ECLI:NL:RBMNE:2024:454

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/4646
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen een omgevingsvergunning voor een padelbaan in Blaricum

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een padelbaan op het perceel Zwaluwenweg 24B in Blaricum. Eiser, die vreest voor geluidoverlast, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning. De rechtbank heeft op 1 februari 2024 geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen de eerste omgevingsvergunning, omdat inmiddels een tweede omgevingsvergunning is verleend voor een verdiept aangelegde padelbaan. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste omgevingsvergunning nog wel bestaat, maar dat vergunninghouder geen uitvoering meer zal geven aan deze vergunning, aangezien de tweede omgevingsvergunning al is verleend en de padelbaan bijna gereed is. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze tweede vergunning, waardoor zijn beroep tegen de eerste vergunning niet meer relevant is. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is voor eiser, omdat de kans dat de eerste omgevingsvergunning nog wordt uitgevoerd, alleen theoretisch is. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard en krijgt eiser geen griffierecht of proceskosten vergoed.

De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4646

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: D.J.H. Ottens ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum

(gemachtigde: S. Paffen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. J.C. Ellerman).

Inleiding

1. Eiser woont aan de [adres 1] in [woonplaats] tegenover de [adres 2] in [woonplaats] van vergunninghouder (het perceel). Vergunninghouder wil graag een padelbaan realiseren in zijn achtertuin. Hiervoor heeft hij een omgevingsvergunning aangevraagd. Op 20 januari 2022 heeft het college de gevraagde vergunning verleend (de eerste omgevingsvergunning). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.1.
Met het bestreden besluit van 4 oktober 2022 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en de eerste omgevingsvergunning in stand gelaten.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, vergezeld door [A] , de gemachtigde van het college, vergezeld door mr. [B] , vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder, vergezeld door [C] en [D] . Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Is er al beslist op eisers beroep?
3. Het college en vergunninghouder stellen zich op het standpunt dat eiser niet- ontvankelijk is in zijn beroep. Op eisers beroep tegen het bestreden besluit is al beslist door de rechtbank op 22 juni 2023 met zaaknummer UTR 22/5337. Dat beroep is niet-ontvankelijk verklaard.
4. De rechtbank stelt vast dat in genoemde uitspraak van deze rechtbank, anders dan het college en vergunninghouder menen, geen uitspraak is gedaan op het beroep van eiser, maar alleen op het beroep van [E] . Het beroep van eiser is onder een apart zaaknummer (UTR 23/4646) voortgezet. Dat eiser hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van 22 juni 2023 doet daar niet aan af.

Heeft eiser procesbelang?

5. Procesbelang is het belang dat een partij heeft bij de uitkomst van de procedure. Om procesbelang te kunnen aannemen moet wat de indiener van het beroep nastreeft ook daadwerkelijk kunnen worden bereikt en dat resultaat moet voor de indiener feitelijke betekenis hebben.
6. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de eerste omgevingsvergunning. Nadien is op aanvraag van vergunninghouder een nieuwe vergunning verleend voor het verdiept aanleggen van de padelbaan (de tweede omgevingsvergunning). Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze tweede omgevingsvergunning.
7. De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht. De tweede omgevingsvergunning is verleend op grond van een nieuwe aanvraag voor een bouwplan dat niet slechts een wijziging van ondergeschikte aard ten opzichte van het eerste bouwplan inhoudt. Dit betekent dat het bezwaar en beroep tegen de eerste omgevingsvergunning niet mede gericht is tegen de tweede omgevingsvergunning. Deze zaak gaat dus alleen over de beslissing op het bezwaar tegen de eerste omgevingsvergunning.
8. Op de zitting is door vergunninghouder toegelicht dat de eerste omgevingsvergunning weliswaar nog bestaat, maar dat hij daaraan geen uitvoering meer zal geven. De verdiepte padelbaan, die bij de tweede omgevingsvergunning is vergund, is namelijk zo goed als klaar. Op de dag van de zitting wordt daaraan de laatste hand gelegd. Vergunninghouder is bereid het college te vragen de eerste omgevingsvergunning alsnog in te trekken.
9. Gelet hierop heeft eiser geen procesbelang meer bij een beoordeling van de beslissing op bezwaar tegen de eerste omgevingsvergunning. De kans dat de eerste omgevingsvergunning alsnog wordt uitgevoerd, bestaat naar het oordeel van de rechtbank namelijk alleen nog in theorie. Bij het ontbreken van een procesbelang, moet het beroep van eiser niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.