ECLI:NL:RBMNE:2024:4459

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
10824096 \ UC EXPL 23-8257
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bank bij bankhelpdeskfraude en de rol van sterke cliëntauthenticatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een rekeninghouder en Triodos Bank N.V. De eiseres, een eenmanszaak, heeft de bank aangesproken na slachtoffer te zijn geworden van bankhelpdeskfraude, ook wel spoofing genoemd. Op 15 oktober 2022 werd eiseres gebeld door iemand die zich voordeed als medewerker van de fraudeafdeling van Triodos. Door deze oplichting heeft eiseres onbewust frauduleuze overboekingen gedaan vanaf haar zakelijke rekening. Eiseres vorderde schadevergoeding van Triodos, stellende dat de bank tekortgeschoten was in haar zorgplicht en geen sterke cliëntauthenticatie had verlangd. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat Triodos wel degelijk sterke cliëntauthenticatie had verlangd en dat de transacties door eiseres zelf waren geautoriseerd, waardoor deze als toegestane transacties werden aangemerkt. De kantonrechter concludeerde dat Triodos niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de vorderingen van eiseres op basis van de Wft en BW niet konden worden toegewezen. Eiseres werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van € 813,00.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Locatie Utrecht
Zaaknummer: 10824096 UC EXPL 23-8257 WMB/61313
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G.P. Raats,
tegen:
TRIODOS BANK N.V.,
gevestigd in Driebergen-Rijsenburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Triodos,
gemachtigde: mr. L.W. Spelten.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding van 27 november 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties.
1.2.
Op 8 juli 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daar is [eiser] verschenen samen met haar gemachtigde, mr. Raats. Triodos is verschenen, vertegenwoordigd door de heer [A] , onderzoeker bij Triodos, en haar gemachtigde, mr. Spelten. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken.
1.3.
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

2.Wat is er gebeurd?

2.1.
[eiser] is op 15 oktober 2022 het slachtoffer geworden van oplichting via een fraudemethode die doorgaans
Spoofingof bankhelpdeskfraude wordt genoemd, waardoor er verschillende frauduleuze transacties hebben plaatsgevonden vanaf de rekeningen van [eiser] bij Triodos.
2.2.
[eiser] werd in de avond gebeld door iemand die zich voordeed als een medewerker van de fraudeafdeling van Triodos. Daarbij werd er op haar telefoon een telefoonnummer weergegeven dat overeenkomt met het telefoonnummer dat op de website van Triodos staat vermeld als het nummer voor hun fraudemeldpunt (de
spoofing). Die persoon heeft [eiser] ervan overtuigd dat er op dat moment een fraudepoging werd gedaan op haar rekeningen bij Triodos en haar rekeningen bij de Rabobank en dat [eiser] daarom de nodige veiligheidsmaatregelen moest nemen. Op aanwijzing van die persoon heeft [eiser] om die reden vervolgens toegang tot haar computer verleend via het programma AnyDesk en is zij ingelogd op haar internetbankieren omgeving van Triodos. [eiser] is daarna door de fraudeurs met zogenaamde veiligheidsaanwijzingen over haar wifi-router van haar scherm afgeleid, terwijl ondertussen door de fraudeurs betalingsopdrachten werden klaargezet en de weergave van de webpagina in het internetbankieren werd aangepast. Toen [eiser] terugkwam bij het computerscherm heeft zij, zonder zich dat op dat moment te realiseren, met de Identifier en haar bankpas van Triodos de frauduleuze betalingsopdrachten goedgekeurd. Zij dacht op dat moment juist geldbedragen te blokkeren.
2.3.
In de ochtend van 16 oktober 2022 toen zij zich ervan bewust werd dat er iets niet in de haak was, heeft [eiser] per e-mail een fraudemelding gedaan bij Triodos. Daarop werd een paar uur later door een medewerker van Triodos gereageerd, waarna een deel van het afgeschreven geld kon worden veiliggesteld bij andere banken. Twee frauduleuze transacties vanaf de zakelijke rekening van [eiser] van € 5.230,40 en van € 3.912,52 konden niet worden veiliggesteld.

3.De beoordeling

Kern van de zaak
3.1.
