ECLI:NL:RBMNE:2024:4661

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10742812 \ UC EXPL 23-6884 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na inbraak en diefstal in opticienwinkel met subrogatie van verzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen NN Schadeverzekering Maatschappij N.V. en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], naar aanleiding van een inbraak en diefstal in een opticienwinkel. De verzekeraar, NN, had de schade van de verzekerde vergoed en vorderde nu schadevergoeding van de gedaagden op basis van subrogatie. Gedaagde 1 is niet verschenen, waardoor tegen hem verstek is verleend en zijn vorderingen zijn toegewezen. Gedaagde 2 heeft de omvang en hoogte van de schade betwist, wat leidde tot een gedeeltelijke afwijzing van de vorderingen tegen hem.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 15 juni 2020 hebben de gedaagden ingebroken in de winkel van de verzekerde, waarbij goederen zijn ontvreemd. De verzekerde heeft de schade bij NN gemeld, die vervolgens de schade heeft vastgesteld op € 17.335,10. NN heeft de gedaagden aansprakelijk gesteld voor deze schade, maar gedaagde 2 betwistte de hoogte van de schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat NN onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de schadeposten die door gedaagde 2 zijn betwist, met uitzondering van de herstelkosten van € 530,71, die wel zijn toegewezen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen omdat NN niet had aangetoond deze kosten daadwerkelijk te hebben gemaakt.

De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de toegewezen bedragen, met wettelijke rente, en de proceskosten tussen NN en gedaagde 2 gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en gedaagde 1 kan alleen in hoger beroep gaan tegen dit vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10742812 UC EXPL 23-6884 VL/58599
Vonnis van 31 juli 2024
inzake
de naamloze vennootschap
NN Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verder ook te noemen: NN,
eisende partij,
gemachtigde: Incassobureau Fiditon B.V.,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij,
niet verschenen,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.P. van Stralen.

1.Procesverloop

1.1.
NN heeft [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] op 5 oktober 2023 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde sub 2] heeft bij zijn conclusie van antwoord van 8 december 2023 op de aan hem betekende dagvaarding gereageerd. [gedaagde sub 1] heeft niet op de aan hem betekende dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft vervolgens een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2024 plaatsgevonden. Aan de zijde van NN was de heer mr. M. Zieltjens, werkzaam bij Incassobureau Fiditon B.V., aanwezig. Ook is verschenen [gedaagde sub 2] , bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.P. van Stralen. [gedaagde sub 1] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen besproken is. De kantonrechter heeft bepaald dat vonnis wordt gewezen.
2. Waar de zaak over gaat
2.1.
Op 15 juni 2020 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ingebroken en diefstal gepleegd in de opticienwinkel van een verzekerde van NN (hierna: verzekerde) aan de [adres] te [plaats] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn hiervoor op 3 december 2020 strafrechtelijk veroordeeld.
2.2.
Verzekerde heeft zijn schade vanwege vorenbedoelde inbraak en diefstal bij NN gemeld. NN heeft [onderneming] ingeschakeld om deze schademelding te onderzoeken. [onderneming] heeft haar bevindingen neergelegd in een vier pagina tellend rapport zonder bijlagen, waarin onder meer het volgende staat:
Op basis van het voormelde heeft [onderneming] de schade van verzekerde vastgesteld op een bedrag van € 17.335,10. [onderneming] rapporteert dat de schade bestaat uit:
  • € 9.804,39 aan goederen (zonnebrillen en monturen) op basis van de inkoopwaarde,
  • € 530,71 aan herstelkosten, en
  • € 7.000,00 aan bedrijfsschade (omzetderving).
2.3.
NN heeft op enig moment het totaalbedrag van € 17.335,10 aan verzekerde uitgekeerd. NN is op grond van artikel 7:962 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op dat moment in de rechten van verzekerde gesubrogeerd.
2.4.
NN heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aansprakelijk gesteld voor de schade van verzekerde en hen gesommeerd het bedrag van € 17.335,10 aan haar te betalen. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben dat niet gedaan. NN vordert in deze procedure dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 17.335,10, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.5.
[gedaagde sub 2] betwist de omvang en de hoogte van de schade. Weliswaar heeft NN een rapport overgelegd waarin [onderneming] de schade heeft opgemaakt, maar of de door verzekerde gemaakte inventarisatie juist is en hoe de bedrijfsschade (omzetverlies) is vastgesteld, is niet duidelijk.

3.De beoordeling

Vorderingen tegen [gedaagde sub 1]
3.1.
