog en bloed aan mijn hand. Ik zag dat het bloed aan mijn hand afkomstig was van mijn achterhoofd. [5]
De aangifte van [slachtoffer 2]
V: Wij hebben wat aanvullende vragen naar aanleiding van de aangifte die je vannacht hebt gedaan.
V: Hoe gaat het met je?
A: Ik heb heel veel hoofdpijn. Ik ben net bij de huisartsenpost geweest.
V: Door wie ben je in elkaar getrapt?
A: Door allebei die jongens. Ik krijg trappen van allebei de kanten. Ik lag op de grond en toen gingen ze mij trappen.
V: Waar raakte die trappen jou?
A: In mijn gezicht, wang, rug, heupen, kaak. [6]
De medische verklaring over het letsel van [slachtoffer 2]
Betreft: Dhr. [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 3] -1994
Bovengenoemde patiënt werd op de Spoedeisende Hulp te SAZ Utrecht.
Reden van bezoek
Hoofdklacht
Patiënt met hoofdpijn
Conclusie
Definitieve diagnoses: [S09.9] trauma capitis
- Lichttraumatisch hersenletsel
- Multipele contusies, geen verdenking op fracturen. [7]
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt niet tot bewijsuitsluiting van de verklaringen van [slachtoffer 2] , zoals door de verdediging bepleit. De rechtbank heeft oog voor het feit dat de verklaringen van de betrokken personen bij het voorval op bepaalde onderwerpen niet eenduidig en/of consistent zijn. Alcohol was in het spel. Dit maakt dat de rechtbank behoedzaam is omgegaan met de beoordeling en weging van de verschillende verklaringen. Een en ander betekent echter niet dat de verklaringen van [slachtoffer 2] in het geheel niet betrouwbaar zijn. De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn op de voor de bewezenverklaring relevante onderdelen consistent. De verklaringen van [slachtoffer 2] vinden bovendien steun in overige bewijsmiddelen in het dossier. Zo verklaart beveiliger [B] dat hij zag dat twee mannen (de rechtbank begrijpt: verdachte en [A] ) [slachtoffer 2] in elkaar sloegen. Ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zag hoe [slachtoffer 2] in elkaar werd geslagen. Verdachte bekent zelf ook dat er een worsteling heeft plaatsgevonden tussen [slachtoffer 2] en zijn vriend waarbij verdachte ook trappen heeft uitgedeeld. Gelet op het voorgaande kunnen de verklaringen van [slachtoffer 2] worden gebruikt voor het bewijs.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt voorop dat artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht een niet limitatieve opsomming geeft van zwaar lichamelijk letsel. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Verdachte heeft [slachtoffer 1] gestoken met een mes. Hierdoor zwol het been van [slachtoffer 1] op. [slachtoffer 1] is hierop met spoed overgebracht naar het ziekenhuis. Daar bleek operatief ingrijpen ter bestrijding van het compartimentsyndroom noodzakelijk. Door de zwelling moest de wond gesloten worden met een rijgvetersysteem. [slachtoffer 1] heeft hiervoor een aantal dagen in het ziekenhuis doorgebracht. Tijdens zijn herstel raakte de wond geïnfecteerd waardoor [slachtoffer 1] wederom een aantal dagen in het ziekenhuis moest doorbrengen. [slachtoffer 1] kon door dit steekincident zeven maanden niet werken en heeft meerdere fysio-behandelingen gehad voor de mobiliteit van zijn been. [slachtoffer 1] heeft nu een blijvend en ontsierend litteken van ongeveer 40 centimeter lopend over zijn gehele bovenbeen. Een litteken als dit kan naar algemeen spraakgebruik worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, in het bijzonder omdat het én ontsierend én blijvend van aard is.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 19 augustus 2023 te Woerden aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in het been waardoor een litteken is ontstaan, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een mes in het been te steken;
feit 2
op 19 augustus 2023 te Woerden, openlijk, te weten op de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door voornoemde [slachtoffer 2] terwijl hij op de grond lag tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of schoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat sprake was van een noodweersituatie, zowel tijdens de openlijke geweldpleging als bij het steekincident, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beroep op noodweer verworpen dient te worden, omdat er op geen enkel moment sprake was van een noodweersituatie. Mocht er wel een noodweersituatie worden aangenomen, dan stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het steken met een mes een disproportionele verdediging is geweest (feit 1).
