ECLI:NL:RBMNE:2024:4900

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
16.176993-23 en 16.273227-23 (gev. ttz) (P) 16.111148-21 (vordering tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens verkrachting, poging tot doodslag, poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met onvoorwaardelijke gevangenisstraf en tbs-maatregel

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juli 2023 in Almere een verkrachting heeft gepleegd en heeft geprobeerd een slachtoffer van het leven te beroven. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaren en een tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die stelselmatig weigerde medewerking te verlenen aan psychologisch onderzoek, in een verminderde mate toerekeningsvatbaar was door een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De rechtbank baseerde haar oordeel op diverse rapportages van gedragsdeskundigen, die de verdachte als weigerende observandus bestempelden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade van het eerste slachtoffer vaststelde op € 15.000,00 en de materiële schade op € 9.736,64. Het tweede slachtoffer kreeg € 1.000,00 aan immateriële schade en € 637,04 aan materiële schade toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd tot betaling aan de Staat voor de schadevergoedingen aan de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die door de daden van de verdachte ernstig in hun leven zijn aangetast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.176993-23 en 16.273227-23 (gev. ttz) (P)
16.111148-21 (vordering tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 augustus 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door [naam 1] en mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] en door mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

2.TENLASTELEGGINGEN

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Parketnummer 16.176993-23
Feit 1
op 16 juli 2023 in Almere [slachtoffer 1] heeft verkracht;
Feit 2 primair
op 16 juli 2023 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven;
Feit 2 subsidiair
op 16 juli 2023 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 3
op 16 juli 2023 in Almere een telefoon van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
Parketnummer 16.273227-23
op 6 juli 2023 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van de vrijheid te beroven en beroofd te houden.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.176993-23 en 16.273227-23 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 3 en feit 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en subsidiair en onder 4 tenlastegelegde. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een bewezenverklaring van het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feiten 1, 2 primair en 3
Een
proces-verbaal aangiftevan 16 juli 2023, met als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van verkrachting.
Het was een Antilliaanse man, ongeveer 1,70 meter groot. Wat opviel is dat hij op sokken liep. Hij zei dat hij 50 was. Hij was niet pikzwart; hij was donkerbruin, iets geliger voor wat ik zag. Zijn tanden vielen op; hij had hele witte rechte ondertanden en aan de bovenkant was er één tand heel erg scheef. Hij rook naar alcohol. Hij had bruine donkere ogen. Hij was absoluut niet kaal, ik had het idee dat hij het naar achteren had gedaan. De rand van zijn haar was grijs en aan de voorkant had hij grijze plukken erdoor heen. Ik denk dat hij kroeshaar had. Hij had een slank postuur, een klein buikje en links op zijn onderbuik had hij een paar moedervlekken. Hij had een joggingpak aan, een beetje grijs, groen verwassen, volgens mij was het een hoody. Ik had het idee dat er op de zijkanten een soort gele streep zat.
Het is vanmorgen gebeurd (16-07-2023), bij het [lcoatie] . [2] Ik ging de hond uitlaten. In de verte zie ik een man. Hij kwam direct op mij af en kwam dicht bij mij staan. Hij zei “ik heb op je gewacht” of “ik heb je gevolgd”. Toen pakte hij mij vast en zei iets van “ik neem je mee naar huis”. Toen ben ik gaan vechten en schoppen en heb "help, help, help" geschreeuwd. Toen sloeg hij mij op mijn hoofd. Van de adrenaline en van de schrik lag ik op de grond. Hij sloeg mij en zei dat ik mijn mond moest houden anders maakte hij mij dood. Vanaf daar ben ik de bossage in getrokken. Hij heeft mij heel erg geslagen, ook heel hard op allebei mijn oren. Voor mijn gevoel ben ik 10 seconden buiten bewustzijn geweest. [3] Hij bleef maar roepen “niet schreeuwen, hou je bek, ik maakt je dood”. Dat heeft hij wel 40 keer gezegd. Elke keer als ik een vraag stelde van waarom doe je dit dan zei hij van “ik waarschuw je, ik maak je dood”. Toen zei hij “je moet je pijpen, daarna ga ik je neuken en anaal”. Hij zei daarvoor “Ik zag je lopen en kijk eens wat een harde reuze pik”. Toen pakte hij mijn hoofd weer en moest ik hem pijpen. Mijn neus zat in zijn buik en zijn pik zat achter in mijn keel. Hierdoor kon ik niet ademen en dit was erg beangstigend. Hij zei steeds “kots, kots, je moet pijpen, je moet kotsen, je moet mijn ballen erbij pakken”. Ik ben er denk ik wel 40 minuten geweest. Het pijp-gedeelte was het grootste gedeelte.
Hij is op mijn buik gaan zitten en heeft heel strak mijn keel dichtgeknepen. Toen dacht ik dat ik dood zou gaan.
Toen zei hij van ik ga je neuken en toen legde hij mij op mijn rug weer. Ik zat daarvoor op mijn knieën, mijn broek zat nog op mijn enkels. Toen heeft hij mij gepenetreerd in mijn vagina. Dit duurde niet heel lang en toen ging hij mijn vagina likken. Toen ging hij mij weer vaginaal penetreren. Toen moest ik op handen en knieën. Toen is hij weer met zijn piemel in mijn vagina geweest. Hij zei "laat je tieten zien". Toen pakte hij mijn borst. Hij ging aan mijn linker tepel zuigen. [4]
Ik zei dat ik aan mijn telefoon gehecht was. Hij zei “ik neem die telefoon mee”. [5]
Hij heeft gezegd “ik maak je dood” en daarna heeft mij gewurgd. Ik lag op de grond op mijn rug. Hij zat op mij ter hoogte van mijn borst. [6] Ik voelde een hele zekere druk, ik kon echt geen adem meer halen. Ik dacht “oké dan ga ik hier dood”. [7]
Hij zei “ik neem je telefoon mee”. Het is een iPhone, de achterkant van de telefoon is rood. Het hoesje is lichtblauw. Er zit een parkeerkaart in van de gemeente, en volgens mij een OV-kaart en nog een pas. [8]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 juli 2023, met als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] of één van hen, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaarde: “De man heeft mijn mobiele telefoon meegenomen. Ik heb op mijn mobiele telefoon Find my iPhone en ik heb nu de huidige locatie van mijn telefoon.” Wij zagen dat de iPhone op de locatie aan het [straat 2] / [..] te [plaats] uitstraalde.
Ter plaatse zagen wij op de plaats waar de iPhone uitstraalde een boot liggen. [9] De deur van de kajuit werd geopend door een man. Wij zagen dat de man het volgende signalement had: Antilliaanse man van ongeveer 50 jaar oud, zwart krullend haar met aan de zijkanten grijs. Wij zagen dat de man opvallend scheve boventanden had. De man droeg een groene trainingsbroek met witte streep aan de zijkant. Wij zagen in het haar van de man enkele kleine takjes zitten. Ook zagen wij op de broek van de man plekken van aarde en gras zitten. Verder zagen wij dat hij blote voeten had.
Wij zagen een rode telefoon liggen. Wij hebben de man verteld dat wij het vermoeden hadden dat hij vanmorgen betrokken zou zijn geweest bij een misdrijf. Wij hoorden de man verklaren: “ja, nou en.”
De man gaf op te zijn: [verdachte] .
Ik vroeg aan [verdachte] of de telefoon van hem was. Wij hoorden hem verklaren:
“Ja, die is van mij”. Wij zagen dat [verdachte] de telefoon op een bankje neerlegde in ons zicht. Ik heb het nummer welke [slachtoffer 1] aan ons gaf van haar telefoon gebeld. Wij zagen dat de telefoon op het bankje over ging tijdens het bellen. Wij zagen dat het overgaan van de telefoon stopte nadat wij de verbinding hadden verbroken.
