ECLI:NL:RBMNE:2024:4391

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/3351
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering door het Uwv na eerdere uitspraak over Wajong-rechten

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 12 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv van 13 juni 2023 beoordeeld. Eiseres had aanvragen ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv waren afgewezen met verwijzing naar een eerdere uitspraak van de rechtbank van 8 augustus 2022. Eiseres betwistte deze afwijzing en voerde aan dat er nog geen besluit was genomen over haar Wajong-rechten per 30 maart 2015. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft gesteld dat er geen recht op een Wajong-uitkering bestaat, omdat de eerdere uitspraak van 8 augustus 2022 en het besluit van 10 september 2021 rechtens onaantastbaar zijn geworden. Eiseres had geen hoger beroep ingesteld tegen deze eerdere uitspraken, waardoor de besluiten van het Uwv standhouden.

De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. Eiseres had in 2015 geen recht op een Wajong-uitkering, en de aanvragen die zij in 2022 indiende, zijn terecht buiten behandeling gesteld. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op een Wajong-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv van 13 juni 2023. In dit besluit heeft het Uwv medegedeeld dat de aanvragen van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) niet in behandeling worden genomen, omdat deze rechtbank al uitspraak heeft gedaan over de Wajong-rechten van eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens en voert aan dat de rechtbank heeft geoordeeld dat nog geen besluit is genomen over haar Wajong-rechten per 30 maart 2015. Haar aanvraag dient te worden aangemerkt als een laattijdige aanvraag en dient door het Uwv te worden beoordeeld. Het Uwv is het niet met eiseres eens en voert aan dat de rechtbank heeft geoordeeld dat het arbeidsvermogen van eiseres duurzaam ontbreekt per 18 december 2019. Daaruit volgt volgens het Uwv dat per 31 maart 2015 (lees: 30 maart 2015) geen recht bestaat op een Wajong-uitkering, zoals is aangegeven in het eerdere besluit van 10 september 2021. De rechtbank beoordeelt aan de hand van wat eiseres aanvoert het besluit van 13 juni 2023.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1987 en is op [geboortedag] 2005 achttien jaar geworden. Op 9 juni 2007 heeft zij een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Deze aanvraag heeft het Uwv op 26 september 2007 afgewezen, omdat eiseres minder dan 25% arbeidsongeschikt is verklaard. Hiertegen heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met de brief van 22 april 2020 is namens eiseres een aanvraag herbeoordeling arbeidsvermogen ingediend vanwege toegenomen klachten en beperkingen. Met het besluit van 10 december 2020 heeft het Uwv beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat niet kan worden vastgesteld of eiseres duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Daarnaast kan niet worden vastgesteld per wanneer de toegenomen arbeidsongeschiktheid is ontstaan, waardoor niet kan worden vastgesteld of de toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen de verzekerde periode ligt. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.3.
Het Uwv heeft het bezwaar van eiseres met het besluit van 10 september 2021 ongegrond verklaard en toegelicht waarom eiseres niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 september 2021. Deze rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 augustus 2022 [1] geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering.
1.4.
Eiseres heeft vervolgens op 6 december 2022 en op 15 december 2022 (lees: 12 december 2022) een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Daarbij heeft eiseres opgemerkt dat het een aanvraag voor een Wajong-uitkering per 30 maart 2015 betreft gelijktijdig met een verzoek voor een Amber-beoordeling.
1.5.
Met het besluit van 16 december 2022 (het primaire besluit I) heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat de aanvraag van 6 december 2022 niet in behandeling wordt genomen, omdat deze rechtbank hierover al uitspraak heeft gedaan. Eiseres heeft tegen het primaire besluit I bezwaar gemaakt.
