ECLI:NL:RBGRO:2001:AA9923

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
12 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/870 BESLU G V06
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twijfel over toepasselijkheid van de Awb op vrijwillig verblijf in TBS-kliniek

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank te Groningen op 12 januari 2001 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, A, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank waarin deze zich kennelijk onbevoegd had verklaard. De rechtbank diende te beoordelen of er in redelijkheid geen twijfel mogelijk was over de vraag of de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing was op besluiten die genomen waren in het kader van een vrijwillig verblijf in de Dr. S. van Mesdagkliniek, een inrichting die hoofdzakelijk is bestemd voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.

De rechtbank overwoog dat de tekst en ratio van artikel 1:6 Awb ruimte laten voor twijfel over de toepasselijkheid van de Awb in deze context. De opposant had verzocht om vrijwillige opname in de kliniek, en de rechtbank concludeerde dat besluiten die in dit kader zijn genomen niet automatisch aan het regime van de Awb zijn onttrokken. De rechtbank benadrukte dat de ratio van artikel 1:6 Awb is om te voorkomen dat het systeem van het materiële en formele strafrecht, inclusief het penitentiaire recht, te zeer zou worden doorkruist.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van 18 oktober 2000, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde, niet in stand kon blijven. Het verzet werd gegrond verklaard, wat betekende dat het onderzoek in de stand waarin het zich bevond, werd voortgezet. De rechtbank wees erop dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep kon worden ingesteld.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN
SECTOR BESTUURSRECHT
ENKELVOUDIGE KAMER
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Reg.nr.: AWB 00/870 BESLU G V06
Inzake: het verzet ingesteld door A, wonende te B, opposant, niet ter zitting verschenen,
1. AANDUIDING BESTREDEN BESLUIT
Het besluit van verweerder van 25 juli 2000, kenmerk SM 0207/Corstiaan/mz.
2. ZITTING
Datum: 12 januari 2001.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting doet de rechtbank onmiddellijk uitspraak als volgt.
3. GRONDEN
In dit geding is aan de orde de vraag of de rechtbank het onderzoek heeft kunnen sluiten op grond van de overweging dat de rechtbank inzake het beroep van 31 augustus 2000 kennelijk onbevoegd was, dat wil zeggen zonder dat daarover in redelijkheid twijfel mogelijk was.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord en overweegt hiertoe het volgende.
Vast staat dat opposant, die met een zekere regelmaat op vrijwillige basis in de Dr.S. van Mesdagkliniek verblijft, heeft verzocht om vrijwillig te worden opgenomen in deze kliniek.
Krachtens artikel 1:6, aanhef en onder a, Awb is de Awb niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. In artikel 1:6, aanhef, onder b en c Awb is bepaald dat hetzelfde geldt voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende maatregelen op grond van de Vreemdelingenwet en voor de tenuitvoerlegging van andere vrijheidsbenemende maatregelen in een inrichting die in hoofdzaak bestemd is voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
Besluiten die zijn genomen in het kader van een vrijwillig verblijf in een dergelijke inrichting zijn blijkens de tekst van artikel 1:6 Awb niet aan het regime van de Awb onttrokken. Uitzondering van dergelijke besluiten zou ook niet aansluiten bij de ratio van artikel 1:6 Awb.
De ratio van artikel 1:6 Awb is blijkens de Memorie van Toelichting te voorkomen dat het systeem van het materiële en formele strafrecht - het penitentiaire recht daaronder begrepen - te zeer zou worden doorkruist. Een vermenging van rechtssferen zou, gelet op het feit dat de strafrechtelijke regelgeving uitputtend is bedoeld, ongewenst zijn. Ook de mededeling in Memorie van Toelichting bij de Begeinselenwet verpleging ter beschikkinggestelden (BVT), dat de Awb op het handelen van bij verpleging betrokken bestuursorganen niet van toepassing is, wordt uitdrukkelijk in dit verband gedaan.
Bij een vrijwillig verblijf in een penitentiaire inrichting of een TBS-kliniek is het strafrecht niet in het geding, zodat doorkruising van het strafrecht niet hoeft te worden gevreesd.
De rechtbank komt, gelet op tekst en ratio van artikel 1:6 Awb, tot het oordeel dat er in redelijkheid twijfel mogelijk was over de vraag of de Awb op besluiten die in het kader van een vrijwillig verblijf in een inrichting als de Dr.S. van Mesdagkliniek, in hoofdzaak bestemd voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, niet van toepassing is. De rechtbank heeft derhalve het onderzoek niet kunnen sluiten op grond van de overweging dat zij inzake het beroep van 31 augustus 2000 kennelijk onbevoegd was in de zin van artikel 8:54, eerste lid, Awb.
Het verzet moet dan ook gegrond worden verklaard. Dit betekent ingevolge artikel 8:55, zevende lid, Awb dat de uitspraak van de rechtbank van 18 oktober 2000 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank te Groningen, afdeling sector Bestuursrecht, enkelvoudige kamer,
RECHT DOENDE,
verklaart het verzet gegrond.
griffier, rechter,
De rechtbank wijst erop dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: 22 januari 2001