Wij hebben [verdachte] aangehouden. Tijdens het overbrengen verklaarde [verdachte] : “Jullie kunnen mij toch niets maken. Er is geen bewijs en ik ben zo weer vrij.” [10]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 juli 2023, met als verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] of één van hen, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking van de boot is een tas met inhoud in beslag genomen. De volgende goederen bevonden zich in de tas: telefoonhoesje blauw, diverse pasjes waaronder een spaarkaart met de naam [slachtoffer 1] . [11]
Een
proces-verbaal forensisch onderzoek persoonvan 17 juli 2023, met als verklaring van verbalisant [verbalisant 5] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Door arts [naam 2] en mij werd slachtoffer [slachtoffer 1] bekeken op letsels. Hierbij zagen wij de volgende letsels:Hoofd:- boven het linker oog een blauw/paarse verkleuring- bij linker slaap een rode krasverwonding- op linker kaak een blauw/paarse verkleuring- onder rechter jukbeen een blauwe verkleuring- op rechterzijde neusbrug een rode krasverwonding- rechter mondhoek en bovenlip blauw/paarse verkleuring- binnenzijde bovenlip paars/rode bloeduitstorting- in mond, achter bij keel, een rode verkleuringBovenlichaam:- onderzijde nek blauwe verkleuring. [12]
Wij zagen op het bovenlichaam en op de benen diverse huidbeschadigingen en blauw/paarse verkleuringen van de huid. [13]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 juli 2023, met als verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het slachtoffer is genaamd [slachtoffer 1] .
Ik zag dat de vrouw een blauwe plek in haar mondhoeken had. Ook zag ik een blauwe plek onder haar neus en boven haar lip. Ik zag meerdere blauwe plekken op haar armen en gezicht. Ik vroeg haar hoe zij aan de blauwe plekken kwam. Ik hoorde dat de vrouw mij verklaarde dat de verdachte haar heeft geslagen en met vuisten heeft gebeukt. [14]
Een geschrift: een
Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in [plaats] op 16 juli 2023,opgemaakt op 24 juli 2023 door ing. [naam 3] , deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA bij het Nederlands Forensisch Instituut [.] , met als verklaring van deskundige [naam 3] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Politie Eenheid Midden-Nederland heeft verzocht onderzoeksset ZAAE2284NL van [slachtoffer 1] en onderzoeksset ZAAE2174NL van [verdachte] te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. [15]
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek
ZAAE2174NL#04 (omschrijving bemonstering: schacht nat)
DNA kan afkomstig zijn van minimaal twee personen:
  • [verdachte]
  • [slachtoffer 1] bewijskracht: meer dan 1 miljard. [16]
ZAAE2284NL#11 (omschrijving bemonstering: buiten schaamlippen nat)
DNA kan afkomstig zijn van minimaal twee personen:
  • [slachtoffer 1]
  • [verdachte] (sperma) bewijskracht: meer dan 1 miljard.
Onderzoek naar aard celmateriaal:
  • aanwijzing speeksel? ja
  • aanwijzing spermavloeistof? ja
  • spermacellen waargenomen? ja [17]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
DNA-mengprofiel ZAAE2174NL#04 (schacht nat) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] en [slachtoffer 1] , dan wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon.
ZAAE2284NL#11 (buiten schaamlippen nat)
Van het sperma in deze bemonstering is een DNA-profiel verkregen van één man. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is.
Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [verdachte] dat DNA-profiel ZAAE2284NL#11 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het sperma afkomstig is van [verdachte] , dan wanneer het sperma afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) man. [18]
Feit 4
Een
proces-verbaal aangiftevan 6 juli 2023, met als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Hij raakte me aan terwijl ik dat niet wilde en hij wilde dat ik met hem mee ging terwijl ik hem niet ken. Dit heeft vanmorgen plaatsgevonden langs de [straat 1] in [plaats] .
Ik liep met mijn hond op de stoep naast het fietspad. Ik zie een fietser op me afkomen. Tien meter voordat hij langs me zou rijden reed hij de stoep op. Hij kwam recht op me af fietsen. Links van me was een lantaarnpaal en toen stopte hij voor me op de fiets. Hij zei dat ik stil moest zijn en met hem mee moest gaan. Volgens mij zei hij nog een keer dat ik stil moest zijn en met hem mee moest komen. Hij zei dat dreigender. Hij heeft me toen vastgegrepen. Hij pakte me bij mijn borst, bovenaan bij mijn bh aan mijn T-shirt. Hij begon aan mijn shirt te trekken. Op een gegeven moment ben ik losgekomen. Hij wilde me weer pakken en ik heb heel hard gegild. [19]
Een geschrift: een
Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een (poging tot) gijzeling/ontvoering in [plaats] op 6 juli 2023,opgemaakt op 4 augustus 2023 door ing. [naam 3] voornoemd, met als verklaring van deskundige [naam 3] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Politie Eenheid Midden-Nederland heeft verzocht de bemonsteringen in onderzoeksset
ZAAE4640NL van slachtoffer [slachtoffer 2] te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Daarnaast is verzocht om de buitenzijde van shirt AAQT8981NL van het slachtoffer rondom de beschadiging te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. [20]
Eén van de verkregen DNA-profielen van de bemonsteringen is vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen van personen. Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] . Het DNA-profiel van deze persoon is daarom vergeleken met de DNA-profielen van de andere bemonsteringen. [21]
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek
AAQT8981NL#01 (omschrijving bemonstering: buitenzijde shirt rondom beschadiging net onder de hals)
DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie personen:
  • [slachtoffer 2]
  • [verdachte] bewijskracht: meer dan 1 miljard
  • minimaal één onbekende persoon.
ZAAE4640NL#03 (omschrijving bemonstering: linkerwang nat)
DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie personen:
  • [slachtoffer 2]
  • [verdachte] bewijskracht: meer dan 1 miljard
  • minimaal één onbekende
persoon, waarvan ten minste één man. [22]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
DNA-mengprofiel AAQT8981NL#01 (buitenzijde shirt rondom beschadiging net onder de hals) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer 2] , [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende
personen.
DNA-mengprofiel ZAAE4640NL#03 (linkerwang nat) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer 2] , [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen. [23]
Bewijsoverwegingen
Feiten 1, 2 primair en 3
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of twee feiten.
Feit 2 primair
Opzet op de dood
De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangeefster [slachtoffer 1] . De verklaringen van aangeefster zijn wisselend en niet voldoende om vast te stellen dat de duur en de kracht van het dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel zodanig was dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangeefster hierdoor zou komen te overlijden.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster uitgebreid, concreet en gedetailleerd heeft verklaard. Ook zijn haar verklaringen in de kern consistent en vinden deze op alle essentiële punten steun in andere bewijsmiddelen. Ook ten aanzien van het dichtknijpen van haar keel door verdachte heeft aangeefster voldoende concreet en consistent verklaard. De door de raadsman benoemde “verschillen” (‘
dichtduwen’, ‘
dichtdrukken’ en ‘
wurgen’) zijn in feite net iets andere bewoordingen die in de kern op hetzelfde neerkomen. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster dan ook in haar onderdelen betrouwbaar.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig én overtuigend bewezen dat verdachte, nadat hij aangeefster met de dood had bedreigd, op de borst van aangeefster is gaan zitten en haar keel met kracht heeft dichtgeknepen. Verdachte kneep de keel van aangeefster zodanig hard dicht dat zij geen adem meer kon halen en dacht dat zij dood zou gaan. Door aldus te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden. Immers is het met kracht dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel levensbedreigend. In die zin kan opzet bewezen worden verklaard in de vorm van voorwaardelijk opzet. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Feit 4
Was verdachte de dader?