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht kan in beeld komen bij een noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechtbank bij een beroep op noodweer de feitelijke grondslag van dat beroep onderzoeken en beoordelen of aan de voorwaarden voor de aanvaarding van het verweer is voldaan (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 29 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:417).
De lezing van verdachte is als volgt. Op 19 augustus 2023 hebben verdachte en [A] ruzie gekregen met [slachtoffer 2] in café [horecagelegenheid] in Woerden. De beveiliging heeft verdachte en [A] en ook [slachtoffer 2] , die samen was met [slachtoffer 1] , weggestuurd. Toen verdachte en [A] wegreden, zagen zij kort daarna [slachtoffer 2] fietsen/lopen. Verdachte en [A] wilden verhaal halen bij [slachtoffer 2] . Zij zijn uit de auto gestapt, waarop [slachtoffer 2] wegrende. Verdachte en [A] zijn achter [slachtoffer 2] aangerend. [slachtoffer 2] begon meteen te trappen en schoppen. Verdachte en [A] hebben zichzelf hierop verdedigd. Toen het gevecht tussen hun drieën was afgelopen, kwam [slachtoffer 1] met twee andere personen in de auto aanrijden. Verdachte zag toen een voorwerp op de grond liggen, naar later bleek een mes. Verdachte heeft het mes van de grond gepakt, omdat deze drie personen agressief en bedreigend op [A] en verdachte afkwamen en verdachte bang was dat het mes anders tegen [A] en hem zou worden gebruikt. [slachtoffer 1] is hierop in gevecht geraakt met verdachte. In het afweren van [slachtoffer 1] heeft verdachte hem geraakt met het mes.
Over het voorval met [slachtoffer 2] (feit 2):
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zichzelf door uit de auto te stappen en achter [slachtoffer 2] aan te gaan in een conflictsituatie geplaatst: hij ‘wilde verhaal halen’ bij [slachtoffer 2] , wetend dat zij niet veel eerder een woordenwisseling met elkaar hadden. Op basis van het dossier is niet vast komen te staan dat [slachtoffer 2] als eerste geweld heeft gebruikt tegen verdachte en [A] . Dit wordt ook niet verklaard door [A] . Wat wel is komen vast te staan, is dat [slachtoffer 2] op de grond lag op het moment dat verdachte en [A] geweld tegen hem gebruikten. Dit wordt bevestigd door de verklaring van verdachte zelf. De rechtbank concludeert dan ook dat zich ten aanzien van feit 2 op geen enkel moment een noodweersituatie heeft voorgedaan; er was geen sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachtes en/of [A] lijf, eerbaarheid of goed waartegen verdediging noodzakelijk was.
Over het voorval met [slachtoffer 1] (feit 1):
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat volgende gang van zaken voldoende aannemelijk is geworden. [slachtoffer 1] , de beveiliger en een medewerker van café [horecagelegenheid] arriveerden op de plek waar het gevecht tussen verdachte en [A] met [slachtoffer 2] , die op de grond lag, gaande was. [slachtoffer 1] en verdachte raakten vervolgens in een gevecht. [slachtoffer 1] heeft geweld toegepast richting verdachte door middel van trappen. Verdachte had een mes in zijn handen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] bij de confrontatie met dit mes in zijn been geraakt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het gevecht met [slachtoffer 2] al was gestopt toen [slachtoffer 1] aankwam doordat verdachte, [A] en [slachtoffer 2] tegen elkaar zeiden “klaar nu”. De rechtbank acht dit scenario, gelet op alle omstandigheden van het geval, volstrekt ongeloofwaardig. [slachtoffer 1] verklaart dat op het moment dat hij arriveerde het gevecht nog bezig was. Dit wordt bevestigd door de beveiliger en de medewerker van café [horecagelegenheid] . De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] nog gaande was op het moment dat [slachtoffer 1] aankwam. [slachtoffer 1] heeft vervolgens richting verdachte getrapt. Verdachte zijn lijf is hierbij wel ogenblikkelijk aangerand, maar deze aanranding is niet wederrechtelijk nu [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] verdedigde die door twee personen, waaronder verdachte, werd geschopt en geslagen terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag. Nu er geen sprake was van een ogenblikkelijke én wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, is er ook ten aanzien van feit 1 geen sprake van een noodweersituatie waartegen verdediging noodzakelijk was. De rechtbank merkt hierbij op dat geweld in de vorm van trappen het steken met een mes überhaupt niet rechtvaardigt.
