ECLI:NL:RBMNE:2024:442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/2415
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de inhouding van zorgtoeslag door het CJIB in verband met bestuursrechtelijke premie

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 10 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de inhouding van zijn zorgtoeslag door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) beoordeeld. Eiser was door zijn zorgverzekeraar FBTO aangemeld bij het CAK wegens een betalingsachterstand van meer dan zes maanden. Het CAK heft in dit geval een bestuursrechtelijke premie, die in de plaats komt van de zorgpremie die eiser aan FBTO verschuldigd is. Het CJIB heeft aan eiser medegedeeld dat zijn zorgtoeslag wordt gebruikt om een deel van deze premie te voldoen.

De rechtbank oordeelt dat het CAK terecht de aanmelding van eiser als wanbetaler in behandeling heeft genomen. Het CAK is niet bevoegd om zelf te toetsen of de aanmelding door de zorgverzekeraar terecht is. De rechtbank legt uit dat het CAK de aanmelding marginaal moet toetsen, maar deze toets is zeer beperkt en bedoeld om overduidelijk onjuiste meldingen te voorkomen. De rechtbank stelt vast dat eiser, die in Nederland woont, verzekeringsplichtig is en dat het CJIB daarom zijn zorgtoeslag mocht inhouden om de bestuursrechtelijke premie te betalen.

Eiser heeft aangevoerd dat hij geen recht heeft op zorgtoeslag omdat hij niet verzekeringsplichtig zou zijn, maar de rechtbank wijst erop dat dit niet aan het CJIB is om te beoordelen. Eiser moet eventuele bezwaren tegen de hoogte van de zorgtoeslag bij de Belastingdienst indienen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen recht op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2415

