De beoordeling door de rechtbank
6. Tussen partijen bestaat allereerst discussie over de benaming van het bouwwerk. Volgens eiser gaat het in deze zaak om een hefbare lichtstraat en niet om een bootoverkapping zoals het college dat noemt. De benaming van het bouwwerk is echter in deze zaak niet relevant, omdat het feitelijk gerealiseerde bouwwerk bepalend is voor de vraag of er een overtreding is. Voor het leesgemak wordt hierna in deze uitspraak steeds over de overkapping gesproken.
Wat is de omvang van de last onder dwangsom?
7. Tussen partijen is niet in geschil dat op het perceel van eiser vier hydraulische palen (drukcilinders) zijn bevestigd die de daarop bevestigde overkapping omhoog en omlaag kunnen brengen. Op de zitting heeft eiser gesteld dat de overkapping met 2 pennen (deuvels) vast zit aan de hydraulische palen. De overkapping valt als het ware in de pennen.
8. Op de zitting heeft het college gesteld dat naast de overkapping de opgelegde last onder dwangsom ook ziet op de hydraulische palen. De rechtbank volgt het college hierin echter niet. Uit de formulering van de last in het primaire besluit van 4 juli 2023 volgt, strikt taalkundig gezien, dat die last enkel ziet op het verwijderen en verwijderd houden van de overkapping. In de omschrijving van de last wordt nergens vermeld dat eiser ook de hydraulische palen moet verwijderen en verwijderd moet houden. Anders dan het college stelt volgt dit ook niet uit het constateringsrapport van 7 februari 2023 en de daarin opgenomen foto’s. Gezien het rechtszekerheidsbeginsel moet eiser uit kunnen gaan van datgene wat in de last uitdrukkelijk staat vermeld en niet hoe de last op basis van eventuele andere stukken kan worden geïnterpreteerd. Nu uit de opgelegde last blijkt dat deze uitsluitend ziet op de overkapping, is de rechtbank van oordeel dat de hydraulische palen geen onderdeel uitmaken van de last.
Is er sprake van een overtreding?
9. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet de rechtbank gezien de aangevoerde beroepsgronden eerst beoordelen of er sprake is van een bouwwerk en of er al een vergunning is verleend voor de overkapping.
Is er sprake van een bouwwerk?
10. Eiser stelt dat het college in het bestreden besluit ten onrechte heeft gesteld dat de overkapping onderdeel zou zijn van een bouwwerk. De overkapping met de hydraulische palen kunnen niet als samengesteld bouwwerk worden aangemerkt, omdat ze niet constructief met elkaar zijn verbonden. Daarbij stelt eiser dat de overkapping enkel rust op de hydraulische palen en verwijderbaar is. Hierdoor is volgens eiser geen sprake van een vast en solide object.
11. Het begrip bouwwerk is in de Wabo als zodanig niet omschreven. Volgens vaste rechtspraak kan voor de uitleg van het begrip bouwwerk aansluiting worden gezocht bij de omschrijving van dit begrip in de modelbouwverordening. Deze luidt: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”.Er moet dus sprake zijn van 1) een constructie, 2) van enige omvang en 3) plaatsgebondenheid. Als hieraan is voldaan, is er sprake van een bouwwerk.
12. De rechtbank is van oordeel dat de overkapping met de hydraulische palen aan deze drie criteria voldoet. Gelet op de stukken bestaat de overkapping uit een constructie van circa 7,7 meter lang en circa 3,5 meter breed. De overkapping wordt op de hydraulische palen geplaatst die verankerd zijn in de grond. Op die manier zijn de hydraulische palen bedoeld om de overkapping op zijn plaats te houden. Daarmee vormt dit samenstel naar het oordeel van de rechtbank een constructie van enige omvang die plaatsgebonden is, zodat sprake is van een bouwwerk. Dat de overkapping makkelijk van de hydraulische palen opgetild kan worden en in de tuin kan worden geplaatst, zoals eiser op de zitting heeft gesteld, is onvoldoende voor het oordeel dat alleen al daarom geen sprake is van een bouwwerk. Ook verplaatsbare (mobiele) constructies kunnen als plaatsgebonden worden beschouwd, zodra de bedoeling aanwezig is om de constructie permanent of gedurende een lange tijd op één plaats aanwezig te laten zijn.De rechtbank is van oordeel dat de overkapping is geplaatst met als kennelijk doel om daar voor langere tijd op dezelfde plek te laten staan. Dit betekent dat voor de overkapping een omgevingsvergunning nodig is.
Is er al een vergunning verleend?