De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die aangeefster [slachtoffer 2] tegen het lijf is gelopen. Dat verdachtes DNA op het shirt en aan de linkerwang van aangeefster is aangetroffen, betekent niet dat verdachte de dader was. Ook de heer [naam 4] kan de dader zijn geweest; hij fietste die ochtend langs de plaats delict, voldoet aan een aantal uiterlijke kenmerken van de compositietekening die van de dader is gemaakt en werkte ten tijde van het plegen van het delict met verdachte samen in de groenvoorziening. DNA-celmateriaal van verdachte kan zijn overgedragen op [naam 4] en via hem op aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de bewijsmiddelen op de weg van verdachte had gelegen een verklaring af te leggen ter onderbouwing van het door de raadsman geschetste (alternatieve) scenario. Nu verdachte geen enkele verklaring heeft willen afleggen, acht de rechtbank dit scenario – dat in zichzelf al als zeer onwaarschijnlijk moet worden aangemerkt – onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Handelingen gericht op vrijheidsberoving?
Door de raadsman is voorts bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde handelingen erop waren gericht aangeefster van haar vrijheid te beroven en beroofd te houden, en er dus geen begin van uitvoering was.
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van aangeefster de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte reed met zijn fiets op het fietspad aangeefster tegemoet. Voordat hij aangeefster zou passeren, is hij de stoep op gereden en is met zijn fiets voor aangeefster stil gaan staan. Vervolgens heeft hij haar aangesproken en gezegd dat ze stil moest zijn en met hem mee moest gaan. Toen aangeefster aangaf dat ze dat niet wilde, heeft verdachte nogmaals, op dreigender toon, tegen aangeefster gezegd dat ze stil moest zijn en mee moest gaan. Verdachte heeft vervolgens het T-shirt van aangeefster vastgegrepen en haar meegetrokken. Aangeefster probeerde te stompen en te trappen, omdat ze weg wilde. Nadat het aangeefster was gelukt los te komen, heeft verdachte opnieuw geprobeerd haar vast te grijpen. Pas nadat de hond van aangeefster tegen verdachte is opgesprongen, kon aangeefster zich uit de voeten maken en heeft verdachte zijn pogingen opgegeven.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm wel degelijk waren gericht op het beroven en beroofd houden van de vrijheid van aangeefster. Verdachte is voor aangeefster gaan staan, heeft meermalen op dreigende toon gezegd dat zij met hem mee moest komen en heeft aangeefster vervolgens bij haar T-shirt vastgegrepen en meegetrokken. Dit betekent dat ook dit verweer wordt verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 16 juli 2023 in de gemeente [plaats] door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten- het dicht op een persoon genaamd [slachtoffer 1] gaan staan en- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Ik heb op je gewacht" en "Ik heb je gevolgd" en "Ik neem je mee naar huis" en- het vastpakken van die [slachtoffer 1] en- het (met kracht) slaan tegen het hoofd en de oren van die [slachtoffer 1] en- het sleuren/trekken van die [slachtoffer 1] naar een bossage en- het (met kracht) slaan van die [slachtoffer 1] in haar gezicht en op de neus en- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Niet schreeuwen, hou je bek, ik maak je dood" en “Ik waarschuw je, ik maak je dood" en- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Je moet me pijpen, daarna ga ik je neuken en anaal" en "Ik zag je lopen en kijk eens wat een harde reuze pik" en- het vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer 1] en- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Kots, kots, je moet pijpen, je moet kotsen, je moet mijn ballen erbij pakken" en- het op de borst van die [slachtoffer 1] gaan zitten en de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen (gehouden) en- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Laat je tieten zien"[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten- het likken van die vagina van die [slachtoffer 1] en- het steken van zijn, verdachtes, penis in de mond en de vagina van die [slachtoffer 1] en- het zuigen aan de borst van die [slachtoffer 1] ;
2 primair
op 16 juli 2023 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, de keel van die [slachtoffer 1] met kracht heeft dichtgeknepen (gehouden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 16 juli 2023 in de gemeente [gemeente] een telefoon die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 6 juli 2023 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,- zijn fiets voor die [slachtoffer 2] tot stilstand heeft gebracht en aldus die [slachtoffer 2] de doorgang heeft versperd en- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd stil te zijn en dat die [slachtoffer 2] met hem mee moest gaan en- die [slachtoffer 2] bij haar T-shirt heeft vastgepakt en- aan dat T-shirt heeft getrokken (teneinde die [slachtoffer 2] mee te trekken)terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1 en 2 primair
De voortgezette handeling van
verkrachting
en
poging tot doodslag.
Feit 3:
Diefstal.
Feit 4:
Poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd:
  • verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
  • te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel met dwangverpleging).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over een mogelijk aan verdachte op te leggen straf. Hij heeft bepleit om af te zien van oplegging van een maatregel aan verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting, poging tot doodslag en poging tot vrijheidsberoving. Dit betreft zeer ernstige strafbare feiten. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal.
Verdachte heeft het eerste slachtoffer op straat aangesproken, terwijl zij haar hond uitliet. Hij heeft het slachtoffer met zijn fiets klemgereden, tegen haar gezegd dat ze stil moest zijn en met hem mee moest gaan, waarna hij haar bij haar kleding heeft vastgegrepen en heeft geprobeerd mee te trekken. Het slachtoffer heeft hard gegild en het is haar gelukt los te komen en te vluchten. Anderhalve week later heeft verdachte opnieuw een vrouw aangesproken die haar hond uitliet. Ook tegen dit slachtoffer heeft verdachte gezegd dat ze stil moest zijn en met hem mee moest komen, waarna hij haar heeft vastgegrepen en de bosjes heeft ingetrokken. Verdachte heeft tegen het slachtoffer gezegd dat zij haar bek moest houden en hij heeft haar diverse keren met de dood bedreigd. Hij heeft het slachtoffer met kracht tegen het hoofd en op andere plaatsen op haar lichaam gestompt en geslagen. Ook heeft hij haar gedurende ruim een halfuur meermalen en op diverse wijzen verkracht, zowel oraal als vaginaal. Verdachte is tijdens dit alles ook nog boven op het slachtoffer gaan zitten en hij heeft met kracht haar keel dichtgedrukt waardoor het slachtoffer dacht dat zij op dat moment het leven zou verliezen.
Het handelen van verdachte is gruwelijk te noemen. Met zijn handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de beide slachtoffers en bij het tweede slachtoffer ook op haar seksuele integriteit. Verdachte was uitsluitend gericht op het bevredigen van zijn eigen seksuele verlangens en behoeften. Bij het eerste slachtoffer is het gebleven bij een poging tot vrijheidsberoving, maar bezien in het licht van het gehele dossier en gelet op de overeenkomsten in de modus operandi bij het benaderen en vastgrijpen van de beide slachtoffers, lijkt deze poging tot vrijheidsberoving gericht te zijn geweest op (het plegen van) een zedenfeit. Verdachte heeft niet geschuwd (grof) geweld te gebruiken en het tweede slachtoffer te bedreigen en hij heeft zich in het geheel niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor deze slachtoffers.