1.6.
Met het besluit van 10 maart 2023 (het primaire besluit II) heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat de aanvraag van 15 december 2022 niet in behandeling wordt genomen, omdat deze rechtbank hierover al uitspraak heeft gedaan. Eiseres heeft tegen het primaire besluit II afzonderlijk bezwaar gemaakt.
1.7.
Het Uwv heeft met het besluit van 13 juni 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard. In de heroverweging heeft het Uwv toegelicht dat eiseres tegen de uitspraak van 8 augustus 2022 geen hoger beroep heeft ingesteld, waardoor het besluit van 10 september 2021 en het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 augustus 2021 rechtens onaantastbaar zijn geworden.
1.8.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en op 11 augustus 2023 haar gronden aangevuld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.9.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op de zitting van 28 november 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar ouders. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen een Wajong-recht op grond van artikel 1a:1, eerste lid, onder a en op grond van artikel 1a:1, eerste lid, onder b van de Wajong.
3. Er kan op grond van artikel 1a:1, eerste lid, onder a recht op Wajong-uitkering ontstaan bij een duurzaam gebrek aan arbeidsvermogen op de achttiende verjaardag, of als er op dat moment beperkingen waren en er binnen vijf jaar uit dezelfde ziekteoorzaak alsnog sprake is van het duurzaam en volledig verliezen van arbeidsvermogen (1a:1, tweede lid). Niet in geschil is dat het Uwv over deze Wajong-rechten van eiseres een beslissing heeft genomen, die ook in rechte vaststaat omdat deze rechtbank daarover uitspraak heeft gedaan.
4. Er kan op grond van artikel 1a:1, eerste lid, onder b recht op Wajong-uitkering ontstaan bij een duurzaam gebrek aan arbeidsvermogen op enig moment na de achttiende verjaardag, als de aanvrager voorafgaand aan de dag waarop dat is ingetreden ten minste zes maanden studerende was. Ook ontstaat recht op Wajong als er op dat moment beperkingen waren en er binnen vijf jaar uit dezelfde ziekteoorzaak alsnog sprake is van het duurzaam en volledig verliezen van arbeidsvermogen (1a:1, tweede lid).
5. De Centrale Raad van Beroep heeft in eerdere uitspraken [2] al geoordeeld dat de regeling in de Wet Wajong zo moet worden gelezen, dat de periode van vijf jaar, de zogenaamde Amber-periode, niet twee keer kan aanvangen voor dezelfde ziekteoorzaak. Dat betekent dat het bij beperkingen die zijn ontstaan na de achttiende verjaardag, tijdens studie, moet gaan om een nieuwe ziekteoorzaak. Als deze beperkingen voortvloeien uit een ziekteoorzaak die al bestond op de achttiende verjaardag, vangt er niet opnieuw een Amber-termijn aan.
6. Eiseres voert aan dat zij in 2019 duurzaam geen arbeidsmogelijkheden had, en dat dit moment ligt binnen vijf jaar na 2015. Zij had in 2015 beperkingen uit een nieuwe ziekteoorzaak, aldus eiseres. Eiseres vindt dat het Uwv over deze beperkingen, en de vraag of zij daardoor recht heeft op Wajong vanaf 2019, geen oordeel heeft gegeven. Haar nieuwe aanvraag ziet hierop.
7. In het bestreden besluit van 13 juni 2023 heeft het Uwv de aanvraag van eiseres ‘buiten behandeling gesteld’, maar uit het besluit volgt dat het Uwv wel heeft getoetst aan artikel 1:1 van de Wajong, artikel 1a:1 van de Wajong en artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook volgt uit het bestreden besluit en het verweerschrift dat het Uwv de aanvragen van eiseres heeft afgewezen. Aan de rechtbank ligt daarom de vraag voor of het Uwv de aanvragen van eiseres terecht heeft afgewezen. Om deze vraag te kunnen beantwoorden dient de rechtbank te oordelen over de vraag of het Uwv heeft beslist over de Wajong-rechten van eiseres per 30 maart 2015 en daarna.
8. In de uitspraak van deze rechtbank van 8 augustus 2022 is de beslissing op bezwaar van 10 september 2021 beoordeeld. In dit besluit staat onder meer:

