ECLI:NL:RBMNE:2024:4595

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
23/4388
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenvergoeding bij samenhangende bezwaarschriften in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2024 uitspraak gedaan over de kostenvergoeding voor de behandeling van twee bezwaarschriften van eiseres, die gelijktijdig door verweerder zijn behandeld. Eiseres had op 11 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 augustus 2023, dat betrekking had op de opschorting van haar bijstandsuitkering en het bieden van een hersteltermijn om gegevens over te leggen. Het bestreden besluit bevatte een kostenvergoeding van €597,- voor één van de bezwaarschriften, maar eiseres betwistte de motivering van dit besluit, aangezien er twee bezwaarschriften waren ingediend.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van samenhangende zaken, omdat de bezwaarschriften betrekking hadden op een zelfde feitencomplex en nagenoeg dezelfde bezwaargronden. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht slechts één keer een kostenvergoeding had toegekend, maar dat de motivering van het besluit onvoldoende was. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de behandeling van de bezwaarschriften als samenhangend was beoordeeld. Eiseres kreeg het griffierecht en een proceskostenvergoeding van €218,75 toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering bij besluiten over kostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer er meerdere bezwaarschriften zijn ingediend die samenhangend zijn. De rechtbank heeft ook verwezen naar relevante uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die de criteria voor procesbelang en kostenvergoeding verduidelijken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 11 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 augustus 2023 met betrekking tot de opschorting van haar bijstandsuitkering en het bieden van een hersteltermijn om gegevens over te leggen.
In het bestreden besluit heeft verweerder twee bezwaarschriften van eiseres behandeld. Het bezwaarschrift van eiseres van 30 juni 2023 richtte zich tegen de opschorting van de bijstand. Het bezwaarschrift van eiseres van 24 juli 2023 richtte zich tegen het stopzetten van de uitkering van eiseres over de maand juli 2023.
Verweerder heeft met het bestreden besluit het bezwaar van 30 juni 2023 gegrond verklaard. Het bezwaar dat eiseres op 24 juli 2023 heeft ingediend is volgens verweerder in deze procedure betrokken. Verweerder heeft in het bestreden besluit een kostenvergoeding toegekend tot een bedrag van €597 ,- (1 punt).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. In het bestreden besluit wordt namelijk niet gemotiveerd waarom het besluit gezien moet worden als een beslissing op beide bezwaarschriften van eiseres. Bovendien is slechts één keer een besluit genomen op kostenvergoeding terwijl er twee bezwaarschriften ingediend zijn. Eiseres verzoekt daarom de rechtbank om kostenvergoeding toe te wijzen voor haar bezwaar van 24 juli 2023.
3. Verweerder heeft aangevoerd dat er sprake is van onvoldoende procesbelang.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Voor de rechtbank toe kan komen aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, toetst de rechtbank ambtshalve of er sprake is van procesbelang. Procesbelang houdt in dat iemand een resultaat nastreeft met de procedure dat ook daadwerkelijk kan worden bereikt met die procedure. Bovendien moet het realiseren van dat resultaat voor eiser feitelijk betekenis hebben. Het toetsen of procesbelang aanwezig is, gebeurt om het moment van beoordelen van het beroep.
5. Volgens twee recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) levert het enkel niet vergoeden van bezwaarkosten geen zelfstandig procesbelang op. In die uitspraken maakt de CRvB uitdrukkelijk de volgende uitzondering: procesbelang wordt nog wel aanwezig geacht als het betrokken bestuursorgaan zijn besluit in bezwaar heeft herroepen zonder daarbij een vergoeding van bezwaarkosten toe te kennen terwijl daar wel om was gevraagd, of als de hoogte van een toegekende vergoeding van bezwaarkosten in geschil is. [2]
6. Met het gegrond verklaren van het bezwaar van eiseres van 30 juni 2023 is de opschorting van de bijstand van eiseres beëindigd. Inmiddels heeft de uitbetaling voor de maand juli 2023 alsnog plaatsgevonden. Ook heeft verweerder bezwaarkosten toegekend voor één van de bezwaarschriften van eiseres. In geschil is of er ook bezwaarkosten toegekend moeten worden van het tweede bezwaarschrift. In zoverre heeft eiseres procesbelang en verklaart de rechtbank het beroep ontvankelijk.
7. Het geschil spitst zich toe op de kostenvergoeding voor de behandeling van de bezwaarschriften van eiseres. De vergoeding van de kosten in de bezwaarfase is geregeld in artikel 7:15, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
8. Artikel 2, eerste lid, onder a van het Bpb houdt in dat voor de kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand een forfaitair bedrag kan worden toegekend. Artikel 3 van het Bpb luidt als volgt:
“1. Samenhangende zaken worden voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, beschouwd als één zaak.
2. Samenhangende zaken zijn: door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.”
9. In dit geval gaat het om twee bezwaarschriften die door verweerder gelijktijdig zijn behandeld in het bestreden besluit, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a van het Bpb door dezelfde persoon is verleend. De werkzaamheden konden voorts in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn nu het gaat om een zelfde feitencomplex en nagenoeg dezelfde bezwaargronden. Hierom oordeelt de rechtbank dat er sprake is van samenhangende zaken en dat verweerder terecht slechts één keer een kostenvergoeding heeft toegekend.
10. Dat verweerder terecht slechts één keer een kostenvergoeding heeft toegekend, laat onverlet dat verweerder zijn besluit op dit punt onvoldoende heeft gemotiveerd. Het bestreden besluit bevat immers geen volledige motivering aan de hand van artikel 3 van het Bpb die toelicht waarom er geen kosten worden toegekend voor het tweede besluit. Verweerder heeft in het besluit niet beoordeeld of er sprake is van rechtsbijstand verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband. Verweerder heeft ook niet beoordeeld of de werkzaamheden nagenoeg identiek konden zijn in elk van de zaken. Daarom slaagt deze grond en zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank laat wel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit omdat de rechtbank van oordeel is dat verweerder terecht de bezwaarschriften heeft behandeld als betrekking hebben op samengestelde zaken. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt in dit geschil.
11. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 218,75,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,25). Verder zijn geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 4 augustus 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven,
- bepaalt dat verweerder het griffierecht aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635, r.o. 4.8 en ECLI:NL:CRVB:2024:636, r.o. 4.9.