De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op noodweer voor zowel feit 1 als feit 2.
Er is verder geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:zware mishandeling;
feit 2:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 260 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar, met de algemene voorwaarden en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en contactverboden met de slachtoffers. Daarnaast vordert zij een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat wordt volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] door hem samen met een ander te slaan en/of trappen tegen het lichaam en/of hoofd. [slachtoffer 2] heeft hier meerdere wonden en een hersenschudding aan over gehouden.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het steken van [slachtoffer 1] in zijn been. Hierdoor heeft [slachtoffer 1] niet alleen ernstig letsel opgelopen, maar ook een groot en ontsierend litteken op zijn been voor het leven overgehouden en het trauma dat hiermee gepaard gaat.
Beide feiten zijn gepleegd in het uitgaansleven naar aanleiding van een woordenwisseling bij een café. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij het zo uit de hand heeft laten lopen onder meer door actief de confrontatie met [slachtoffer 2] te zoeken terwijl deze na de woordenwisseling al was weggefietst. Verdachte heeft met zijn gedrag geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Geweldsdelicten veroorzaken bovendien maatschappelijke onrust en leiden tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 31 mei 2024. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte in 2022 onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling.
Reclasseringsrapportages
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 14 maart 2024. Hieruit blijkt dat een deels negatief sociaal netwerk, beperkte cognitieve en probleemoplossende vaardigheden en middelengebruik mogelijk ten grondslag liggen aan de ten laste gelegde feiten. In 2020 is, in het kader van een Pro Justitia rapportage, een autismespectrumstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, zwakbegaafdheid en (in lichte mate) een stoornis in het gebruik van alcohol en lachgas bij verdachte vastgesteld. De reclassering acht het recidiverisico gemiddeld tot hoog en het risico op geweldsdelicten gemiddeld. De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het voortgangsverslag van de reclassering van
4 juli 2024 in het kader van de reeds geschorste voorlopige hechtenis van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zijn afspraken met de reclassering nakomt, hij zich begeleidbaar opstelt en openstaat voor hulp en advies. Recent heeft er een intakegesprek plaatsgevonden bij Fivoor en verdachte zal binnenkort starten met behandeling. Verdachte heeft geen positieve urinecontroles gehad en heeft een positieve dagbesteding.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de problemen van verdachte die een rol zullen hebben gespeeld bij de door hem begane geweldsdelicten. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de LOVS en de strafoplegging in soortgelijke zaken.
De rechtbank acht het niet wenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd raakt gelet op het positieve verloop van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte behandeling krijgt en aan zijn problematiek werkt. Nu de behandeling bij Fivoor net is aangevangen, is het belangrijk dat verdachte dit kan voortzetten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank vindt een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen waarvan 105 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden, en legt dit op. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf verbindt de rechtbank een proeftijd van 2 jaar met de algemene voorwaarden en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling bij Fivoor, Inforsa of een soortgelijke instelling, het meewerken aan middelencontrole en contactverboden met de slachtoffers. Er zijn nadien geen meldingen vanuit de politie geweest, die aanleiding geven om de locatieverboden met de slachtoffers die als schorsingsvoorwaarde gold voort te zetten als bijzondere voorwaarde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel de gevolgen van zijn handelen moet ervaren. De rechtbank legt daarom ook een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uren op. Als verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren uitvoert, wordt deze vervangen door 100 dagen hechtenis.
De rechtbank heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 139.653,97. Dit bedrag bestaat uit € 4.653,97 aan materiële schade, € 35.000,- aan immateriële schade en € 100.000,- aan affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 106.233,25. Dit bedrag bestaat uit € 103,25 aan materiële schade, € 6.130,- aan immateriële schade en € 100.000,- aan affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde.