Beide slachtoffers hebben het niet kunnen opbrengen bij de behandeling ter zitting aanwezig te zijn en met verdachte te worden geconfronteerd. Uit de namens hen bij de behandeling ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt welke grote impact de gebeurtenissen op beide slachtoffers heeft gehad. Het leven van de slachtoffers is veranderd; het vertrouwen in anderen (met name mannen) is weg en dit geldt ook voor het gevoel van veiligheid dat plaats heeft gemaakt voor angst, met name om de straat op te gaan. Het tweede slachtoffer voelde zich door de uitlatingen van verdachte dat hij haar had gevolgd en wist waar zij woonde, zodanig bedreigd en onveilig in haar eigen woning dat zij zich genoodzaakt voelde om te verhuizen naar een andere omgeving. De dochter van dit slachtoffer heeft ter zitting verklaard dat zij haar moeder heeft verloren; haar moeder kan niet meer genieten van het leven, is een angstig hoopje mens geworden en haar leven bestaat nu uit overleven. Het handelen van verdachte heeft daarmee niet alleen het leven van de slachtoffers voorgoed beschadigd, maar ook het leven van de familie en vrienden om hen heen.
De rechtbank rekent verdachte het voorgaande zeer aan. Daar komt bij dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en geen berouw heeft getoond richting de slachtoffers. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft niets willen verklaren, ook niet ter zitting.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘
  • een Consult strafrechtspleging van 20 juli 2023, opgemaakt door [naam 5] , GZ-psycholoog bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP);
  • een pro Justitia rapport van 1 mei 2024, opgemaakt door [naam 6] , psychiater, en [naam 7] , GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek (hierna: PBC).
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van rapporten adviezen die zijn opgemaakt in eerdere strafzaken tegen verdachte:
  • een pro Justitia rapport van 17 september 2009, opgemaakt door [naam 8] , psychiater, en [naam 9] , psycholoog, beiden verbonden aan het NIFP, locatie PBC;
  • een Reclasseringsadvies (ten behoeve van voorwaardelijke invrijheidsstelling) van 12 maart 2012, opgemaakt door [naam 10] , reclasseringswerker van [instelling] , Unit Rotterdam;
  • een Reclasseringsadvies ( [...] ) van 2018 (niet nader gedateerd), opgemaakt door [naam 11] , reclasseringswerker van [instelling] , Unit Midden-Noord;
  • een pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 12 november 2018, opgemaakt door drs. [naam 12] , psychiater;
  • een pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 27 november 2018, opgemaakt door [naam 13] , GZ-psycholoog;
  • een Reclasseringsadvies (rechtszitting) van 20 december 2018, opgemaakt door [naam 14] , reclasseringswerker van [instelling] , Unit Noord-West.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld, waaronder een veroordeling in 2010 wegens verkrachting en een veroordeling in 2019 wegens (onder meer) bedreiging met verkrachting en mishandeling. De laatste veroordeling van verdachte dateert van eind 2021, onder meer wegens bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en gekwalificeerde diefstal. De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met de inhoud van dit uittreksel Justitiële Documentatie.
Uit alle over verdachte opgemaakte rapporten en adviezen blijkt dat verdachte (systematisch) heeft geweigerd medewerking te verlenen aan onderzoek naar zijn persoon. Uit deze rapporten en adviezen blijk, kort weergegeven en voor zover hier van belang, onder meer het volgende.
Psychiater [naam 8] en psycholoog [naam 9] hebben in 2009 onderzoek verricht naar de persoon van verdachte in verband met een op dat moment aan verdachte ten laste gelegde verkrachting. Uit hun rapport van 17 september 2009 blijkt dat als gevolg van de weigering van verdachte om medewerking te verlenen aan het onderzoek, niet tot een diagnostisch oordeel kon worden gekomen betreffende de persoon van verdachte, maar de deskundigen komen wel tot enige diagnostische overwegingen. Zij stellen dat verdachte een vermoedelijk laaggemiddeld intelligente man is en dat mogelijk sprake is van cannabis- en alcoholmisbruik. Het vermoeden bestaat dat verdachte vanuit antisociale verwervingscriminele motieven handelt en lacunaire gewetensfuncties heeft, waardoor het vermoeden rijst op aanwezigheid van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De reclassering heeft in het advies van 12 maart 2012 geconcludeerd dat zonder goede diagnose en behandeling de kans op recidive hoog is. Risicofactoren in relatie tot het delict (verkrachting) bleken gelegen in verdachtes alcohol- en drugsgebruik en zijn seksualiteitsbeleving. Geadviseerd is om aan een voorwaardelijke invrijheidsstelling voorwaarden te verbinden, waaronder een verbod op het gebruik van alcohol en drugs en een behandelverplichting, gelet op de directe samenhang van het verslavingsgedrag en grensoverschrijdend seksueel gedrag (verstoorde seksualiteitsbeleving) van verdachte in combinatie met zijn criminele gedrag. In het reclasseringsadvies ( [...] ) van 2018 is opgenomen dat de hoogte van het IQ van verdachte in oktober 2012 door een psycholoog is vastgesteld op 60.
In het advies (rechtszitting) van 20 december 2018 stelt de reclassering geen mogelijkheden te zien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen, aangezien er onvoldoende zicht is op zijn psychosociaal functioneren en verdachte niet gemotiveerd is voor interventies of toezicht.
Psychiater [naam 12] heeft in 2018 onderzoek gedaan naar de persoon van verdachte. De verdenking betrof onder meer mishandeling en bedreiging. De deskundige heeft in het rapport van 12 november 2018 gerelateerd dat, hoewel dit niet met zekerheid kan worden gesteld, uit het dossier duidelijke aanwijzingen naar voren komen voor psychische problemen in de vorm van een lage intelligentie, verslavingsproblematiek en mogelijk andere psychische stoornissen. De deskundige spreekt over vermoedelijk aanwezige psychopathologie dan wel beperkingen en achtte de kans dat dit verband hield met het tenlastegelegde (indien bewezen) zeker aanwezig.
Psycholoog [naam 13] heeft in het rapport van 27 november 2018 gesteld dat uit informatie van de gerechtelijke stukken naar voren komt dat betrokkene bekend is met zwakbegaafdheid, mogelijk een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek (met name alcohol, maar ook cocaïnegebruik) en dat de reclassering bij afsluiting van een toezicht in 2014 stelde dat in middelengebruik het grootste risico voor recidive gelegen lijkt.
Psycholoog [naam 5] stelt in het Consult strafrechtspleging van 20 juli 2023 dat klinische observatie in het PBC nodig is om een helder beeld te krijgen van de diagnostiek – mogelijk beperkingen in cognitieve vermogens, eventueel ADHD of andere ontwikkelingsstoornis of
antisociale persoonlijkheidsontwikkeling.
Ten slotte is in het kader van de onderhavige strafzaak op 1 mei 2024 een pro Justitia rapport uitgebracht door psychiater [naam 6] en psycholoog ’ [naam 7] . Verdachte heeft opnieuw niet meegewerkt aan het onderzoek in het PBC. Uit dossier- en milieuinformatie komt een beeld naar voren van een man die al op vroege leeftijd op zichzelf aangewezen is geweest en waarbij sprake is van langdurig disfunctioneren op verschillende levensgebieden. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor pathologie, te weten beperkingen in het intellectueel functioneren en/of persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast zijn er duidelijke aanwijzingen voor problematisch middelengebruik, namelijk alcohol, cannabis en cocaïne. Er is voldoende dossier informatie om tenminste van misbruik van alcohol te spreken en wordt een stoornis in het alcohol gebruik, tenminste licht van ernst geclassificeerd. Ook komen aanwijzingen naar voren voor antisociale persoonlijkheidstrekken, onder andere op basis van de vele contacten met politie en justitie wegens vermogens- en geweldsdelicten, maar ook door het niet nemen van verantwoordelijkheid voor delictgedrag, en aanwijzingen voor beperkte gewetensontwikkeling, empathische vermogens en impuls- en agressieregulatie. Hoewel er op basis van de beschikbare informatie en de observaties geen aanwijzingen voor zijn, kan het bestaan van psychiatrische-, lichamelijke of ontwikkelingsproblematiek niet volledig worden uitgesloten. De deskundigen concluderen dat door de beperkingen van het onderzoek onduidelijk is op welke momenten en op welke manier verdachte overgaat tot geweld, bijvoorbeeld in hoeverre dit instrumenteel is of reactief.
