ECLI:NL:RBMNE:2024:4779

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
11055375
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over leveringsovereenkomst voor warmte en afsluiting aansluiting

In deze zaak heeft de eiser, Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V., een aansluiting voor warmte in een pand waar de gedaagde partij, [gedaagde] B.V., staat ingeschreven. Eneco stelt dat de gedaagde geen leveringsovereenkomst voor de warmte-aansluiting heeft afgesloten en vraagt de kantonrechter om te verklaren dat zij gerechtigd is om de aansluiting af te sluiten. Daarnaast vordert Eneco de afgifte van de meter(s) en (gedeeltelijke) ontruiming van het pand, zodat zij de aansluiting kan afsluiten, en vergoeding van de kosten die hiermee gemoeid zijn. De gedaagde weigert mee te werken aan de afsluiting en stelt dat er onduidelijkheid is over de aard van de overeenkomst, omdat zij dacht dat het om elektriciteit ging. De kantonrechter heeft de vorderingen van Eneco grotendeels toegewezen, waarbij is vastgesteld dat er geen leveringsovereenkomst voor warmte is afgesloten door de gedaagde. De kantonrechter heeft bepaald dat de gedaagde moet meewerken aan de afsluiting van de aansluiting en de meter(s) moet afgeven. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 211,00 voor de afsluitkosten en € 345,22 aan proceskosten. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is afgewezen, omdat de kantonrechter onvoldoende bewijs heeft gezien voor de toewijzing daarvan.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11055375 UC EXPL 24-2675 WMB/61313
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
ENECO WARMTE & KOUDE LEVERINGSBEDRIJF B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Eneco,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. K.S. Loilargosain.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 april 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met productie.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Eneco heeft een aansluiting voor warmte in het pand met het adres [adres] te [plaats] (hierna: het pand). [gedaagde] staat op dat adres ingeschreven, maar heeft volgens Eneco voor het gebruik van de aansluiting geen leveringsovereenkomst afgesloten. Eneco wil daarom dat de kantonrechter voor recht verklaart dat zij gerechtigd is om de aansluiting voor warmte af te sluiten. Daarnaast wil Eneco dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot afgifte van de meter(s) en tot (gedeeltelijke) ontruiming, zodat Eneco de aansluiting zelf kan afsluiten, en dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de kosten daarvoor te betalen. Verder wil Eneco ook dat [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten betaalt.
2.2.
[gedaagde] weigert mee te werken aan deze afsluiting en weigert de gevorderde kosten te betalen, omdat het volgens haar onduidelijk was dat het Eneco om een leveringsovereenkomst voor warmte te doen was in plaats van voor elektriciteit. Verder wijst [gedaagde] erop dat zij ondertussen contact heeft gezocht met (de gemachtigde van) Eneco om een leveringsovereenkomst voor warmte af te sluiten.
2.3.
De vorderingen van Eneco zullen grotendeels worden toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Eneco heeft belang bij haar vorderingen
3.1.
[gedaagde] heeft zich (in eerste instantie) tegen de vorderingen van Eneco verweerd door te wijzen op twee leveringsovereenkomsten voor elektriciteit die voor het pand zijn afgesloten door een aan haar gelieerde vennootschap, [bedrijf] B.V. Volgens haar maken die leveringsovereenkomsten dat Eneco geen belang heeft bij haar vorderingen. Eneco heeft (in haar conclusie van repliek) echter benadrukt dat het gaat om een aansluiting voor warmte waarvoor een separate leveringsovereenkomst moet worden afgesloten. Volgens haar heeft zij daarom wel een belang bij haar vorderingen. Hierna heeft [gedaagde] contact gezocht met (de gemachtigde van) Eneco om (alsnog) een leveringsovereenkomst voor warmte af te sluiten.
3.2.
Voor zover [gedaagde] nog vasthoudt aan haar betoog dat Eneco geen belang heeft bij haar vorderingen, gaat dat betoog niet op. Duidelijk is dat [gedaagde] noch [bedrijf] B.V. voor het pand een leveringsovereenkomst voor warmte met Eneco heeft afgesloten, terwijl de aansluiting daarvoor nog wel te gebruiken is en volgens Eneco ook wordt gebruikt. Daaruit volgt dat Eneco belang heeft bij haar vorderingen om de aansluiting voor warmte af te mogen sluiten en haar meter afgegeven te krijgen.
3.3.
