ECLI:NL:RBMNE:2024:4596
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak van gedetineerde inzake BBA-traject
In deze zaak heeft eiser, een gedetineerde in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, beroep ingesteld omdat verweerder, de Minister van Justitie en Veiligheid, niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om een beperkt beveiligde afdeling-traject (BBA-traject). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van dit beroep. Dit oordeel is gebaseerd op de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die niet van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen en andere vrijheidsbenemende maatregelen in een inrichting die hoofdzakelijk bestemd is voor strafrechtelijke beslissingen. Dit volgt uit artikel 1:6 van de Awb, dat stelt dat de relevante hoofdstukken van de Awb niet van toepassing zijn in deze context.
Eiser had verweerder in gebreke gesteld omdat er niet tijdig op zijn verzoek was gereageerd. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat, hoewel een bestuursorgaan verplicht is om binnen een bepaalde termijn te beslissen, deze verplichting niet geldt voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. De rechtbank heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, waarbij zij zich kennelijk onbevoegd heeft verklaard. De ratio achter deze beslissing is om te voorkomen dat het systeem van het materiële en formele strafrecht, inclusief het penitentiaire recht, verstoord wordt door een vermenging van rechtssferen.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken op 23 juli 2024. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.