Op te leggen straf en maatregel
Ten aanzien van de op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd. Bij het bepalen van de op te leggen straf en de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken en hiervoor is omschreven. De rechtbank heeft tevens gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare strafzaken door rechters zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een straf die vrijheidsbeneming meebrengt. De rechtbank acht een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde een voortgezette handeling betreft in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Deze bewezen verklaarde gedragingen dienen immers te worden gezien als voortkomend uit één ongeoorloofd wilsbesluit. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan het bepaalde in voornoemd artikel.
Alles overwegend is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaren passend en geboden is. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal op deze gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of aan verdachte ook een tbs-maatregel dient te worden opgelegd, zoals door de officier van justitie is gevorderd. En indien een tbs-maatregel zal worden opgelegd, of daarbij bevolen dient te worden dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Een tbs-maatregel kan worden opgelegd indien wordt voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gestelde voorwaarden. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dient oplegging van de maatregel te eisen. De rechter dient daarbij tot het oordeel te komen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit (of feiten) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (artikel 37a lid 1 aanhef en onder 1
°en 2
°). Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr). Voor oplegging van de tbs-maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die verdachte hebben onderzocht (artikel 37a lid 3 Sr). Indien de verdachte, zoals in de onderhavige zaak het geval is, heeft geweigerd medewerking te verlenen aan onderzoek door de gedragsdeskundigen, vervalt de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek (artikel 37a lid 4 Sr). Ook in dat geval blijft echter vereist dat de rechter vaststelt dat ten tijde van het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond; zonder die vaststelling is oplegging van de tbs-maatregel niet mogelijk.
De vaststelling dat bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond geschiedt door de rechter en niet door een medicus of gedragsdeskundige en betreft in zoverre een juridisch oordeel. Deze vaststelling kan plaatsvinden op grond van bevindingen, conclusies en adviezen van gedragsdeskundigen opgenomen in door hen opgestelde rapporten en adviezen, ook indien deze niet zijn opgesteld in het kader van de onderhavige strafzaak.
De rechtbank beschikt in deze strafzaak niet over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen als bedoeld in artikel 37a, lid 3, Sr. Immers heeft verdachte (stelselmatig) geweigerd medewerking te verlenen aan onderzoek naar zijn persoon. Ook bij eerdere onderzoeken door gedragsdeskundigen in 2009 en 2018 heeft verdachte iedere vorm van medewerking geweigerd. Verdachte dient dan ook te worden aangemerkt als een weigerende observandus als bedoeld in lid 4 van artikel 37a Sr.
Onder voornoemde omstandigheden vervalt de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek. Om tot oplegging van de tbs-maatregel te komen, blijft echter vereist dat wordt vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Het gaat daarbij om vaststelling of sprake was van zo’n gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis in juridische zin; vaststellingen over de precieze aard van de bij verdachte vastgestelde stoornis zijn niet noodzakelijk (ECLI:NL:HR:2023:1295).
Voor beantwoording van de vraag of bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de rapporten en adviezen met betrekking tot de persoon van verdachte die zich in het dossier bevinden. Voor een korte weergave van hetgeen in deze rapporten en adviezen over de persoon van verdachte is vervat, verwijst de rechtbank naar de pagina’s 13 en 14 van dit vonnis.
Met inachtneming van de beschouwingen, (diagnostische) overwegingen en conclusies van de deskundigen zoals vervat in de genoemde rapporten en adviezen, welke de rechtbank overneemt, komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Hoewel het voor de deskundigen niet mogelijk is gebleken een eigen diagnose te stellen, is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat verdachte een (lange) geschiedenis heeft van problemen op het gebied van zijn geestelijke gezondheid en daarmee samenhangende incidenten. Misbruik van alcohol en verdovende middelen loopt als een rode draad door het leven van verdachte en heeft geregeld voor problemen gezorgd. Al in 2009 bestond het vermoeden van lacunaire gewetensfuncties en de aanwezigheid van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. In 2012 heeft de reclassering gewezen op een directe samenhang van het verslavingsgedrag en grensoverschrijdend seksueel gedrag (verstoorde seksualiteitsbeleving) van verdachte in combinatie met zijn criminele gedrag (verkrachting). In 2018 kwamen duidelijke aanwijzingen naar voren voor psychische problemen in de vorm van een lage intelligentie, (wederom) verslavingsproblematiek en mogelijk andere psychische stoornissen. In het PBC-rapport van 2024 wordt gesproken over langdurig disfunctioneren op verschillende levensgebieden. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor pathologie, te weten beperkingen in het intellectueel functioneren, problemen met middelengebruik en/of persoonlijkheidsproblematiek. Op basis van de beschikbare dossierinformatie komen de deskundigen in het PBC-rapport tot de conclusie dat er sprake is van misbruik van alcohol en wordt een stoornis in het alcohol gebruik, tenminste licht van ernst geclassificeerd. Ook zijn er aanwijzingen voor antisociale persoonlijkheidstrekken, onder andere op basis van de vele contacten met politie en justitie wegens vermogens- en geweldsdelicten, maar ook door het niet nemen van verantwoordelijkheid voor delictgedrag, en aanwijzingen voor beperkte gewetensontwikkeling, empathische vermogens en impuls- en agressieregulatie.
De rechtbank is - alles afwegende - van oordeel dat in voldoende mate aannemelijk is dat bij verdachte ten tijde van de thans bewezenverklaarde feiten sprake was van tenminste één gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (hierna te noemen: stoornis), dat deze stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten beïnvloedden en dat daarmee de conclusie gerechtvaardigd is dat verdachte daarvoor in een verminderde mate toerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank schat het risico op recidive ter zake geweldsdelicten hoog in. Dat verdachte (potentieel) gevaarlijk is, blijkt onder meer uit:
  • een rapport van de reclassering van 12 maart 2012, waarin wordt geconcludeerd dat zonder goede diagnose en behandeling de kans op recidive hoog is, terwijl vaststaat dat na het uitbrengen van dit rapport geen behandeling heeft plaatsgevonden;
  • een rapport van de reclassering van 20 december 2018, waarin de reclassering aangeeft geen mogelijkheden te zien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen, aangezien er onvoldoende zicht is op het psychosociaal functioneren van verdachte en hij niet gemotiveerd is voor interventies of toezicht;
  • het PBC-rapport van 1 mei 2024 waarin wordt geconcludeerd dat onduidelijk is op welke momenten en op welke manier verdachte overgaat tot geweld en in hoeverre dit instrumenteel is of reactief. Ook blijkt uit de omschrijving van de levensloop van verdachte dat hij meerdere malen (kort) na zijn vrijlating opnieuw strafbare feiten pleegde en ook in het justitiële systeem geweld (probeerde) te gebruiken;
  • de omstandigheid dat verdachte de thans bewezenverklaarde feiten heeft begaan, terwijl hij eerder al is veroordeeld wegens ernstige strafbare feiten (waaronder verkrachting, bedreiging met verkrachting en mishandeling) en uit het in dit vonnis bewezenverklaarde blijkt dat deze eerdere veroordelingen en de aan verdachte opgelegde straffen niet hebben geleid tot het uitblijven van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank acht behandeling van verdachte noodzakelijk. De stoornis waaruit het gedrag van verdachte voortvloeit kan naar het oordeel van de rechtbank zonder toepassing van intensieve zorg niet worden afgewend. Uit alle tot het dossier behorende rapporten en adviezen blijkt echter dat verdachte reeds gedurende vele jaren stelselmatig heeft geweigerd medewerking te verlenen aan onderzoek door gedragsdeskundigen en aan behandeling. Verdachte heeft ter zitting op 30 juli 2024 verklaard dat hij niet heeft meegewerkt aan observatie, omdat hij van mening is dat hij geen stoornis heeft en niet behandeld hoeft te worden. Uit dit alles blijkt dat ziektebesef en -inzicht ontbreken en dat verdachte niet bereid is mee te werken aan een behandeling.
