Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
[eiser sub 4],
[eiser sub 5],
[eiser sub 6],
[eiser sub 7],
[eiser sub 8],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 juni 2024, met 47 producties;
- de conclusie van antwoord, met 47 producties;
- het bericht van mr. Kraaijvanger van 25 juni 2024, waarmee producties 48 tot en met 69 zijn ingediend;
- het bericht van mr. Kraaijvanger van 26 juni 2024, waarmee producties 70 tot en met 73 zijn ingediend;
- de brief van mr. Meijs van 26 juni 2024, waarmee productie 48 tot en met 53 zijn ingediend;
- het bericht van mr. Kraaijvanger van 27 juni 2024, waarmee productie 74 en 75 zijn ingediend.
2.De feiten
Artikel 1. Definities
Helaas hebben wij moeten constateren dat Maatschap [eiser sub 9] zich nog steeds niet aan de verplichtingen houdt zoals vastgelegd in de overeenkomst van geldlening tussen [eiser sub 9] en Sustainable Future Investments BV. Wij informeren [eiser sub 9] middels dit schrijven dat de schuld per direct opeisbaar is geworden conform Artikel 7 lid 1 van de leningsovereenkomst en Artikel 6:83 BW. Dit is het gevolg van het feit dat [eiser sub 9] niet of niet behoorlijk heeft voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de Geldlening Overeenkomst. (…) Zoals u weet, verplicht de leningovereenkomst [eiser sub 9] om tot meerdere zekerheid voor de voldoening van het verschuldigde, een pandrecht te vestigen op de mestverwerkingsinstallatie thans opgeslagen bij [bedrijf 2] . Daarnaast verplicht de overeenkomst [eiser sub 9] de verschuldigde rente te betalen op of voor de rentevervaldag. Aan voorgaande is ondanks meerdere herinneringen en naar het oordeel van Sustainable Future Investments BV nog steeds niet voldaan waardoor de lening waarvoor [eiser sub 9] en al haar maten hoofdelijk aansprakelijk zijn, opeisbaar is geworden.
Nu u niet bent overgegaan tot betaling van de facturen en tevens ons voorstel van 2 mei 2023 hebt verworpen, en wij u hebben aangekondigd dat de schuld van de geldlening direct opeisbaar is geworden gaan wij nu over tot het daadwerkelijk opeisen van de geldlening. Middels dit schrijven informeren wij u dat de leningovereenkomst per 29-06-2023 is opgezegd. Om die reden verzoeken wij u en voor zover nodig sommeren wij u om het bedrag ad € 890.000 in hoofdsom en het bedrag ad € 89.000 verschuldigde aan rente binnen 3 dagen na heden te betalen (…).”
3.Het geschil
subsidiairherbegroting gevolgd door gedeeltelijke opheffing van de hiervoor vermelde beslagen.
primair: te bepalen dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van deze zaak of deze inhoudelijk te beslechten;
subsidiair: de vorderingen van [eisers c.s] . als onbewezen en/of ongegrond af te wijzen, dan wel deze te matigen;
primair en subsidiair: [eisers c.s] . te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, onder de bepaling dat (i) de proceskosten voldaan dienen te worden binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en (ii) voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt, de proceskosten dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor betaling tot en met de dag van de volledige betaling;
primair:
subsidiair: de vordering van [eiser sub 9] als onbewezen en/of ongegrond af te wijzen, dan wel deze te matigen;
primair en subsidiair: [eiser sub 9] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten (van € 163,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag) daaronder begrepen, onder de bepaling dat (i) de proceskosten voldaan dienen te worden binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en (ii) voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt, de proceskosten dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor betaling tot en met de dag van de volledige betaling.
4.De beoordeling
aanvullendbevoegd, [1] zodat een forumkeuzebeding in de zin van artikel 108 Rv aan deze bevoegdheid niet in de weg staat.
29 juni 2023opgeëist en de geldleningsovereenkomst ‘opgezegd’, zie randnummer 2.10 van dit vonnis. De vraag die nu centraal staat is of SFI op de datum van het opeisen van de vordering (29 juni 2023), en dus niet op de datum van beslaglegging zoals [eisers c.s] . stelt, [4] een
opeisbarevordering op [eiser sub 9] had waarvoor SFI ten laste van de maten beslag kon leggen.
bijgaand factuur zoals in de administratie van [eiser sub 9] . Ik neem aan dat de btw niet door SFI is afgedragen en niet door [eiser sub 9] is teruggevraagd. Niet in 2016 en ook niet daarna. Ik stel voor de factuur te verwijderen en het bedrag € 1.390.000,- als bestelling in de administratie te verwerken. De vooruitbetaling blijft wel staan.” Ter toelichting bij deze productie schrijft SFI dat de accountant in de boekhouding van [eiser sub 9] een bestelling heeft opgenomen van € 1.390.000,00 (excl. btw), omdat [eiser sub 9] op dat moment € 500.000,00 had betaald plus € 890.000,00 in de vorm van de geldlening had vergaard, hetgeen samen een bedrag van € 1.390.000,00 vertegenwoordigd. Dat de geldleningsovereenkomst per 1 januari 2017 rentedragend is geworden, blijkt volgens SFI ook uit de door [eiser sub 9] gedane rentebetalingen vóór levering van de installatie in december 2018.
vanafdeze rentevervaldag, is zij rentedragend geworden per 1 januari 2019.
geldleningsovereenkomststaat een forumkeuzebeding voor de rechtbank Gelderland/Oost-Brabant. Gedaagden menen dus dat de rechtbank Gelderland/Oost-Brabant bevoegd is van deze vordering kennis te nemen. Overwogen wordt dat omdat de vordering tot het verwijderen van de installatie niet is gegrond op de geldleningsovereenkomst, het onbevoegdheidsverweer vanwege het bestaan van een forumkeuze in juist die geldleningsovereenkomst, niet opgaat.
Met [bedrijf 1] is een contract afgesloten waarin het technisch functioneren gegarandeerd wordt over een periode van 6 jaar als onderdeel van een full service onderhoudscontract. Dit contract wordt afgesloten voor 6 jaar, maar kan daarna verlengd worden tegen vergelijkbare marktconforme condities, tenzij er nieuwe inzichten ontstaan.” [bedrijf 1] is begin 2018 failliet gegaan. Om deze reden kon de service- en beheerovereenkomst niet conform het informatiememorandum vorm worden gegeven. Eisers menen dat SFI op basis van de aan haar verstrekte volmacht verplicht was een service- en beheerovereenkomst met een serviceprovider tot stand te brengen waarbij de exploitatie van de installatie gedurende in ieder geval zes jaar gegarandeerd was. Volgens eisers is SFI in het kader van deze exploitatie verplicht voor herlocatie zorg te dragen.
om er voor te zorgen dat de maatschap er nu niet alleen voor komt te staan, zal ik mij persoonlijk in blijven zetten om voor de maatschap een geschikte locatie te vinden om verder te gaan met mest verwerken”. Met [gedaagde sub 3] is de voorzieningenrechter van oordeel dat eisers onvoldoende hebben gesteld dat [gedaagde sub 3] een daadwerkelijke plicht heeft voor herplaatsing van de installatie zorg te dragen. De uitspraak van [gedaagde sub 3] kan ook worden uitgelegd als een uiting van goede wil.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)