De kantonrechter verleent tegen [gedaagde sub 1] verstek, omdat de bij de wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen voor oproeping van [gedaagde sub 1] in acht zijn genomen en hij niet in het geding is verschenen alsook geen antwoord heeft ingezonden.
De kantonrechter heeft ook geen ander bericht van [gedaagde sub 1] ontvangen.
3.2.
Omdat [gedaagde sub 1] niet naar de mondelinge behandeling is gekomen en geen verweer heeft gevoerd, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de gestelde feiten en omstandigheden waarop NN haar vorderingen tegen hem baseert. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen van NN jegens [gedaagde sub 1] worden toegewezen.
3.3.
[gedaagde sub 1] is in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij de proceskosten (inclusief nakosten) van NN aan haar moet betalen, die NN jegens hem in redelijkheid heeft gemaakt. De proceskosten van NN worden begroot op:
dagvaarding € 107,84
griffierecht € 1.384,00
salaris gemachtigde € 406,00 (1
punt voor de dagvaarding x tarief € 406,00)
nakosten € 135,00
Totaal € 2.032,84
Vorderingen tegen [gedaagde sub 2]
Onrechtmatig handelen – toerekenbaar – causaal verband – schade
3.4.
Vaststaat dat [gedaagde sub 2] samen met [gedaagde sub 1] bij verzekerde aan de [adres] heeft ingebroken en goederen heeft ontvreemd; hij en [gedaagde sub 1] hebben de hardglazen deur die toegang gaf tot het pand vernield, schade veroorzaakt aan diverse displays alsook een vitrinekast en een hoeveelheid aan merkmonturen en zonnebrillen gestolen. Vaststaat dat [gedaagde sub 2] – samen met [gedaagde sub 1] – onrechtmatig heeft gehandeld jegens verzekerde, dat dit handelen hem valt toe te rekenen en dat hij de schade die verzekerde dientengevolge lijdt, moet vergoeden. Vaststaat dat verzekerde enige schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] . Verzekerde heeft jegens [gedaagde sub 2] dan ook schadevergoedingsvorderingen.
Subrogatie3.5. Omdat NN een bedrag van € 17.335,10 heeft uitgekeerd aan haar verzekerde, zijn de schadevergoedingsvorderingen van verzekerde op NN overgegaan.
Omvang en hoogte van de schade
3.6.
NN stelt dat de schade die door het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] is ontstaan, € 17.335,10 is. Ter motivering hiervan heeft NN verwezen naar het rapport van [onderneming] .
3.7.
[gedaagde sub 2] heeft de omvang en de hoogte van de schade zoals NN die stelt, gemotiveerd betwist.
3.8.
Op NN als gesubrogeerde rust de stelplicht en de bewijslast ter zake van de gestelde omvang en hoogte van de gestelde schade. Het is aan NN om voldoende gemotiveerd en onderbouwd concrete feiten en omstandigheden te stellen aan de hand waarvan de kantonrechter de schade kan vaststellen. De kantonrechter beoordeelt hieronder per schadepost of NN hierin is geslaagd.
Herstelkosten ad € 530,71
3.9.
Met verwijzing naar het rapport van [onderneming] stelt NN dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een vitrinekast en een brillendisplay hebben beschadigd. Verzekerde heeft nieuwe planken voor de vitrinekast aangeschaft, waarvan hij een nota heeft getoond aan [onderneming] . Daarnaast heeft verzekerde aan [onderneming] een offerte getoond voor het herstel van de brillendisplay. [onderneming] heeft deze schadepost vastgesteld op een bedrag van € 530,71.
3.10.
[gedaagde sub 2] heeft deze schadepost niet betwist. De kantonrechter wijst dit deel van de jegens [gedaagde sub 2] ingestelde schadevergoedingsvordering daarom toe.
Goederen op basis van inkoopwaarde ad € 9.804,39
3.11.
Met verwijzing naar het rapport van [onderneming] stelt NN dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] een groot aantal monturen en zonnebrillen van exclusieve merken hebben gestolen. Als gevolg van een achtervolging door de politie, zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] gecrasht met de scooter en zijn de buitgemaakte en teruggevonden brillen zodanig beschadigd geraakt dat deze niet meer konden worden verkocht. Een aantal brillen, voornamelijk zonnebrillen, is niet teruggevonden. Verzekerde heeft een inventarisatie gemaakt, die [onderneming] heeft gecontroleerd. Daarbij heeft [onderneming] de inkoopwaarden steekproefsgewijs gecontroleerd. [onderneming] heeft deze schadepost vastgesteld op een bedrag van € 9.804,39.