Gelet op de aanwezigheid van een stoornis bij verdachte, het ontbreken van ziektebesef en -inzicht, de weigerachtige houding van verdachte om mee te werken aan onderzoek en behandeling en de noodzaak om het hoge risico op recidive terug te dringen, is naar het oordeel van de rechtbank behandeling van verdachte in een klinische setting noodzakelijk.
De rechtbank is, gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en al hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk maakt. Aan alle wettelijke voorwaarden voor het oplegging van de tbs-maatregel is voldaan. De rechtbank zal deze maatregel aan verdachte opleggen. Behandeling is noodzakelijk alvorens verdachte (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en moet de samenleving de waarborg geven dat een zodanige terugkeer niet zal plaatsvinden zolang de stoornis die mede aanleiding is geweest voor het handelen van verdachte, onvoldoende is behandeld.
De tbs-maatregel zal worden opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft de onder 1, 2. primair en 4 bewezen verklaarde feiten. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
9.1
De vordering
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 53.998,58. Dit bedrag bestaat uit € 35.694,00 aan immateriële schade en € 18.304,58 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde materiële schade van € 18.304,58 is als volgt berekend:
1. € 5.020,73 aan medische kosten, bestaande uit:
1.1
€ 1.770,00 kosten betreffende het eigen risico van de ziektekostenverzekering voor de jaren 2023 en 2024;
1.2
€ 3.099,23 kosten voor het plaatsen van een implantaat (kies);
1.3
€ 25,00 kosten paracetamol en crème tegen blauwe plekken;
1.4
€ 100,00 kosten luisterboeken;
1.5
€ 26,50 kosten zelfhulpboek (op advies van een psycholoog);
2. € 207,50 aan inbeslaggenomen kleding, bestaande uit:
2.1
€ 50,00 kosten donsjack;
2.2
€ 100,00 kosten spijkerbroek en leren riem;
2.3
€ 12,50 kosten T-shirt;
2.4
€ 25,00 kosten ondergoed;
2.5
€ 20,00 kosten pet;
3. € 9.697,80 aan verhuiskosten, bestaande uit:
3.1
€ 695,00 opstartkosten [makelaarskantoor] verkoop woning [plaats] ;
3.2
€ 3.750,00 courtage [makelaarskantoor] verkoop woning [plaats]
3.3
€ 175,45 administratiekosten overdracht VvE;
3.4
€ 410,00 kosten notaris / kadaster woning [plaats] ;
3.5
€ 596,65 kosten notaris / kadaster nieuwe woning;
3.6
€ 3.549,99 kosten [makelaarskantoor] aankoop nieuwe woning;
3.7
€ 390,00 kosten bouwtechnische keuring nieuwe woning;
3.8
€ 130,71 kosten verhuisbus;
4. € 337,45 aan kosten betreffende de beveiliging van de nieuwe woning, bestaande uit:
4.1
€ 302,50 kosten extra hang- en sluitwerk;
4.2
€ 34,95 kosten buitenlamp met bewegingssensor;
5. € 749,69 aan diverse kosten, bestaande uit:
5.1
€ 374,50 kosten terugbetaling fietsvergoeding in verband met verhuizing;
5.2
€ 25,00 kosten hang- en sluitwerk schutting woning [plaats] ;
5.3
€ 52,75 kosten [naam 15] , Monkeyfist;
5.4
€ 22,44 kosten alarm op jas, driemaal;
5.5
€ 100,00 kosten [naam 16] , privéles;
5.6
€ 175,00 kosten [naam 16] zelfverdedigingscursus;
6. € 1.945,00 aan toekomstige kosten, bestaande uit:
6.1
€ 175,00 kosten vervolg cursus [naam 16] ;
6.2
€ 1.770,00 kosten psychologische hulp 2025 en 2026;
7. € 346,41 aan reiskosten, bestaande uit:
7.1
€ 91,08 reiskosten (naar) advocaat (totaal drie reizen);
7.2
€ 105,27 reiskosten (naar) tandarts / implantoloog (totaal zeven reizen);
7.3
€ 118,80 reiskosten naar) psycholoog EMDR (totaal zes reizen);
7.4
€ 31,26 reiskosten (naar) centrum voor seksueel geweld / vaccinaties en bloedonderzoek (vier reizen).
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij (geheel) voor toewijzing vatbaar is tot het gevorderde bedrag van € 53.998,58, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het onduidelijk is wie de vordering heeft opgesteld, ondertekend en ingediend.
De raadsman heeft verzocht het gestelde bedrag aan immateriële kosten te matigen en te schatten naar billijkheid.
Ten aanzien van de gestelde materiële kosten heeft de raadsman het volgende verzocht:
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de volgende kosten wegens het ontbreken van een (voldoende) onderbouwing van deze kosten:
 de medische kosten zoals hiervoor genoemd onder 1.1 en 1.3;
 alle onder 2. genoemde kosten aan inbeslaggenomen kleding;
 de onder 7.2 en 7.3 genoemde reiskosten;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de volgende kosten wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de verdenking en de gestelde kosten:
 de medische kosten genoemd onder 1.2, 1.4 en 1.5;
 alle onder 4. genoemde kosten betreffende de beveiliging van de nieuwe woning;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de volgende kosten wegens het ontbreken van een (voldoende) onderbouwing van deze kosten, althans wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de verdenking en de gestelde kosten:
 alle onder 3. genoemde verhuiskosten;
 alle onder 5. genoemde diverse kosten;
- afwijzing van de vordering, althans niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering ten aanzien van de volgende kosten, aangezien het
toekomstigekosten betreft, althans omdat die kosten onvoldoende zijn onderbouwd:
 alle onder 6. genoemde toekomstige kosten.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Indiening van de vordering
Uit het
Verzoek tot schadevergoedingvan 12 juli 2024 en uit de omstandigheid dat mr. F.A. ten Berge, gemachtigd advocaat van het slachtoffer [slachtoffer 1] , dit verzoek ter zitting op 30 juli 2024 heeft toegelicht, blijkt dat [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd en dat het verzoek namens haar door voornoemde advocaat is opgesteld, ondertekend en ingediend.
Immateriële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het hiervoor onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte (meerdere) ontuchtige handelingen moeten ondergaan en moeten plegen, is meermalen door verdachte verkracht en is daarbij tevens (fysiek) mishandeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van dit handelen van verdachte psychische schade en fysiek letsel heeft opgelopen en daarmee op grove wijze is aangetast in haar persoon, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank acht de door de benadeelde partij ingediende vordering echter niet geheel toewijsbaar. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met het in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland toegewezen smartengeld. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op € 15.000,00. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd aan immateriële schade dan zal worden toegewezen. De rechtbank overweegt hierbij dat het op dit moment naar billijkheid vaststellen van de immateriële schade op een bedrag van € 15.000,00 niet betekent dat deze schade in de toekomst niet hoger kan worden. De rechtbank zal echter op dit moment de vordering wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade afwijzen.
Materiële schade
Ten aanzien van de gestelde materiële schadebedragen overweegt de rechtbank het volgende.