De advocaat van de benadeelde partijen, mr. J.N. Rensen, heeft toegelicht dat zij het bedrag van € 100.000,- als affectieschade heeft gevorderd voor het geval er hoger beroep wordt ingesteld. Zij heeft daarom direct verzocht de vordering ten aanzien van de affectieschade niet-ontvankelijk te verklaren.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat het materiële deel wordt gematigd met € 60,- tot een bedrag van € 4.593,97 vanwege een afschrijving voor de schoenen en het immateriële deel wordt gematigd tot een bedrag van € 17.500,-.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] Alaso heeft de officier van justitie gevorderd dat het materiële deel geheel wordt toegewezen en het immateriële deel wordt gematigd tot een bedrag van € 4.000,-.
De officier van justitie vordert bij beide vorderingen de toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] bepleit de raadsvrouw niet-ontvankelijkheid van de materiële kosten voor de schoenen en het matigen van de schadepost voor het inkomensverlies. Het immateriële deel dient gematigd te worden tot hooguit € 5.000,-
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] Alaso bepleit de raadsvrouw dat het materiële deel niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat het rechtstreekse verband ontbreekt. Het immateriële deel dient gematigd te worden tot hooguit € 500,-.
De raadsvrouw bepleit bij beide vorderingen de toepassing van de hoofdelijkheid en verzoekt dat de wettelijke rente geldt vanaf de datum dat de materiële schade is geleden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank wijst de schadepost ‘schoenen’ toe, maar matigt deze vanwege afschrijving tot een bedrag van € 100,-. De rechtbank acht het aannemelijk dat [slachtoffer 1] zijn schoenen geheel onder het bloed zaten en dus onbruikbaar zijn geworden door het steekincident. De schadepost is echter onvoldoende onderbouwd voor gehele toewijzing.
De rechtbank wijst de schadeposten ‘fysiotherapie’ van in totaal € 129,- en ‘ziekenhuis en revalidatie daggeldvergoeding’ van in totaal € 455,- als redelijk en voldoende onderbouwd geheel toe.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in diens schadepost ‘inkomensverlies’. Deze schadepost is onvoldoende onderbouwd en levert daarom een onevenredige belasting van het strafproces op. Deze post is betwist. De gestelde periode van 26 weken met de bijbehorende bedragen is niet met voldoende stukken onderbouwd. Er zijn enkel stukken van de salarisspecificatie voor de eerste twee weken van oktober 2023 bijgevoegd. Ook is niet duidelijk geworden waarom dit loon hoger is dan het loon van het jaar daarvoor. Er zijn geen stukken ter onderbouwing van het jaar daarvoor overgelegd.
Immateriële schade
Verdachte heeft [slachtoffer 1] met het bewezenverklaarde letsel toegebracht, te weten een steekwond in zijn been. De steekwond heeft een litteken nagelaten, waardoor de benadeelde telkens aan deze ingrijpende gebeurtenis wordt herinnerd. Op zitting is ook duidelijk geworden dat hij nog steeds last heeft van de gevolgen. Uit de onderbouwing van de vordering en uit de slachtofferverklaring is verder gebleken dat het geweldsincident naast lichamelijk letsel ook psychisch leed met zich heeft gebracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij recht heeft op een vergoeding van immateriële schade. Gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat € 7.500 ,- euro aan immateriële schade in dit geval billijk is. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het immaterieel meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Affectieschade
De rechtbank verklaart, zoals de benadeelde partij heeft verzocht, de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering van affectieschade.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 8.184,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente
  • over een bedrag van € 8.055,- vanaf 19 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • over een bedrag van € 86,- vanaf 6 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • over een bedrag van € 43,- vanaf 18 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 8.184,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente zoals hierboven is bepaald. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 75 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank wijst de schade voor de kosten van fysiotherapie van € 103,25 geheel toe. De rechtbank merkt hierbij op dat het niet uitmaakt dat de benadeelde partij niet direct naar de fysiotherapeut is gegaan; het is aannemelijk dat hij als gevolg van dit incident fysieke klachten heeft.
