ECLI:NL:RBMNE:2024:4899

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
22/2928
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-waarde en verzoek om immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van een onroerende zaak, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank beoordeelt of deze verklaring terecht was. De heffingsambtenaar stelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, terwijl eiseres aanvoerde dat er geen geldige reden was voor de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Daarnaast heeft eiseres verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de procedure niet onredelijk lang heeft geduurd, omdat de gemachtigde van eiseres een groot aantal procedures heeft lopen, wat heeft geleid tot een langere behandelingstijd. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22 / 2928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , de heffingsambtenaar

(gemachtigde: I. Beek).

Inleiding

1.1
In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-
ontvankelijkheidverklaring van het bezwaar tegen de hoogte van de WOZwaarde van onder andere de onroerende zaak aan [adres] in [plaats] (de niet-woning).
1.2
In de beschikking van 20 februari 2021 (het primaire besluit) heeft de
heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de niet-woning voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 1.272.000 naar de waardepeildatum 1 januari 2020. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiseres als eigenaar van deze niet-woning ook aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij de WOZwaarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.3
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 23 maart 2022 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege het te laat indienen van het bezwaarschrift.
1.4
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 22 juli 2024. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van eiseres en gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Overwegingen

Standpunten van partijen
2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege een termijnoverschrijding. Het aanslagbiljet is gedagtekend op 20 februari 2021. Het bezwaarschrift is binnengekomen bij de heffingsambtenaar op 18 februari 2022. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat eiseres niet is gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding omdat het voor hem evident was dat er geen geldige reden hiervoor kon zijn. Er is namelijk op 23 februari 2021 gevraagd om uitstel van betaling en het volledige bedrag van het aanslagbiljet is betaald ruim voordat het bezwaarschrift is ingediend. Bij dit soort grote bedragen wordt niet gewerkt met automatische incasso’s. Daarnaast laat eiseres zich ondersteunen door een gemachtigde, die zich bewust moet zijn van de termijnen en de noodzaak om een geldige reden te geven wanneer men zich daar niet aan kan houden.
3. Gemachtigde van eiseres is op de zitting alsnog gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Daarop heeft gemachtigde van eiseres gezegd dat hij al zijn cliënten garandeert dat hij binnen 24 uur handelt na het geven van de opdracht en dat hij in dit geval zijn handtekening daartoe heeft gezet op 16 februari 2022. Daarnaast stelt hij dat het primair aan de heffingsambtenaar is om aan te tonen dat het aanslagbiljet op de juiste manier en op tijd is verzonden en hij verwijst hierbij naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden van 5 december 2023 [1] .
Het oordeel van de rechtbank
4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. [4] Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Uitgaande van de dagtekening van de aanslag (20 februari 2021) eindigde de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift op 3 april 2021. Het bezwaar is daarom niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Het is aan de indiener om een beroep te doen op die uitzondering.
5. In dit geval heeft eiseres in het bezwaarschrift geen beroep gedaan op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Eiseres heeft, naast algemene, onsamenhangende en niet of nauwelijks op de zaak betrekking hebbende stellingen,
volstaan met de opmerking dat tijdig bezwaar wordt gemaakt. Evenmin heeft eiseres in het bezwaarschrift naar voren gebracht dat de aanslag pas na 20 februari 2021 is verzonden. De gemachtigde van eiseres heeft pas op de zitting in beroep desgevraagd in zeer algemene zin vraagtekens gezet bij de verzending van de aanslag. Gelet op deze gang van zaken kon de heffingsambtenaar ervan uitgaan dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De heffingsambtenaar heeft dan ook terecht het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het betaalde griffierecht.
Verzoek om immateriële schadevergoeding
7. Eiseres heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend als een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt.
8. Het bezwaarschrift is ontvangen op 18 februari 2022. Dat betekent dat er meer dan twee jaar is verstreken tot de uitspraak van de rechtbank.
9. In dit geval gaat de rechtbank echter uit van een verlengde termijn van drie jaar voor de bezwaar- en de beroepsfase samen. Daaraan ligt ten grondslag dat de gemachtigde van eiseres een zeer groot aantal bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures heeft lopen bij deze rechtbank, dat hij geen personeel heeft en dat zijn handelswijze noodzakelijkerwijs leidt tot het oplopen van de duur van de behandeling van de door hem ingestelde beroepen en daarmee tot het overschrijden van de redelijke termijn. Die handelswijze kan aan gemachtigde van eiseres worden toegerekend. [5] Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn niet is overschreden en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Stumpel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2024.
de griffier de rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Voor een nadere motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 20 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6191, overwegingen 17 tot en met 23.