ECLI:NL:RBGRO:2001:AA9923
Rechtbank Groningen
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Twijfel over toepasselijkheid van de Awb op vrijwillig verblijf in TBS-kliniek
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank te Groningen op 12 januari 2001 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, A, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank waarin deze zich kennelijk onbevoegd had verklaard. De rechtbank diende te beoordelen of er in redelijkheid geen twijfel mogelijk was over de vraag of de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing was op besluiten die genomen waren in het kader van een vrijwillig verblijf in de Dr. S. van Mesdagkliniek, een inrichting die hoofdzakelijk is bestemd voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
De rechtbank overwoog dat de tekst en ratio van artikel 1:6 Awb ruimte laten voor twijfel over de toepasselijkheid van de Awb in deze context. De opposant had verzocht om vrijwillige opname in de kliniek, en de rechtbank concludeerde dat besluiten die in dit kader zijn genomen niet automatisch aan het regime van de Awb zijn onttrokken. De rechtbank benadrukte dat de ratio van artikel 1:6 Awb is om te voorkomen dat het systeem van het materiële en formele strafrecht, inclusief het penitentiaire recht, te zeer zou worden doorkruist.
De rechtbank kwam tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van 18 oktober 2000, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde, niet in stand kon blijven. Het verzet werd gegrond verklaard, wat betekende dat het onderzoek in de stand waarin het zich bevond, werd voortgezet. De rechtbank wees erop dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep kon worden ingesteld.