13. Eiser voert aan dat er al een vergunning is verleend voor de hydraulische palen met daarop de overkapping. Volgens eiser volgt uit de aanvraag, die heeft geleid tot de verleende vergunning van 1 februari 2021, dat er een vergunning is aangevraagd voor ‘het aanleggen van een insteekhaven en een steiger’ en dat voor het uiterlijk wordt verwezen naar de bij de aanvraag overgelegde tekening. Op grond van vaste jurisprudentie moet een aanvraag samen met de daarbij overgelegde stukken worden beoordeeld. Dit betekent dat ook de tekening bij de aanvraag geacht moet te zijn meegenomen bij de beoordeling. Op de tekening is melding gemaakt van de principedoorsnede met een ‘hefbare lichtstraat’. Over de uitvoering van de beschoeiing worden in de tekening de hydraulische drukcilinders (4 stuks) genoemd. Als eiser daadwerkelijk de hefbare lichtstraat had moeten intekenen in plaats van deze enkel te vermelden, dan had het college moeten vermelden dat de aanvraag incompleet was en hem de gelegenheid moeten geven meer of andere stukken aan te leveren. Dat is niet gebeurd, zodat eiser ervan mocht uitgaan dat de nadrukkelijke vermelding van ‘hefbare lichtstraat’ op de tekening voldoende was. Als het college van mening was dat de aanvraag niet voldoende duidelijk was, dan is het onbegrijpelijk en in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel dat het college eerst een vergunning verleend die voor meerdere interpretaties vatbaar is en daar vervolgens actief op gaat handhaven.
14. De rechtbank stelt voorop dat de aanvraag en tekening bepalend zijn voor het antwoord op de vraag wat is aangevraagd.Het gaat hierbij om een feitelijke beoordeling van de situatie zoals die is aangevraagd en vergund. Op het bij het besluit van 1 februari 2021 behorende aanvraagformulier van 7 december 2020 blijkt dat een omgevingsvergunning is aangevraagd voor: "het aanleggen van een insteekhaven en een steiger aan het perceel." Op de bij de aanvraag behorende tekening van 14 januari 2021 staat onder de beschrijving van het project: "nieuwe insteekhaven, lichtstraat en steiger". Verder is op deze tekening bij principeaanzicht en principedoorsnede de tekst "hefbare lichtstraat" opgenomen. In het principe-aanzicht en de principedoorsnede zelf is de hefbare lichtstraat niet ingetekend. Op basis van deze stukken is de rechtbank van oordeel dat wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om te twijfelen aan het standpunt van het college dat er voor de overkapping geen vergunning is aangevraagd en dus ook niet is vergund. Daarbij betrekt de rechtbank dat de hefbare lichtstraat op de tekening enkel tekstueel wordt genoemd en dat iedere beschrijving of uitwerking daarvan, zoals bijvoorbeeld een schetsontwerp, de maatvoering en gebruikte materialen, ontbreekt. Uit het aanvraagformulier en de tekening valt dus niet op te maken dat het aangevraagde bouwwerk ook de overkapping zou omvatten.
15. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat sprake was van een onvolledige aanvraag en dat eiser dus in de gelegenheid had moeten worden gesteld om de aanvraag aan te vullen. Het door eiser ondertekende aanvraagformulier en bijbehorende tekening was op zichzelf immers voldoende voor het college om de aanvraag te beoordelen en daarop een besluit te nemen. Eiser heeft zelf nagelaten om de overkapping in de aanvraag voor de omgevingsvergunning te vermelden en op de tekening in te tekenen. Er was daarom voor het college geen aanleiding om eiser te wijzen op de onvolledige aanvraag op dit punt. De verleende omgevingsvergunning ziet daarom alleen op het aanleggen van een insteekhaven en een steiger aan het perceel en dus niet op de overkapping.
16. De overkapping is dus gebouwd zonder de benodigde omgevingsvergunning voor bouwen. Er is daarom sprake van een overtreding van het verbod om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen en in stand te laten. Het college is dan ook bevoegd om handhavend op te treden tegen het bouwen van het bouwwerk zonder een omgevingsvergunning.
Is er sprake van bijzondere omstandigheden?
17. Het college moet, zoals onder punt 4 overwogen, in beginsel gebruik maken van die bevoegdheid. Dat is alleen anders als er omstandigheden zijn die maken dat van handhaving moet worden afgezien. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft bestreden dat er geen concreet zicht op legalisatie van de overtreding bestaat. Omdat de vraag of concreet zicht op legalisatie bestaat geen ambtshalve te toetsen aspect is, volstaat de rechtbank hier met deze constatering.
18. Verder heeft eiser geen overige bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het college had moeten afzien van handhaving. De rechtbank is verder niet gebleken dat het handhavend optreden en de hoogte van de dwangsom onevenredig zijn. Het college mocht daarom tot handhaving overgaan.