[eiser] vordert in deze procedure van Triodos betaling van € 9.142,93 als vergoeding voor de schade die zij heeft geleden doordat de twee bij randnummer 2.3. genoemde bedragen als gevolg van de fraude van haar rekening zijn afgeschreven en niet konden worden veiliggesteld. Volgens haar is Triodos verplicht haar dat geld te vergoeden omdat Triodos jegens haar tekort is geschoten in haar zorgplicht op grond van artikel 4:24a Wft en/of artikel 7:401 BW en is Triodos dat daarnaast ook verplicht op grond van de wettelijke schadeloosstellingsregelingen uit de artikelen 7:528 en 7:529 BW. Triodos ontkent dat zij een verplichting heeft om de schade van [eiser] te vergoeden en weigert daarom te betalen. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Triodos heeft wel sterke cliëntauthenticatie verlangd in de zin van artikel 7:529 lid 3 BW
3.2.
[eiser] stelt dat Triodos verplicht is om de frauduleus overgeboekte bedragen aan haar te vergoeden, omdat Triodos voor het (online) gebruik van haar rekeningen volgens [eiser] geen sterke cliëntauthenticatie verlangde. Zij wijst daarbij op artikel 7:259 lid 3 BW, waarin is bepaald dat een betaler (lees: [eiser] ) geen financiële verliezen draagt in het geval dat een betaaldienstverlener (lees: Triodos) geen sterke cliëntauthenticatie verlangt. Dat betoog van [eiser] gaat niet op, omdat vast staat dat Triodos wel sterke cliëntauthenticatie heeft verlangd voor het gebruik van de rekeningen.
3.3.
Uit artikel 7:514 onder ab BW volgt dat sprake is van sterke cliëntauthenticatie op het moment dat in een authenticatieprocedure twee of meer onderling onafhankelijke factoren worden gebruikt zoals die in de bepaling worden beschreven. In dit geval staat vast dat voor het gebruik van de rekeningen van [eiser] via de internetbankieren omgeving van Triodos en het autoriseren van transacties daarop een authenticatiecode uit een Identifier nodig is. [eiser] heeft op de zitting bevestigd dat zij ook gebruik moest maken van een authenticatiecode uit haar Identifier toen zij (onbewust) de frauduleuze transacties autoriseerde. Zo’n authenticatiecode is slechts te verkrijgen via een (persoonsgebonden) Identifier door de juiste bankpas daarmee te gebruiken (factor I, iets wat alleen de gebruiker heeft) en de bijbehorende pincode in te voeren (factor II, iets wat alleen de gebruiker weet). Oftewel, de bedoelde procedure met de Identifier voldoet aan de definitie van sterke cliëntauthenticatie. Door die procedure te vereisen voor het inloggen op het internetbankieren en het autoriseren van (onder andere de frauduleuze) transacties, heeft Triodos dus wel een sterke cliëntauthenticatie verlangd in de zin van artikel 7:529 lid 3 BW. Er bestaat daarom ook geen reden om Triodos op deze grond te veroordelen tot betaling aan [eiser] .
Er was sprake van toegestane transacties in de zin van artikel 7:522 BW
3.4.
[eiser] heeft daarnaast gesteld dat er wat betreft de frauduleuze overboekingen sprake was van niet-toegestane betalingstransacties in de zin van artikel 7:258 lid 1 BW en de bedragen daarom door Triodos moeten worden vergoed. Artikel 7:528 lid 1 BW bepaalt dat een betaaldienstverlener in geval van een niet-toegestane betalingstransactie onmiddellijk het bedrag van de transactie aan de betaler moet terugbetalen. Uit artikel 7:522 BW volgt wanneer er sprake is van een niet-toegestane transactie. Daarin is bepaald dat de betaaldienstverlener alleen met instemming van de betaler een betalingstransactie mag uitvoeren. De benodigde instemming verleent de betaler door het volgen van de tussen partijen overeengekomen vorm en procedure voor een betalingstransactie. Als de instemming van de betaler ontbreekt is er sprake van een niet-toegestane transactie.
3.5.
