ECLI:NL:RBMNE:2024:4729

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
UTR 24/2475
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende geluidsbelasting bij functie textielproductenmaker

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag werd op 9 oktober 2023 afgewezen, en het Uwv handhaafde deze afwijzing in het bestreden besluit van 22 februari 2024. Eiseres stelde dat haar beperkingen, met name op het gebied van hand- en vingergebruik, niet correct waren ingeschat door de verzekeringsarts. Tijdens de zitting op 13 juni 2024 werd het beroep behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het Uwv.

De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. Eiseres had geen overtuigende medische informatie overgelegd die de conclusies van de verzekeringsarts kon weerleggen. De rechtbank bevestigde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de relevante medische gegevens had bestudeerd en dat de bevindingen van de artsen in lijn waren met de conclusies van het Uwv.

Daarnaast werd de geschiktheid van de functie van textielproductenmaker beoordeeld. Eiseres stelde dat het machinegeluid en rumoer haar belemmerden in het uitvoeren van deze functie. De rechtbank oordeelde dat het geluidsniveau bij deze functie niet het niveau van 80 dB(A) overschreed, waardoor er geen sprake was van geluidsbelasting die een beperking voor eiseres zou vormen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat eiseres in staat was om de functie van textielproductenmaker te vervullen. Het beroep werd ongegrond verklaard, wat betekende dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2475