Medische kosten
Na te noemen schadebedragen komen voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij heeft (de hoogte van) deze schade voldoende onderbouwd en naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 1 en 2 bewezenverklaarde als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering:
  • 1.4: € 100,00 kosten luisterboeken;
  • 1.5: € 26,50 kosten zelfhulpboek (op advies van een psycholoog).
Het bedrag van € 126,50 zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover het betreft de volgende medische kosten, aangezien deze kosten door de benadeelde partij onvoldoende zijn onderbouwd (bijvoorbeeld door middel van facturen) en door de verdediging zijn betwist:
  • 1.1: € 1.770,00 kosten betreffende het eigen risico van de ziektekostenverzekering voor de jaren 2023 en 2024;
  • 1.3: € 25,00 kosten paracetamol en crème tegen blauwe plekken.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover het betreft de volgende medische kosten, aangezien onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 1 en 2 bewezenverklaarde als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering:
1.2: € 3.099,23 kosten voor het plaatsen van een implantaat (kies).
Kosten aan inbeslaggenomen kleding
De door de benadeelde partij gestelde schade aan kleding komt voor vergoeding in aanmerking. De door [slachtoffer 1] ten tijde van de verkrachting gedragen kleding is inbeslaggenomen en de rechtbank acht het alleszins redelijk en begrijpelijk dat het slachtoffer deze kleding niet terug wil hebben. Bovendien is aannemelijk dat kledingstukken beschadigd zijn geraakt doordat verdachte het slachtoffer heeft meegetrokken de bosjes in, waarbij het slachtoffer op de grond is terechtgekomen en in de bosjes een worsteling heeft plaatsgevonden.
De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en schat de schade aan kledingstukken op een (totaal)bedrag van € 200,00. Dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft ter zake schade aan kleding meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal dit deel van de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Verhuiskosten
De verhuiskosten komen, voor zover voldoende onderbouwd, voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank overweegt daartoe dat het slachtoffer [slachtoffer 1] in de directe nabijheid van haar woning is verkracht, waarbij verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij op het slachtoffer heeft gewacht en haar heeft gevolgd en dat hij weet waar het slachtoffer woont. Gelet hierop is het zeer goed voorstelbaar dat het slachtoffer zich niet langer veilig voelde in haar eigen woning en is verhuisd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een causaal verband tussen de onder 1 en 2 bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde schade in verband met de verhuizing van het slachtoffer. Na te noemen schadebedragen zijn voldoende onderbouwd en zullen, gelet op het voorgaande, worden toegewezen:
  • 3.1: € 695,00 opstartkosten [makelaarskantoor] verkoop woning [plaats] ;
  • 3.2: € 3.750,00 courtage [makelaarskantoor] verkoop woning [plaats] ;
  • 3.3: € 175,45 administratiekosten overdracht VvE;
  • 3.5: € 596,65 kosten notaris / kadaster nieuwe woning;
  • 3.6: € 3.549,99 kosten [makelaarskantoor] aankoop nieuwe woning;
  • 3.7: € 390,00 kosten bouwtechnische keuring nieuwe woning;
  • 3.8: € 130,71 kosten verhuisbus.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover het betreft na te noemen verhuiskosten, aangezien deze kosten door de benadeelde partij niet zijn onderbouwd en door de verdediging zijn betwist:
3.4 € 410,00 kosten notaris / kadaster woning [plaats] .
Kosten betreffende de beveiliging van de nieuwe woning
De rechtbank zal de vordering wat betreft de kosten van beveiliging van de nieuwe woning (genoemd onder 4.1 en 4.2) afwijzen nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 1 en 2 bewezenverklaarde als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering.
Diverse kosten
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover het betreft na te noemen (diverse) kosten, aangezien deze kosten door de benadeelde partij niet of onvoldoende zijn onderbouwd en door de verdediging zijn betwist:
  • 5.1: € 374,50 kosten terugbetaling fietsvergoeding in verband met verhuizing;
  • 5.2: € 25,00 kosten hang- en sluitwerk schutting woning [plaats] ;
  • 5.3: € 52,75 kosten [naam 15] , Monkeyfist;
  • 5.4: € 22,44 kosten alarm op jas, driemaal;
  • 5.5: € 100,00 kosten [naam 16] , privéles;
  • 5.6: € 175,00 kosten [naam 16] zelfverdedigingscursus.
Toekomstige kosten
De hiervoor onder 6.1 en 6.2 gestelde kosten betreffende een nog te volgen cursus [naam 16] en psychologische hulp in 2025 en 2026 betreffen toekomstige kosten waarvan de omvang is geschat en niet is onderbouwd, zodat deze schade zonder nader onderzoek niet kan worden vastgesteld. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Reiskosten
Na te noemen schadebedragen komen voor vergoeding in aanmerking en zullen worden toegewezen. Deze schade is veroorzaakt door het onder 1 en 2 tenlastegelegde, de benadeelde partij heeft (de hoogte van) de schade voldoende onderbouwd en de verdediging heeft deze schade niet betwist:
  • 7.1: € 91,08 reiskosten (naar) advocaat (eenmaal € 29,04 en tweemaal € 31,02);
  • 7.4: € 31,26 reiskosten (naar) centrum voor seksueel geweld / vaccinaties en bloedonderzoek (driemaal € 4,48 en eenmaal € 17,82).
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover het betreft de hierna te noemen reiskosten, aangezien deze kosten door de benadeelde partij onvoldoende zijn onderbouwd en door de verdediging zijn betwist:
  • 7.2: € 105,27 reiskosten (naar) tandarts / implantoloog (totaal zeven reizen);
  • 7.3: € 118,80 reiskosten (naar) psycholoog EMDR (totaal zes reizen).
Totaal toe te wijzen bedrag
De rechtbank zal de vordering (ter zake immateriële en materiële schade samen) toewijzen tot een bedrag van in totaal € 24.736,64. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • € 15.000,00 immateriële schade;
  • € 9.736,64 materiële schade, bestaande uit:
 de schadeposten genoemd onder 1.4, 1.5, 3.1, 3.2, 3.3, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 7.1 en 7.4;
 een geschat bedrag van € 200,00 ter zake schade aan de onder 2. genoemde kleding.
Wettelijke rente
De toe te wijzen bedragen zullen (ieder afzonderlijk) worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop de kosten waarvoor de betreffende vergoeding wordt toegekend zijn gemaakt, tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Burgerlijke rechter
Voor zover de benadeelde partij (ter zake diverse kosten) niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de rechtbank bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 24.736,64 aan immateriële en materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop de kosten waarvoor de betreffende vergoeding wordt toegekend, zijn gemaakt. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 158 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer 1] .
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
9.5
De vordering
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 1.637,04. Dit bedrag bestaat uit € 1.000,00 aan immateriële schade en € 637,04 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade van € 637,04 bestaat uit de volgende bedragen:
  • € 385,00 aan kosten betreffende het eigen risico van de ziektekostenverzekering voor het jaar 2023, in verband met psychologische zorg;
  • € 175,27 aan kosten betreffende het eigen risico van de ziektekostenverzekering voor het jaar 2024, in verband met psychologische zorg;
  • € 20,13 aan reiskosten in verband met bezoeken aan een psycholoog;
  • € 21,65 aan reiskosten in verband met een slachtoffergesprek;
  • € 34,99 aan kosten ter vergoeding van een inbeslaggenomen beha.
9.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij (geheel) voor toewijzing vatbaar is tot het gevorderde bedrag van € 1.637,04, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om, gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde, de vordering af te wijzen althans de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht de hoogte van de gestelde immateriële schade te matigen en te schatten naar billijkheid.