[eiser] heeft betoogd dat er voor de relevante transacties niet was voldaan aan de juiste vorm en procedure en de benodigde instemming dus ontbrak. Ook dit betoog van [eiser] gaat niet op. In het kader van artikel 7:522 BW gaat het in beginsel alleen om de vraag of de juiste, in dit geval technische, vorm en procedure voor de autorisatie is gevolgd. Uit de beschrijving van [eiser] over haar handelingen op 15 oktober 2024, volgt dat de transacties in dit geval door [eiser] zelf zijn geautoriseerd en dat zij daarvoor de juiste procedure met haar Identifier en bankpas heeft gevolgd. Daarmee waren de relevante overboekingen toegestane transacties in de zin van artikel 7:522 BW.
3.6.
Dat [eiser] de transacties niet daadwerkelijk heeft willen autoriseren en dat zij alleen door de misleiding van de fraudeurs tot de autorisatie is bewogen, maakt dat niet anders. Dit is een omstandigheid die immers geen invloed heeft op de vraag of de juiste vorm en procedure is gevolgd voor het geven van instemming voor een transactie. Wel is het een omstandigheid die een rol kan spelen bij de vraag of Triodos aan haar (speciale) zorgplicht heeft voldaan om [eiser] tegen dergelijke fraude te beschermen, waarop hieronder bij randnummers 3.9. t/m 3.23. verder wordt ingegaan.
3.7.
Evenmin is hier sprake van niet-toegestane transacties op grond van hetgeen is bepaald in HR 21 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:749 (ING Bank/ [naam] ), zoals [eiser] heeft gesteld. In de uitspraak gaat het namelijk om de situatie dat een derde op onrechtmatige wijze, maar wel via de juiste vorm en procedure een transactie autoriseert. Uit hetgeen hiervoor bij randnummer 3.5. is overwogen, volgt dat daarvan in dit geval geen sprake is, aangezien het niet een derde, maar [eiser] zelf is geweest die de autorisatie voor de transacties heeft gegeven.
3.8.
Aldus staat het vast dat er sprake was van toegestane transacties in de zin van artikel 7:522 BW. Er is daarom ook geen reden om de vordering van [eiser] toe te wijzen op grond van artikel 7:528 lid 1 BW.
Triodos heeft haar zorgplicht jegens [eiser] niet geschonden
3.9.
Volgens [eiser] is Triodos ook tekortgeschoten in haar (speciale) zorgplicht jegens [eiser] , waardoor Triodos tot schadevergoeding is verplicht. Triodos heeft er in dat kader terecht op gewezen dat het beroep van [eiser] niet gebaseerd kan worden op artikel 7:401 BW of artikel 4:24a Wft, zoals [eiser] heeft gesteld. De vorderingen in deze zaak zien immers op betalingstransacties, zodat de verplichtingen tussen partijen over en weer worden beheerst door artikel 7:514 e.v. BW en niet door de meer algemene bepalingen voor overeenkomsten van opdracht (artikel 7:400 e.v. BW). Artikel 4:24a Wft betreft daarnaast een vangnetbepaling die (hoofdzakelijk) van toepassing is op de bank in haar verhouding met de toezichthouder (de Autoriteit Financiële Markten), die op basis daarvan de mogelijkheid heeft om in te grijpen of sancties op te leggen. Dat laat echter onverlet dat Triodos vanuit haar maatschappelijke functie als bank wel degelijk een zorgplicht heeft tegenover cliënten die in een contractuele relatie tot de bank staan.
3.10.
De maatschappelijke functie van Triodos hangt ermee samen dat banken een centrale rol spelen in het betalings- en effectenverkeer en de dienstverlening ter zake, op die gebieden bij uitstek deskundig zijn en ter zake beschikken over informatie die anderen missen. Die functie rechtvaardigt dat de zorgplicht van een bank mede strekt ter bescherming tegen lichtvaardigheid en gebrek aan kunde. De reikwijdte van de zorgplicht hangt af van alle omstandigheden van het geval, waaronder ook de van toepassing zijnde publiekrechtelijke regels in de Wft en de daarop gegronde nadere regelgeving. De (speciale) zorgplicht van een bank kan onder omstandigheden daarom ook nopen tot het voldoende voortvarend verrichten van onderzoek en zo nodig het blokkeren van een rekening. [1] Of de bank gehouden is om daartoe over te gaan is afhankelijk van de vraag of zij wetenschap had van (serieuze aanwijzingen voor) onregelmatigheden op de rekening.
3.11.