3.12.
[gedaagde sub 2] betwist de door NN gestelde omvang en de hoogte van deze schade. In het rapport heeft [onderneming] het over een inventarisatie die door verzekerde is opgemaakt, maar het is onduidelijk of deze door verzekerde gemaakte inventarisatie juist is. In het rapport komt bijvoorbeeld niet aan de orde om hoeveel monturen en zonnebrillen het gaat, van welk(e) merk(en) deze monturen en zonnebrillen waren en wat de inkoopwaarde van deze monturen en zonnebrillen was, aldus [gedaagde sub 2] .
3.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. In reactie op de betwisting van [gedaagde sub 2] , stelt NN dat zij niet hoeft te twijfelen aan de deskundigheid en integriteit van [onderneming] . De kantonrechter stelt vast dat dit ook niet ter discussie staat. Waar het om gaat, zoals [gedaagde sub 2] ook heeft gesteld, is dat het rapport van [onderneming] informatie mist om tot de conclusie te kunnen komen dat de schade ter zake van de gestolen monturen en zonnebrillen € 9.804,39 is. Door de betwisting van [gedaagde sub 2] , reeds gedaan in de conclusie van antwoord, had het op de weg van NN gelegen om in aanloop naar de mondelinge behandeling nadere informatie op te vragen bij bijvoorbeeld [onderneming] en/of verzekerde en in het geding te brengen, om deze schadepost te concretiseren. NN had bijvoorbeeld een inventarisatie
met onderbouwing(zoals aankoopbonnen van verzekerde) van monturen en zonnebrillen van vóór en een inventarisatie van monturen en zonnebrillen ná de diefstal kunnen overleggen, bij vergelijking waarvan zou kunnen blijken hoeveel monturen en zonnebrillen (per merk) zijn gestolen en wat de inkoopwaarde van deze monturen en zonnebrillen bedraagt. Voorts had NN de camerabeelden van de door [gedaagde sub 2] met [gedaagde sub 1] gepleegde inbraak en diefstal kunnen opvragen bij verzekerde die deze verzekerde aan de politie beschikbaar heeft gesteld, zoals in het proces-verbaal van aangifte staat, aan de hand waarvan mogelijk kan worden vastgesteld welke en hoeveel monturen en zonnebrillen [gedaagde sub 2] met [gedaagde sub 1] buit heeft gemaakt. Verder had NN aan [onderneming] kunnen vragen om te specificeren hoeveel monturen en zonnebrillen en van welk merk zij bij verzekerde ter vernietiging heeft opgehaald die bij de crash met de scooter beschadigd zijn geraakt. Omdat NN, gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde sub 2] , heeft nagelaten voldoende gegevens over te leggen om de gestelde omvang en hoogte van de gestelde schade inzake de buit gemaakte monturen en zonnebrillen vast te kunnen stellen, heeft zij deze schadepost onvoldoende nader onderbouwd. De kantonrechter wijst dit deel van de jegens [gedaagde sub 2] ingestelde schadevergoedingsvordering daarom af.
Bedrijfsschade (omzetderving) ad € 7.000,00
3.14.
Met verwijzing naar het rapport van [onderneming] stelt NN dat de brillencollectie die door verzekerde werd gevoerd, grotendeels niet op korte termijn kan worden aangevuld door de leveranciers. Het merendeel van de brillen heeft een levertijd van meer dan drie maanden, waardoor omzetderving zal ontstaan. Verzekerde probeert dit te ondervangen door andere merken zonnebrillen in te kopen dan hij normaal doet, maar dit voorkomt niet dat bedrijfsschade ontstaat. [onderneming] heeft de bedrijfsschade/omzetderving vastgesteld op een bedrag van € 7.000,00.
3.15.
[gedaagde sub 2] betwist ook de omvang en de hoogte van deze schadepost. Hoe de bedrijfsschade/omzetderving is vastgesteld, wordt in het rapport van [onderneming] niet duidelijk. In het rapport staat dat verzekerde de omzetschade probeert te ondervangen door aan- en verkoop van andere merken brillen, maar of hij daarin geslaagd is, wordt niet vermeld. Het lijkt er daarom op dat hiernaar ook geen nader onderzoek is verricht.
