ECLI:NL:RBMNE:2024:4913

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 23/1115
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning energietoeslag en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft eiser op 24 juni 2022 een aanvraag voor energietoeslag ingediend voor het jaar 2022. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft deze aanvraag op 4 oktober 2022 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 12 januari 2023 ongegrond verklaard. Op 20 februari 2023 heeft een vertegenwoordiger van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) een pro forma beroepschrift ingediend tegen het besluit van 12 januari 2023, waarbij eiser de LSVb machtigde om namens hem beroep in te stellen. Op 31 mei 2023 heeft het college alsnog een eenmalige vergoeding van € 1.800,- toegekend aan eiser. De rechtbank heeft eiser op 4 juli 2023 gevraagd om te bevestigen of hij het eens is met dit besluit, maar er is geen reactie ontvangen. Hierdoor gaat de rechtbank ervan uit dat eiser zijn beroep wil handhaven.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep tegen het besluit van 12 januari 2023. Dit is in overeenstemming met artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 12 januari 2023 niet-ontvankelijk en ook het beroep tegen het besluit van 31 mei 2023, omdat eiser geen procesbelang heeft bij de behandeling van dit beroep. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat er geen sprake is van beroepsmatige rechtsbijstand. De rechtbank heeft het college opgedragen om het betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, aangezien eiser na het indienen van beroep alsnog een vergoeding heeft ontvangen.

De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2024. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,het college,
(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Inleiding en verloop van de procedure

1. Eiser heeft op 24 juni 2022 energietoeslag aangevraagd voor het jaar 2022. Met het besluit van 4 oktober 2022 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het besluit van 12 januari 2023 heeft het college eisers bezwaar ongegrond verklaard.
1.1.
Op 20 februari 2023 heeft [A] , [functie] van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), een pro forma beroepschrift ingediend tegen het besluit van 12 januari 2023. Bij het beroep is een machtiging gevoegd waarbij eiser de LSVb machtigt om namens hem beroep in te stellen, zulks met de macht van indeplaatsstelling. Vervolgens heeft [gemachtigde] namens eiser op 5 april 2023 beroepsgronden ingediend.
1.2.
Met het besluit van 31 mei 2023 heeft het college alsnog aan eiser een eenmalige vergoeding van € 1.800,- toegekend.
1.3.
Op 4 juli 2023 heeft de rechtbank eiser gevraagd om binnen twee weken te laten weten of hij het wel of niet eens is met dit besluit. Hierop is geen reactie gekomen zodat de rechtbank er vanuit gaat dat eiser zijn beroep wil handhaven.
1.4.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 12 januari 2023
2. Het beroep van eiser heeft automatisch ook betrekking op de beslissing van het college van 31 mei 2023 om eiser alsnog de energietoeslag toe te kennen. Dat staat in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Het is niet gesteld en ook niet gebleken dat eiser nog procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep tegen het besluit van 12 januari 2023. De rechtbank verklaart het beroep voor zover nog gericht tegen laatstgenoemd besluit dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 31 mei 2023
3. Het college heeft met het besluit van 31 mei 2023 alsnog een eenmalige vergoeding van € 1.800,- toegekend. Gesteld noch gebleken is dat eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep gericht tegen dit besluit. De rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit om alsnog energietoeslag toe te kennen daarom ook kennelijk nietontvankelijk.
De proceskostenveroordeling en het griffierecht.
4. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van deze rechtbank van 28 mei 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:3892).
5. De rechtbank draagt het college op om het betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Het college heeft eiser immers nadat hij beroep had ingesteld alsnog een eenmalige vergoeding toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 12 januari 2023 nietontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 31 mei 2023 nietontvankelijk;
- wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af;
- draagt het college op om het betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.