[eiser] heeft in dat verband gewezen op verschillende punten die volgens haar maken dat Triodos haar zorgplicht heeft geschonden. Daarbij gaat het om (i) specifieke omstandigheden omtrent haar eigen situatie en daarnaast om (ii) een tekortschieten van de beveiliging van Triodos in het algemeen.
i.
Triodos is niet tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens [eiser] in het bijzonder
3.12.
Met betrekking tot haar eigen situatie stelt [eiser] dat Triodos op basis van een samenstel aan (opvallende) omstandigheden had moeten merken dat er sprake was van fraude en had moeten ingrijpen. De zorgplichtschending bestaat er daarom volgens haar in dat Triodos dat niet heeft gedaan. [eiser] wijst daarbij op het feit dat er volgens haar verschillende ongebruikelijke betalingen op een raar tijdstip werden ingevoerd naar nieuwe rekeningnummers, die daarnaast ongebruikelijke omschrijvingen hadden, en bovendien tegelijkertijd de betaallimiet van de rekening werd verhoogd.
3.13.
Triodos betwist dat de transacties als ongebruikelijk hadden moeten worden aangemerkt. Volgens haar was hier sprake van op het oog volstrekt gebruikelijke transacties voor zakelijke rekeningen, waardoor deze ook niet door het fraudemonitoringssysteem van Triodos zijn gedetecteerd. Verder voert Triodos aan dat zij vervolgens adequaat heeft gehandeld nadat [eiser] de fraudemelding heeft gedaan door de ontvangende bank (ING Bank) om preventieve maatregelen te verzoeken.
3.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende gebleken dat Triodos gegronde reden had om aan de gegeven betaalopdrachten te twijfelen. Vast staat dat de betaalopdrachten door [eiser] zijn geautoriseerd, waardoor Triodos op grond van de wet in beginsel verplicht is om de betalingen uit te voeren. Ook had Triodos daardoor geen reden om op basis van het gebruikte IP-adres te twijfelen aan de afgegeven autorisatie, aangezien de autorisatie van de computer van [eiser] zelf afkomstig was. In de vaststelling dat de betalingen naar nieuwe rekeningnummers werden gedaan, dat zij in de avond werden gedaan, dat daar omschrijvingen bij werden toegevoegd en dat het betaallimiet werd opgehoogd, is geen verplichting te zien voor Triodos om in te grijpen, omdat dit allemaal handelingen zijn die ook bij een normaal gebruik van een rekening regelmatig (kunnen) voorkomen.
3.15.
Verder geldt volgens [eiser] voor de transactie van € 3.912,52 temeer dat Triodos had moeten ingrijpen, omdat die transactie nog met het opschrift ‘in reservering’ in de internetbankieren omgeving van [eiser] te zien was toen zij de fraudemelding deed. De transactie is volgens [eiser] vervolgens alsnog afgeschreven, nadat voor Triodos dus al duidelijk was dat het een frauduleuze transactie betrof.
3.16.
Triodos heeft gemotiveerd betwist dat de transactie pas na de fraudemelding is afgeschreven en heeft toegelicht dat het opschrift ‘in reservering’ bij een transactie in het internetbankieren inhoudt dat de betaling al is afgeschreven (het saldo is verlaagd) en de betaling in het onderliggende betaalsysteem al onherroepelijk is geworden, maar dat het verwerkingsproces nog moet worden afgerond. Anders dan [eiser] heeft betoogd, verdween die overschrijving volgens Triodos dus niet uit de internetbankieren omgeving van [eiser] omdat hij alsnog werd afgeschreven, maar omdat hij uiteindelijk nog boekhoudkundig werd verwerkt. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Triodos een overzicht van de transacties overgelegd, waarop te zien is dat de relevante betaling op 16 oktober 2022 om 3:40 uur onherroepelijk is geworden, voordat zij melding bij Triodos had gedaan van het frauduleuze handelen en niet pas op 17 oktober 2022, zoals [eiser] heeft gesteld. Uit de e-mails die na de fraudemelding op 16 oktober 2022 van 9:18 uur en 10:32 uur door een medewerker van Triodos aan [eiser] zijn gestuurd, blijkt dat Triodos toen al op de hoogte was van het feit dat de frauduleuze transactie nog ‘in verwerking’ stond. Op dat moment is er ook een spoedverzoek voor preventieve maatregelen naar ING Bank verstuurd en een blokkade uitgevoerd om te voorkomen dat de fraudeurs mogelijk nog langer toegang zouden hebben de internetbankieren omgeving van [eiser] . Daaruit wordt duidelijk dat Triodos in de ochtend van 16 oktober 2022 de nodige maatregelen heeft genomen. De kantonrechter ziet niet in waarom Triodos op dat moment wel een fraudemelding naar ING Bank zou sturen en niet zelf de transactie nog zou blokkeren als zij dat nog kon doen. Triodos heeft er immers geen eigen belang bij om de transactie toch door te laten gaan.
ii.