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.F. van Rijswick),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. C.J.F. van Rijswick).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over het afwijzen van haar aanvraag om een WIA-uitkering.
1.1
Het Uwv heeft de aanvraag met het besluit van 9 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij deze afwijzing gebleven.
1.2
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Op 30 mei 2024 heeft de rechtbank een zittingsagenda aan partijen gestuurd en heeft eiseres nadere stukken overgelegd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht een WIA-uitkering aan eiseres heeft geweigerd.
2.1
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat wil zeggen dat eiseres geen gelijk krijgt en het bestreden besluit van het UWV in stand blijft.
2.2
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de medische beoordeling zorgvuldig en juist?
3. Eiseres voert aan dat haar beperkingen zwaar zijn onderschat. Dat geldt vooral voor haar hand- en vingergebruik. Ze vindt dat de verzekeringsarts er ten onrechte van is uitgegaan dat zij slechts lichte artrose heeft aan haar handen. Zij heeft ter onderbouwing een brief overgelegd van haar huisarts en het revalidatiecentrum waar zij werd behandeld. Ook heeft eiseres tijdens de zitting gewezen op een stuk van het Rijnstate ziekenhuis, dat zij aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overgelegd. Tijdens de zitting heeft zij verder gewezen op een standpunt van de gezondheidsraad, dat verzekeringsartsen de focus meer zouden moeten leggen op het functioneren en de beperkingen en minder op de oorzaak.
3.1
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
3.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier en alle stukken van de behandelaars van eiseres bestudeerd en heeft eiseres persoonlijk gezien en onderzocht. Daarbij heeft hij ook specifiek haar handen onderzocht op het functioneren en de beperkingen. Uit zijn rapportage blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoogte was van de resultaten van de second opinion van het Rijnstate Ziekenhuis. Over het lichamelijk onderzoek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep als volgt gerapporteerd:
“(…) Cliënte draagt beiderzijds een soft brace die de vingertoppen vrijlaat. De
handfunctie blijkt echter normaal; ze kan de vingers normaal buigen en strekken en een stevige
vuist maken. Er zijn geen noduli van Heberden, geen warmte geen roodheid van de gewrichten. Bij
palpatie is de duimbasis wat gevoelig ook die gewrichten laten geen bewegingsbeperking zien. Bij
second opinion in ziekenhuis Rijnstate zijn volgens cliënte röntgenfoto’s van de handen en van de
voeten gemoeten en bij beide zou een (lichte) artrose zijn vastgesteld en die is nu rustig. Aan de
voeten wordt geen abnormale stand of beweeglijkheid gezien. Er is geen plat- of spreidvoet en de
tenen zien er normaal uit. Van verder onderzoek is in overleg met cliënte afgezien omdat ze
aangeeft momenteel geen specifieke klachten te ervaren.”
3.3
Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest of dat getwijfeld moet worden aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De door eiseres overgelegde brief van het revalidatiecentrum kan hieraan niet bijdragen, omdat de daarin opgenomen bevindingen op basis van een gesprek zijn opgetekend zonder dat een lichamelijk onderzoek van eiseres heeft plaatsgevonden. Ook de brief van de huisarts, waarin beknopte verslagleggingen van consulten van eiseres zijn weergegeven, maakt het niet aannemelijk dat eiseres meer beperkingen heeft als gevolg van haar handklachten. Evenmin kan gesteld worden dat de verzekeringsartsen zich te veel hebben laten leiden door de oorzaak van de klachten (diagnose) of het ontbreken daarvan. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat juist de ernst en chroniciteit van de door eiseres ervaren klachten en beperkingen en de bij eiseres gevonden gevoeligheid van de spieren aanleiding hebben gegeven tot het opnemen van beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (fml). De beroepsgronden over de medische beoordeling slagen niet.
Kan eiseres de geselecteerde functie van textielproductenmaker verrichten?
4. Eiseres voert aan dat zij de geduide functie van textielproductenmaker niet kan verrichten vanwege het machinegeluid en rumoer. Hiervoor is een beperking opgenomen in de fml. Bij de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) werd deze functie aanvankelijk ook geselecteerd, maar is later in de bezwaarfase verworpen vanwege het machinegeluid. Nu eiseres nog steeds beperkt is op dit punt, dient deze functie volgens eiseres wederom verworpen te worden.
4.1
Voor het aannemen van beperkingen en het opnemen hiervan in een fml kan het Uwv volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] gebruik maken van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Het CBBS is in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten.
4.2
Uit het CBBS volgt dat de verzekeringsarts een beperkte geluidsbeperking kan aannemen als iemand een beperkt aanpassingsvermogen heeft aan lawaaibelasting. Van lawaaibelasting is sprake bij werken in een omgeving met een geluidsniveau van 80 dB(A) of hoger. Dat is het geluidsniveau waarbij het niet meer mogelijk is om zonder stemverheffing een gesprek te voeren met iemand op een afstand van ongeveer 1 meter. Voor eiseres is deze beperkte geluidsbeperking in de fml opgenomen.
4.3
Zoals ook op de zitting door het Uwv is toegelicht, heeft de arbeidsdeskundige bij het selecteren van functies gebruik gemaakt van het CBBS. Uit het CBBS blijkt dat er bij de geselecteerde functie van textielproductenmaker geen sprake is van een geluidsbelasting. Bij de geselecteerde functie textielproductenmaker is wel sprake van machinegeluid en geluid van een radio, maar het niveau van 80 dB(A) wordt hierbij niet overschreden. Over het feit dat de functie van textielproductenmaker eerder bij de EZWb door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep mede vanwege de geluidsbelasting is verworpen, heeft het Uwv op de zitting verklaard dat dit destijds een onjuiste beoordeling was.
4.4
Eiseres heeft niet gesteld dat het Uwv in dit geval had moeten afwijken van het CBBS. Ook de rechtbank ziet daarvoor in deze zaak geen aanleiding. In overeenstemming met het CBBS kon het Uwv er dus van uitgaan dat er bij de functie van textielproductenmaker geen sprake is van een geluidsbelasting en er derhalve geen beperking bestaat voor eiseres om deze functie te kunnen verrichten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Overige gronden
5. Eiseres heeft nog gronden aangevoerd over de functie van heftruckchauffeur en verwezen naar gronden die zij eerder in de bezwaarfase heeft ingebracht. Deze gronden heeft eiseres echter tijdens de zitting ingetrokken, zodat deze verder buiten bespreking kunnen blijven.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van het Uwv in stand blijft en eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ing. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van mr. mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van de CRvB van 6 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS9343 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2005:AS9343) en van 7 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1407 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2017:1407)).