Niet in 2015 of daarna.
(…)
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle beschikbare informatie en hetgeen tijdens het gesprek naar voren is gekomen betrokken. Zij heeft vastgesteld dat u geen arbeidsvermogen heeft op datum aanvraag, 22 april 2020. (…) Zij geeft aan dat u uw arbeidsvermogen bent kwijtgeraakt per 19 december 2019. De start van de periode zonder arbeidsvermogen ligt niet tijdens studie. De toegenomen beperkingen en het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen vloeien voort uit dezelfde ziekteoorzaak als bij de beoordeling in 2007 over uw 18e verjaardag. Er is tijdens uw studie, dus voor 2015, geen sprake geweest van het ontbreken van arbeidsvermogen en ook niet van een nieuwe ziekteoorzaak ontstaan.
Wij merken hierbij op dat u zelf ook van mening bent dat u arbeidsvermogen heeft gehad en dat arbeidsvermogen volgens u pas vanaf 2017 en daarna ontbrak. Desgevraagd op de hoorzitting hebben u, uw moeder en uw gemachtigde ook niet kunnen aangeven welke andere ziekteoorzaak er tijdens uw studie is ontstaan.
(…)
Dat uw aanvraag voor toekenning Indicatie Banenafspraak in 2015 moet worden gezien als een aanvraag voor een Wajong-uitkering, zijn wij niet met u eens. (…) Overigens ook als die aanvraag destijds wel had moeten worden opgepakt als een aanvraag voor een Wajonguitkering, dan was de uitkomst geen andere geweest. Want destijds had hetgeen wij hierboven hebben uitgelegd over het moment van aanvragen, de voorafgaande Wajongaanvraag in 2007 en het onderzoek naar de ziekteoorzaak een rol gespeeld.”
Hieruit volgt dat het Uwv ook heeft beoordeeld of eiseres per 30 maart 2015 beperkingen had uit een nieuwe ziekteoorzaak, die tot het duurzaam verlies van arbeidsvermogen hebben geleid in 2019. Het Uwv zegt daar immers over dat er geen sprake is van een nieuwe ziekteoorzaak en dat de toegenomen beperkingen en het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak als bij de beoordeling in 2007 over de achttiende verjaardag.
9. In de uitspraak van 8 augustus is deze rechtbank tot de conclusie gekomen dat het Uwv met het besluit van 10 september 2021 terecht heeft bepaald dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank concludeert verder dat eiseres weliswaar geen arbeidsvermogen heeft, maar dat op de voor de Wajong relevante beoordelingsmomenten dat niet het geval was.
10. In rechtsoverweging 14 en 17 – waar eiseres naar verwijst – wordt niet overwogen dat er geen beoordeling ligt over haar Wajong-rechten per 30 maart 2015, maar dat het besluit van 21 augustus 2015 geen beoordeling bevat over de Wajong-rechten van eiseres. Het besluit van 21 augustus 2015 ziet namelijk op de aanvraag indicatie banenafspraak. In het besluit van 10 september 2021 heeft het Uwv wel een oordeel gegeven over de Wajongrechten van eiseres vanaf 2015 en in 2019, zoals hiervoor weergegeven. Omdat eiseres geen hoger beroep heeft ingesteld tegen deze uitspraak is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat eiseres ook per 30 maart 2015 en daarna geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft daarom terecht aangegeven dat de rechtbank reeds uitspraak heeft gedaan over de Wajong-rechten van eiseres per 30 maart 2015 en daarna.
11. De rechtbank kan het Uwv ook volgen in het standpunt dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, omdat alles door de verzekeringsarts bezwaar en beroep al is betrokken bij de eerdere beoordeling.

Conclusie en gevolgen

12. Het Uwv mocht de aanvragen van eiseres dan ook afwijzen met verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 8 augustus 2022. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt. Zij krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten en zij krijgt het griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
12 juli 2024.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1964.