9.8
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezenverklaarde psychische schade heeft opgelopen, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. De ingediende vordering is voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van aan immateriële schade van € 1.000,00 billijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Materiële schade
De gestelde materiële schade van in totaal € 637,04 is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken. De rechtbank zal dit bedrag aan materiële schade toewijzen.
Totaal toe te wijzen bedrag
De rechtbank zal de vordering (ter zake immateriële en materiële schade samen) toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.637,04. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • € 1.000,00 immateriële schade;
  • € 637,04 materiële schade.
Wettelijke rente
De toe te wijzen bedragen zullen (ieder afzonderlijk) worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop de kosten waarvoor de betreffende vergoeding wordt toegekend zijn gemaakt, tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 1.637,04 aan immateriële en materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop de kosten waarvoor de betreffende vergoeding wordt toegekend, zijn gemaakt. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 26 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer 2] .

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
De veroordeling van verdachte
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 17 december 2021 (parketnummer 16.111148-21) is aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, waarbij als voorwaarde is gesteld dat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
10.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat bevel zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Daartoe is primair aangevoerd dat verdachte en de raadsman niet in kennis zijn gesteld van de behandeling van de vordering op 30 juli 2024, subsidiair dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering niet aan verdachte is uitgereikt en meer subsidiair dat toewijzing zich in redelijkheid niet verhoudt tot de op te leggen straf in de onderhavige strafzaak. Nog meer subsidiair is bepleit de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden proeftijd met een jaar te verlengen en meest subsidiair om de ten uitvoer te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
10.4
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering afwijzen. Nu aan verdachte een lange gevangenisstraf en een Tbs-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd, acht de rechtbank het niet passend dat na het beëindigen van deze straf en maatregel de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 56, 57, 242, 282, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld enbeveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
- bepaalt dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een totaalbedrag van
€ 24.736,64, waarvan:
 een bedrag van € 15.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
 een bedrag van € 9.736,64 aan materiële schade, bestaande uit vergoedingen voor de volgende kosten, benoemd onder:
- 1.4: € 100,00 kosten luisterboeken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 1.5: € 26,50 kosten zelfhulpboek, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
- 2: € 200,00 kosten kleding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 3.1: € 695,00 opstartkosten [makelaarskantoor] verkoop woning [plaats] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 3.2: € 3.750,00 courtagekosten [makelaarskantoor] verkoop woning [plaats] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 3.3: € 175,45 administratiekosten overdracht VvE, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 3.5: € 596,65 kosten notaris / kadaster nieuwe woning, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 3.6: € 3.549,99 kosten [makelaarskantoor] aankoop nieuwe woning, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 3.7: € 390,00 kosten bouwtechnische keuring nieuwe woning, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 3.8: € 130,71 kosten verhuisbus. vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
- 7.1: € 91,08 reiskosten (naar) advocaat, bestaande uit:
 € 29,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2023 tot de dag van volledige betaling;
 € 31,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
 € 31,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
- 7.4: € 31,26 reiskosten (naar) centrum voor seksueel geweld / vaccinaties en bloedonderzoek, bestaande uit:
 € 4,48, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
 € 4,48, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
 € 4,48, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
 € 17,82, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag van in totaal € 24.736,64, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven omschreven;
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering voor zover dit betreft:
 de (materiële) schadeposten genoemd onder 1.1, 1.2, 1.3, 3.4, 5.1 tot en met 5.6, 6.1, 6.2, 7.2 en 7.3;
en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] af voor wat betreft:
 het meer gevorderde aan immateriële schade;
 het meer gevorderde ter zake de onder 2. genoemde (materiële) schade aan kleding;
 de (materiële) schadeposten genoemd onder 4.1 en 4.2;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 24.736,64te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente volgens de berekening (ten aanzien van de afzonderlijke deelposten) zoals hiervoor omschreven, bij niet betaling aan te vullen met
158 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 1.637,04, waarvan:
 een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
 een bedrag van € 637,04 aan materiële schade, bestaande uit vergoedingen voor de volgende kosten:
- € 385,00 kosten betreffende het eigen risico van de ziektekostenverzekering voor het jaar 2023, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
- € 175,27 kosten betreffende het eigen risico van de ziektekostenverzekering voor het jaar 2024, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
- € 20,13 reiskosten in verband met bezoeken aan een psycholoog, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
- € 21,65 aan reiskosten in verband met een slachtoffergesprek, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2024 tot de dag van volledige betaling
- € 34,99 aan kosten ter vergoeding van een beha, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag van in totaal € 1.637,04, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven omschreven;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 1.637,04te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente volgens de berekening (ten aanzien van de afzonderlijke deelposten) zoals hiervoor omschreven, bij niet betaling aan te vullen met
26 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.111148-21
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 augustus 2024.
Mr. Eigeman en mr. Kool zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
Parketnummer 16.176993-23
1
op of omstreeks 16 juli 2023 in de gemeente Almere door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten- het dicht op een persoon genaamd [slachtoffer 1] gaan staan en/of- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Ik heb op je gewacht" en/of "Ik heb je gevolgd" en/of "Ik neem je mee naar huis", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of- het vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of- het (met kracht) slaan tegen het hoofd en/of de oren van die [slachtoffer 1] en/of- het sleuren/trekken van die [slachtoffer 1] naar een bossage en/of- het (met kracht) slaan van die [slachtoffer 1] in haar gezicht en/of neus en/of kaken en/of- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat ze haar bek moest houden en dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] dood zou maken en dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] ging verkrachten en/of- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Niet schreeuwen, hou je bek, ik maak je dood" en/of Ik waarschuw je, ik maak je dood", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Je moet me pijpen, daarna ga ik je neuken en anaal" en/of "Ik zag je lopen en kijk eens wat een harde reuze pik", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of- het vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Kots, kots, je moet pijpen, je moet kotsen, je moet mijn ballen erbij pakken", althand woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of- het op de borst van die [slachtoffer 1] gaan zitten en de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen "Laat je tieten zien", althans woorden van gelijke aard en/of strekking[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten- het likken van die vagina van die [slachtoffer 1] en/of- het steken van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en/of- het zuigen aan de borst van die [slachtoffer 1] ;
2 primair
op of omstreeks 16 juli 2023 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, de keel van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft dichtgeknepen (gehouden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair
op of omstreeks 16 juli 2023 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen de keel van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft dichtgeknepen (gehouden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op of omstreeks 16 juli 2023 in de gemeente Almere een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Parketnummer 16.273227-23

op of omstreeks 6 juli 2023 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,- zijn fiets voor die [slachtoffer 2] tot stilstand heeft gebracht en aldus die [slachtoffer 2] de doorgang heeft versperd en/of- een of meermalen tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd stil te zijn en dat die [slachtoffer 2] met hem mee moest gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of- die [slachtoffer 2] bij haar borst en/of bh en/of T-shirt heeft vastgepakt en/of- aan dat T-shirt heeft getrokken (teneinde die [slachtoffer 2] mee te trekken)terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal Einddossier van 3 oktober 2023, genummerd MDRBC23086-47, onderzoek Melpomene, opgemaakt door Team Zeden van politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 325. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 63
3.Pagina 64
4.Pagina 65
5.Pagina 66
6.Pagina 67
7.Pagina 68
8.Pagina 70
9.Pagina’s 31 en 32
10.Pagina 33
11.Pagina 58
12.Pagina’s 150 en 151
13.Pagina 152
14.Pagina 46
15.Pagina 139
16.Pagina’s 141 en 144
17.Pagina’s 141 en 146
18.Pagina 147
19.Pagina 250
20.Pagina 287
21.Pagina 289
22.Pagina 290
23.Pagina 291