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
de Minister van Justitie en Veiligheid, het CAK, namens deze het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), verweerder
(gemachtigde: J. Verkerk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inhouding van zijn zorgtoeslag door verweerder (het CJIB). [1]
2. Vanaf 1 november 2022 is eiser door zijn verzekeraar FBTO aangemeld bij het CAK wegens een betalingsachterstand van meer dan zes maanden. Het CAK heft in dit kader een bestuursrechtelijke premie. Die komt in de plaats van de zorgpremie die eiser verschuldigd zou zijn aan FBTO. Met het besluit van 8 november 2022 heeft het CJIB aan eiser medegedeeld dat eisers zorgtoeslag wordt gebruikt om een deel van de bestuursrechtelijke premie te voldoen. Dit heeft als gevolg dat eisers zorgtoeslag wordt uitbetaald aan het CJIB.
3. Met het bestreden besluit van 6 januari 2023 op het bezwaar van eiser is het CJIB bij dat besluit gebleven.
4. De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de CJIB.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het CJIB eisers zorgtoeslag mocht inhouden om de bestuursrechtelijke premie van te betalen. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het CAK eisers aanmelding als wanbetaler terecht in behandeling genomen?
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet verzekeringsplichtig is. Volgens eiser zijn alleen mensen die werkzaam zijn en loonbelasting betalen verzekeringsplichtig. Eiser heeft geen aangifte loonbelasting gedaan over de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022. Totdat hij aangifte doet over deze jaren is hij daarom niet verzekeringsplichtig.
8. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiser vindt dat het CAK zijn aanmelding als wanbetaler onterecht in behandeling heeft genomen en dat het CJIB daarom zijn zorgtoeslag niet mag inhouden om de bestuursrechtelijke premie van te betalen.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Het CAK moet afgaan op de aanmelding door de zorgverzekeraar. Het CAK is niet bevoegd zelf na te gaan of eiser terecht als wanbetaler is aangemeld door FBTO. [2]
10. Vóór het CAK een melding door een zorgverzekeraar verder in behandeling neemt, moet het CAK de melding wel marginaal toetsen. [3] Deze marginale toets is echter zeer beperkt. De bedoeling ervan is alleen om te voorkomen dat de bestuursrechtelijke premie wordt opgelegd bij overduidelijk onjuiste meldingen.
11. Het CAK heeft in de Beleidsregels CAK inning bestuursrechtelijke premie Zorgverzekeringswet (Beleidsregels CAK) weergegeven wat de marginale toetst inhoudt. [4] De beschreven situaties zijn situaties die op grond van de wet niet mogen voorkomen bij melding en die voor het CAK eenvoudig controleerbaar zijn. Het CAK is onder andere verplicht de aanmelding buiten behandeling te laten als de verzekerde minderjarig is of overleden is.
12. Het CAK mag niet toetsen of iemand verzekeringsplichtig is. Daarom oordeelt de rechtbank dat het CAK eisers aanmelding terecht in behandeling heeft genomen.
13. Het is misschien overbodig, maar de rechtbank merkt op dat iedereen die in Nederland woont verzekeringsplichtig is. [5] Eiser woont in Nederland, dus hij is verzekeringsplichtig.
14. Omdat eiser als wanbetaler bij het CAK is aangemeld en het CAK deze aanmelding in behandeling moest nemen, heeft het CJIB vervolgens eisers zorgtoeslag mogen inhouden. [6] De ingehouden zorgtoeslag wordt in mindering gebracht op de bestuursrechtelijke premie. Het CJIB heeft dit bij eiser ook zo gedaan en dit klopt met hoe het in de wet staat.
Heeft eiser recht op zorgtoeslag?
15. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen recht op zorgtoeslag heeft omdat er geen recht op zorgtoeslag bestaat over een niet-verzekerde periode. Ook heeft hij aangevoerd dat zijn recht op zorgtoeslag nog niet vastgesteld kan worden omdat hij nog geen aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan over de relevante belastingjaren. Desondanks ontvangt eiser zorgtoeslag, en daar maakt hij zich zorgen om. Ook is het bedrag aan zorgtoeslag gestegen in het afgelopen jaar. Als later blijkt dat eiser geen recht heeft gehad op zorgtoeslag, moet hij dit gaan terugbetalen. Een dergelijke situatie wil hij voorkomen.
16. De rechtbank heeft begrip voor eisers situatie. Maar als eiser vindt dat hij geen recht heeft op zorgtoeslag of dat het bedrag hiervan te hoog is, dan moet hij dit aankaarten bij de Belastingdienst. Het CJIB gaat daar niet over. Het CJIB gaat niet over het
vaststellenvan de zorgtoeslag, maar alleen over het
inhoudenvan de zorgtoeslag om de bestuursrechtelijke premie te betalen.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Het CJIB heeft eisers zorgtoeslag mogen inhouden om de bestuursrechtelijke premie van te betalen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
18.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van L. Beijerinck, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Deze inhouding heeft plaatsgevonden op basis van artikel 18f, zesde lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
2.Uit artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak volgt dat tegen een besluit over de verschuldigdheid van bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan, geen beroep kan worden ingesteld. Omdat de aanmelding als wanbetaler door de zorgverzekeraar een voorwaarde is voor het verschuldigd zijn van de bestuursrechtelijke premie, kan ook de aanmelding niet in een bestuursrechtelijke procedure worden aangevochten (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:450). Als eiser het er niet mee eens is dat hij is aangemeld als wanbetaler, dan kan eiser hierover een procedure starten bij de burgerlijke rechter.
3.Dit volgt uit de memorie van toelichting van de Zvw (Kamerstukken II 2008/09, 31 736, nr. 3) en uit de Beleidsregels CAK inning bestuursrechtelijke premie Zorgverzekeringswet.
4.Artikel 1, vierde lid.
5.Dit blijkt uit artikel 2 van de Zvw in combinatie met artikel 2.1.1, eerste lid, onder a, en artikel 1.2.1, van de Wet langdurige zorg.
6.De bevoegdheid hiertoe is neergelegd in artikel 18f, zesde lid, van de Zvw. Dit houdt in dat eisers zorgtoeslag rechtstreeks wordt overgemaakt aan het CJIB.