Dat wordt niet anders omdat [gedaagde] ondertussen contact heeft gezocht met Eneco, zoals [gedaagde] lijkt te willen betogen. Uit de e-mail van (de gemachtigde van) [gedaagde] aan (de gemachtigde van) Eneco wordt immers niet duidelijk of er daadwerkelijk een leveringsovereenkomst voor warmte is gesloten tussen partijen. De kantonrechter zal daarom voor recht verklaren dat Eneco gerechtigd is om de aansluiting af te sluiten en daarnaast de vorderingen tot (gedeeltelijke) ontruiming en tot afgifte van de meter toewijzen.
3.4.
[gedaagde] heeft verder nog aangevoerd dat Eneco pas in haar conclusie van repliek duidelijk heeft gemaakt dat het haar ging om een leveringsovereenkomst voor warmte. De eerder door Eneco gebruikte term ‘energie’ zou verwarring bij [gedaagde] hebben gewekt. De kantonrechter ziet niet in waarom daardoor verwarring zou kunnen zijn ontstaan, aangezien Eneco in haar dagvaarding heeft aangegeven dat zij warmte en koude leverancier is en dat zij voor die producten de term ‘energie’ gebruikt. [gedaagde] heeft bovendien niet duidelijk gemaakt wat voor gevolg er volgens haar aan deze verwarring moet worden verbonden. De kantonrechter zal hier daarom verder aan voorbij gaan.
[gedaagde] moet € 211,00 betalen als de aansluiting door Eneco wordt afgesloten
3.5.
Ook de vordering tot betaling van € 211,00 aan kosten voor de afsluiting van de aansluiting voor warmte zal worden toegewezen. Eneco heeft ter onderbouwing van haar vordering een informatieblad overgelegd, waarin dat bedrag is vermeld als standaard kostenbedrag voor een (tijdelijke) afsluiting van deze aansluiting. Het door Eneco gevorderde bedrag is dus een gebruikelijk bedrag, dat bij elke afsluiting door Eneco in rekening wordt gebracht. Eneco heeft bovendien voldoende onderbouwd dat zij voor de afsluiting de nodige werkzaamheden moet verrichten, die deze kosten rechtvaardigen. Het feit dat [gedaagde] niet bekend was met het informatieblad doet daar niet aan af, zoals [gedaagde] lijkt te willen betogen. [gedaagde] zal dit bedrag daarom moeten betalen als Eneco overgaat tot afsluiting van de aansluiting voor warmte in het pand.
[gedaagde] hoeft geen buitengerechtelijke kosten te betalen
3.6.
Eneco wil verder dat [gedaagde] € 150,00 aan buitengerechtelijke kosten betaalt. Die vordering zal worden afgewezen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat de overgelegde correspondentie niet voldoende is voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De inhoud van deze berichten van Eneco ziet op de werkzaamheden ter voorbereiding van deze procedure en de berichten betreffen enkel drie e-mails en een aantal ‘templates’ voor de brieven, waarvan Eneco stelt dat zij die aan [gedaagde] heeft gestuurd. Op slechts één van de brieven staat echter het adres van het pand vermeld. [gedaagde] zegt geen van de brieven of e-mails te hebben ontvangen. Zij wijst er daarbij op dat de overgelegde brieven (bijna allemaal) niet aan [gedaagde] zijn gericht en dat één van de gebruikte e-mailadressen niet in gebruik is. Verder heeft Eneco nagelaten om de andere incassowerkzaamheden die in de dagvaarding worden opgesomd te onderbouwen. De kantonrechter kan daarom nergens uit opmaken dat Eneco meer zou hebben gedaan dan het sturen van een enkele brief (aan het juiste adres) en een enkele e-mail (aan een actief e-mailadres). Dit is wel vereist om buitengerechtelijke kosten te kunnen toewijzen.
[gedaagde] moet € 345,22 aan proceskosten betalen
3.7.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Eneco worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2,00 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
345,22

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat Eneco gerechtigd is om de aansluiting(en) voor warmte op het verbruiksadres ( [adres] te [plaats] ) te onderbreken door het verrichten van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden en vervolgens onderbroken te houden en dat [gedaagde] wordt veroordeeld om dat te gedogen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om het verbruiksadres ( [adres] te [plaats] ) te ontruimen, welke ontruiming wordt beperkt tot de ruimte(s) die betreden moet(en) worden om toegang tot de meter(s) en/of aansluiting(en) voor warmte te verkrijgen en voor de duur van de voor de onderbreking van deze aansluiting(en) noodzakelijke werkzaamheden;
4.3.
beveelt [gedaagde] om de meter(s) van de aansluiting voor warmte aan Eneco af te geven;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 211,00 aan kosten die verbonden zijn aan de afsluiting van de aansluiting(en) voor warmte, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van afsluiting van deze aansluiting(en) tot alles is betaald;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 345,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.