Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties,
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van het geschil
4.De beoordeling
178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en RNHB B.V. over de opzegging van geldleningsovereenkomsten. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Renssen, had meerdere geldleningsovereenkomsten met RNHB, die deze opzegde op basis van uitkomsten van een klantenonderzoek. De eiser betwistte de rechtsgeldigheid van deze opzegging en vorderde dat de overeenkomsten in stand zouden blijven. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2024 werd duidelijk dat RNHB twijfels had over de integriteit van de eiser, onder andere vanwege zijn connecties met een persoon die verdacht werd van witwassen. De rechtbank oordeelde echter dat RNHB onvoldoende gronden had om de overeenkomsten op te zeggen. De rechtbank concludeerde dat de opzegging niet rechtsgeldig was en dat de geldleningsovereenkomsten moesten worden voortgezet. Tevens werd RNHB veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, die in totaal € 1.832,73 bedroegen. De rechtbank benadrukte dat RNHB wel verplicht blijft om haar verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) na te komen, en dat nieuwe feiten in de toekomst mogelijk aanleiding kunnen geven tot een nieuwe opzegging.