In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2024 uitspraak gedaan over de kostenvergoeding voor de behandeling van twee bezwaarschriften van eiseres, die gelijktijdig door verweerder zijn behandeld. Eiseres had op 11 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 augustus 2023, dat betrekking had op de opschorting van haar bijstandsuitkering en het bieden van een hersteltermijn om gegevens over te leggen. Het bestreden besluit bevatte een kostenvergoeding van €597,- voor één van de bezwaarschriften, maar eiseres betwistte de motivering van dit besluit, aangezien er twee bezwaarschriften waren ingediend.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van samenhangende zaken, omdat de bezwaarschriften betrekking hadden op een zelfde feitencomplex en nagenoeg dezelfde bezwaargronden. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht slechts één keer een kostenvergoeding had toegekend, maar dat de motivering van het besluit onvoldoende was. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de behandeling van de bezwaarschriften als samenhangend was beoordeeld. Eiseres kreeg het griffierecht en een proceskostenvergoeding van €218,75 toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering bij besluiten over kostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer er meerdere bezwaarschriften zijn ingediend die samenhangend zijn. De rechtbank heeft ook verwezen naar relevante uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die de criteria voor procesbelang en kostenvergoeding verduidelijken.