Triodos is niet tekortgeschoten in haar zorgplicht in het algemeen
3.17.
Daarnaast stelt [eiser] dat Triodos ook haar zorgplicht heeft geschonden omdat zij meer in het algemeen haar beveiliging niet op orde heeft in vergelijking met andere banken. Specifiek heeft [eiser] gesteld dat de Rabobank wel een blokkade heeft uitgevoerd op haar rekeningen toen zij daarop probeerde in te loggen tijdens het gesprek met de fraudeurs. Verder heeft [eiser] erop gewezen dat het bij Triodos, anders dan bij de Rabobank, niet mogelijk is om apart in te loggen op haar zakelijke rekeningen, waardoor de fraudeurs nu zowel toegang kregen tot haar privérekeningen als tot haar zakelijke rekeningen. Volgens haar blijkt daaruit dat de beveiliging van Triodos ondermaats is. Verder heeft zij gewezen op het feit dat de fraudeurs volgens [eiser] gebruik konden maken van het telefoonnummer van Triodos en dat de fraudeurs de internetbankieren omgeving van [eiser] op de website van Triodos konden aanpassen. Ten slotte heeft [eiser] nog verwezen naar recente openbare persberichtgeving van Bunq, waarin de bank aangeeft dat zij zogenaamde ‘uitgestelde betalingen’ in gaat voeren ten behoeve van haar interne fraudebestrijding.
3.18.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat er bij Triodos sprake was van een gebrekkige beveiliging, al dan niet in vergelijking met andere banken, aangezien niet is gebleken dat Triodos in 2022 niet voldeed aan de eisen die aan haar gesteld konden worden. Op de zitting heeft [eiser] bevestigd dat zij wel degelijk bij de Rabobank is ingelogd terwijl de fraudeurs toegang hadden op haar computer en zij toen onder andere geld heeft overgemaakt naar haar eigen rekening bij de Triodos bank. Daarnaast heeft Triodos ook een fraudemelding van Rabobank overgelegd, waaruit blijkt dat er ook frauduleuze transacties hebben plaatsgevonden op haar rekeningen bij de Rabobank. Die e-mail en de inhoud daarvan heeft [eiser] verder niet weersproken. Klaarblijkelijk heeft de Rabobank uiteindelijk wel een blokkade uitgevoerd, maar gebeurde dit volgens [eiser] pas op het moment dat er een betaling van € 18.000,00 naar het buitenland werd ingevoerd. Bij de Triodos was er geen sprake van transacties die meer dan € 10.000,00 betroffen en naar het buitenland werden gestuurd. De Rabobank had daarom aanzienlijk meer reden om in te grijpen toen die transactie werd ingevoerd en deed dat dus ook pas op dat moment. Het standpunt van [eiser] dat de Rabobank haar beveiliging wel of beter dan Triodos op orde had omdat zij wel een blokkade heeft uitgevoerd, kan de kantonrechter daarom niet volgen.
3.19.
Ook ziet de kantonrechter niet in wat volgens [eiser] de relevantie is van het feit dat zij één inlogmethode gebruikt voor zowel haar zakelijke als haar privérekeningen als het gaat om de beveiliging van Triodos. Duidelijk is dat [eiser] in dit geval in de overtuiging verkeerde dat zij met de fraudeafdeling van Triodos in gesprek was en daarom is ingelogd, nadat zij toegang had verleend tot haar computer. Het ligt daarom in de lijn der verwachting dat [eiser] evengoed op haar zakelijke rekening zou zijn ingelogd als zij daar een aparte inlogmethode voor had gehad en dat haar was opgedragen door de fraudeurs. Wat daar ook van zij, uit het enkele feit dat Triodos [eiser] alleen een gecombineerde inlogmethode voor haar rekening heeft aangeboden, volgt op zichzelf niet dat de beveiliging wat betreft het gebruik van de rekeningen ondermaats is.