3.16.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op basis van deze betwisting van [gedaagde sub 2] , had het op de weg van NN gelegen om deze schadepost nader te motiveren en te onderbouwen. De kantonrechter herhaalt dat de deskundigheid en integriteit van [onderneming] niet ter discussie staat. Het gaat er om, zoals [gedaagde sub 2] ook heeft gesteld, dat de summiere informatie als vermeld in het rapport van [onderneming] niet tot de conclusie kan leiden dat verzekerde een omzetderving van € 7.000,00 heeft geleden. NN had meer gegevens moeten overleggen om te kunnen vaststellen wat de daadwerkelijke bedrijfsschade/omzetderving is geweest. Dit had zij bijvoorbeeld kunnen doen door af te wachten wat de levertijd van de brillencollectie van verzekerde daadwerkelijk bedroeg. Vervolgens had zij de inkomsten van verzekerde in deze periode kunnen vergelijken met dezelfde periode van het jaar er voor. Op die manier zou ook duidelijk zijn geworden in hoeverre verzekerde de omzetderving heeft kunnen ondervangen met de aanschaf van andere monturen en brillen en dus hoeveel omzetderving verzekerde uiteindelijk daadwerkelijk heeft geleden. Nu NN geen nader onderzoek heeft gedaan naar de daadwerkelijke omvang van de bedrijfsschade/omzetderving en niet meer gegevens heeft verzameld ter vaststelling van de gestelde bedrijfsschade/omzetderving, heeft zij haar stelling dat sprake is van een bedrijfsschade
/omzetderving van € 7.000,00 onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter wijst dit deel van de jegens [gedaagde sub 2] ingestelde schadevergoedingsvordering daarom af.
Rente3.17. NN heeft de wettelijke rente over de schadeposten gevorderd. Tegen deze vordering als zodanig is [gedaagde sub 2] niet opgekomen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 2] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het schadebedrag van € 530,71 aan NN verschuldigd is met ingang van de datum waarop NN in de rechten van verzekerde is gesubrogeerd. [1] Daartoe wordt hij dan ook veroordeeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.18.
NN maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.147,50. Omdat het om schadevergoedingsvorderingen gaat, toetst de kantonrechter of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. NN heeft in de dagvaarding gesteld dat zij buitengerechtelijke incassokosten aan haar gemachtigde
verschuldigd is geworden; zij heeft niet gesteld dat zij de buitengerechtelijke incassokosten daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald. Reeds daarom heeft zij onvoldoende gesteld en wordt de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten daarom afgewezen.
Proceskosten
3.19.
Omdat NN en [gedaagde sub 2] over en weer in het gelijk en ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd. Dat betekent dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Hoofdelijke veroordeling
3.20.
NN vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Aangezien [gedaagde sub 2] is veroordeeld tot betaling van € 530,71 aan herstelkosten en de daarover verschuldigde wettelijke rente, wordt de hoofdelijkheid slechts uitgesproken over dit deel van de vorderingen. De hoofdelijke veroordeling betekent dat zowel [gedaagde sub 2] als [gedaagde sub 1] kan worden aangesproken om dit bedrag en de daarover verschuldigde wettelijke rente aan NN te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen. Voor het overige deel van de vorderingen van NN kan slechts [gedaagde sub 1] worden aangesproken.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.21.
NN heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] niet opgekomen. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden dan wel belangen gebleken die deze vordering in de weg staan. Op grond van het bepaalde in artikel 233, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt die vordering toegewezen. Dit betekent dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] moeten voldoen aan de veroordelingen en dat NN het vonnis ten uitvoer kan leggen, ongeacht of hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
Vonnis op tegenspraak
3.22.
Omdat [gedaagde sub 2] wel in de procedure is verschenen, wordt dit vonnis ingevolge artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als een vonnis op tegenspraak beschouwd. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] geen verzet maar slechts hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan NN te betalen een bedrag van € 530,71, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het moment waarop NN in de rechten van verzekerde is gesubrogeerd tot aan de dag dat het bedrag van € 530,71 volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan NN te betalen een bedrag van (€ 9.804,39 + € 7.000,00 =) € 16.804,39 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het moment waarop NN in de rechten van verzekerde is gesubrogeerd tot aan de dag dat het bedrag van € 16.804,39 volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan NN te betalen een bedrag van € 1.147,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten; hij moet aan NN haar proceskosten van € 2.032,84 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde sub 1] ook de kosten van betekening aan NN betalen;
4.5.
compenseert de kosten tussen NN en [gedaagde sub 2] , zodat een ieder van hen de eigen proceskosten draagt;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van (ECLI:NL:HR:2006:AX6737; r.o. 3.7.3).