Immateriële schade
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op € 750,00.
Affectieschade
De rechtbank verklaart, zoals de benadeelde partij heeft verzocht, de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering van affectieschade.
Hoofdelijkheid
Verdachte is met zijn medeverdachte verantwoordelijk voor de gehele schade De rechtbank zal de vordering daarom tot het bedrag van € 853,25 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 750,- met ingang van 19 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling en over een bedrag van € 103,25 met ingang van 19 juni 2024 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 853,25 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 750,- vanaf 19 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling en over een bedrag van 103,25 met ingang van 19 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 17 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERINGEN TOT TENUITVOERLEGGING

Bij arrest van 23 december 2022 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met parketnummer 21-000164-21 is verdachte een taakstraf voor de duur van 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk opgelegd. De proeftijd loopt van 7 januari 2023 tot 7 januari 2025.
Bij arrest van 23 december 2022 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met parketnummer 21-003134-21 is verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, te vervangen door 25 uren hechtenis, voorwaardelijk opgelegd. De proeftijd loopt van 6 juni 2023 tot 6 juni 2025.
Bij vonnis van 29 december 2022 van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht) met parketnummer 16-335888-21 is verdachte een taakstraf voor de duur van 16 uren geheel voorwaardelijk opgelegd, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 8 dagen hechtenis. De proeftijd loopt van 13 januari 2023 tot 25 april 2025.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging geheel toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht dat de rechtbank beoordeelt of toewijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging opportuun is.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich binnen de proeftijden opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten terwijl hij wist dat er voorwaardelijke straffen boven zijn hoofd hingen. Hiermee heeft hij de algemene voorwaarde overtreden. Verdachte moet de consequenties van zijn handelen ondervinden. Om die reden zullen deze taakstraffen alsnog geheel ten uitvoer worden gelegd. Dit betekent dat verdachte in totaal 86 uren aan taakstraf moet verrichten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot e
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • stelt daarbij
  • als
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • stelt als
  • zich binnen drie (3) dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 in Utrecht meldt en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo lang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich onder behandeling zal stellen van Fivoor, Inforsa of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek en/of urineonderzoek zo lang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
o [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 2] -1998), zo lang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
o [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 3] -1994), zo lang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
o de politie houdt op deze contactverboden toezicht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van de contactverboden, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 8.184,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • over een bedrag van € 8.055,- vanaf 19 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • over een bedrag van € 86,- vanaf 6 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • over een bedrag van € 43,- vanaf 18 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 8.184,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente
  • over een bedrag van € 8.055,- vanaf 19 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • over een bedrag van € 86,- vanaf 6 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • over een bedrag van € 43,- vanaf 18 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • bij niet betaling aan te vullen met 75 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 853,25;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 750,- vanaf 19 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling en over een bedrag van 103,25 met ingang van 19 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 853,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 750,- vanaf 19 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling en over een bedrag van € 103,25 met ingang van 19 juni 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 17 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 21-000164-21
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 23 december 2022 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door 10 uren vervangende hechtenis;
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 21-003134-21
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 23 december 2022 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen vervangende hechtenis;
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-335888-21
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht) bij vonnis van 29 december 2022 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 16 uren, te vervangen door 8 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en G.M.C. Klink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2024.
Mrs. Van Ek en Klink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
primair
hij op of omstreeks 19 augustus 2023 te Woerden aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steekwond in het been (waardoor een litteken is ontstaan), heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een mes in het been te steken;
(art 302 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op of omstreeks 19augustus2023 te Woerden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk létsel toe te brengen eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, in het been van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
hij op of omstreeks 19 augustus 2023 te Woerden, althans in Nederland, openlijk, te weten, de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door voornoemde [slachtoffer 2] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of schoppen;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 12 december 2023, 19 december 2023 en 13 februari 2024, genummerd 2023250480 en 2023250480A, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 193. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 73-75, 77 en 80.
3.Pagina 85.
4.Een schriftelijk bescheid: de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] , bijlage 6.
5.Een schriftelijk bescheid: de aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 54-55.
6.Pagina 58-59.
7.Pagina 70.