3.20.
Wat betreft de stelling van [eiser] dat de fraudeurs een telefoonnummer van Triodos konden gebruiken, heeft Triodos er terecht op gewezen dat het daarbij gaat om technische mogelijkheden waar zij geen invloed op heeft. Triodos heeft duidelijk gemaakt dat het daarbij gaat om de mogelijkheid om via een telecomdienst een standaardnummer te laten vertonen bij uitgaande telefoongesprekken. Triodos heeft er geen invloed op dat een dergelijke, op zichzelf legitieme, technische mogelijkheid bij een telecomdienst in dit geval is misbruik voor frauduleuze doeleinden en kan daarvoor dus ook niet verantwoordelijk worden gehouden.
3.21.
Iets soortgelijks geldt voor de stelling van [eiser] dat de fraudeurs de website voor haar internetbankieren omgeving konden aanpassen. Ook dat betreft een, op zichzelf legitieme, technische mogelijkheid van de door haar gebruikte webbrowser via de zogenaamde ‘developer tools’, waarmee de weergave van een website uitsluitend voor de gebruiker zelf kan worden aangepast. Er is dus geen sprake van een wijziging op de daadwerkelijke (broncode van de) website van Triodos en Triodos heeft op die technische mogelijkheid ook geen invloed, zoals [eiser] lijkt te veronderstellen. Bovendien hebben de fraudeurs slechts daarvan gebruik kunnen maken, doordat [eiser] hen toegang heeft verschaft tot haar computer. Ook daarvoor kan Triodos dus niet verantwoordelijk worden gehouden.
3.22.
Verder is er ook op basis van de recente berichtgeving van Bunq geen reden om aan te nemen dat Triodos haar zorgplicht heeft geschonden. Het feit dat Bunq nu heeft aangekondigd verdergaande maatregelen te gaan treffen omtrent fraudebeveiliging, maakt niet dat Triodos in 2022 niet aan haar beveiligingsverplichtingen voldeed.
3.23.
De kantonrechter komt daarmee tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een zorgplichtschending door Triodos en er dus geen reden is om de vorderingen van [eiser] op die grond toe te wijzen.
[eiser] kan zich niet beroepen op de coulanceregeling
3.24.
[eiser] heeft tot slot nog een beroep gedaan op de coulanceregeling bij bankhelpdeskfraude en daarbij wederom gewezen op de recente persberichtgeving van Bunq. De kantonrechter begrijpt de stellingen van (de gemachtigde van) [eiser] daaromtrent als een appel aan Triodos om dezelfde, klaarblijkelijk ruimere, voorwaarden voor coulance te hanteren als Bunq.
3.25.
Zoals de naam van de regeling al doet vermoeden, betreft het een regeling op grond waarvan de schade van slachtoffers uit coulance wordt vergoed. Evenmin is er reden om Triodos te binden aan toezeggingen die Bunq recent aan haar eigen klanten heeft gedaan. Triodos heeft duidelijk gemaakt dat de twee relevante bedragen onder de Toetsingscriteria van de coulance bij helpdeskfraude (
spoofing) niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat het gaat om overboekingen van haar zakelijke rekening. [eiser] hekelt dat zij niet als consument/particulier is aangemerkt onder die regeling, omdat zij maar een eenmanszaak is en zij (zoals hierboven bij randnummer 3.17. e.v. al aan bod is geweest) maar één inlogmethode heeft voor haar internetbankieren omgeving bij Triodos, waarop gelijk al haar particuliere en zakelijke rekeningen gezamenlijk te zien zijn. Wat daar ook van zij, feit blijft dat het hier een coulanceregeling betreft waarvoor bepaalde randvoorwaarden zijn gesteld. Een van die randvoorwaarden is dat het moet gaan om bedragen die op frauduleuze wijze van een particuliere rekening zijn afgeschreven. Dat is hier niet het geval geweest.
[eiser] moet Triodos € 813,00 aan proceskosten betalen
3.26.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Triodos worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, op 7 augustus 2024.

Voetnoten

1.Vgl. Hof Amsterdam 15 mei 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1611.