14. De heffingsambtenaar heeft de huurwaarde van de onroerende zaak aan de hand van huurtransacties van drie referenties bepaald, namelijk: het eigen huurcijfer van
€ 36.000,-, en de huurcijfers van [adres 2] en [adres 3] .
14. Eiseres voert aan dat het door de heffingsambtenaar gehanteerde huurcijfer van het object van € 36.000,- niet marktconform is. Dit huurcijfer is in coronatijd gerealiseerd, en betrof een verlenging van een bestaand contract. Als het object in coronatijd aan een nieuwe huurder zou zijn verhuurd, dan was de huurprijs veel lager geweest. Verder blijkt uit de overige referentiehuren dat het huurcijfer van het object te hoog is vastgesteld. Verder heeft de heffingsambtenaar volgens eiseres bij de waardering in zijn algemeenheid onvoldoende rekening gehouden met de invloed van de coronapandemie op de huurprijzen en het gebruiksnut. Volgens eiseres onderbouwen de huurprijzen van de referenties een lagere waarde.
14. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar uitgelegd dat de huurwaarde van € 36.000,- op 1 februari 2021 is gerealiseerd. Dit betrof – anders dan per abuis in het verweer is opgenomen
–geen verlenging van een bestaand huurcontract. Eiseres is op die datum – en dus tijdens de coronapandemie – het huurcontract aangegaan. De enkele stelling op de zitting van eiseres dat dit niet klopt, overtuigt de rechtbank niet. De heffingsambtenaar wijst er naar het oordeel van de rechtbank terecht op dat het gelet op deze omstandigheid aannemelijk is dat de eventuele invloed van de coronapandemie verdisconteerd is in het overeengekomen verkoopcijfer. Bovendien wijst de heffingsambtenaar er terecht op dat dit huurcijfer in lijn ligt met de overige referentiehuren, die ook in de coronapandemie tot stand zijn gekomen. Voor zover de huren lager liggen, is dat te verklaren door het verschil in ligging en de bouwkwaliteit van de objecten. De heffingsambtenaar heeft deze factoren kenbaar betrokken in de matrix. De beroepsgrond slaagt niet.
Kapitalisatiefactor
14. De heffingsambtenaar heeft de kapitalisatiefactor van 11,0 onderbouwd met de verkoopcijfers en getaxeerde huurprijzen van de referenties: [adres 4] [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] .
14. Eiseres voert aan dat de heffingsambtenaar de kapitalisatiefactor onvoldoende heeft onderbouwd. Het verkoopcijfer van [adres 5] is volgens eiseres niet bruikbaar ter onderbouwing omdat in die verkoop ook een woning zit. Indien de rechtbank dit verkoopcijfer wel bruikbaar acht stelt eiseres zich subsidiair op het standpunt dat er een te lage waarde aan het woningdeel is toegekend in de matrix, waardoor de waarde wordt opgerekt. Verder stelt eiseres dat de heffingsambtenaar bij de waardering onvoldoende inzicht heeft gegeven in de omstandigheden rondom de gerealiseerde verkoopcijfers. Zo is onduidelijk of de objecten in verhuurde staat zijn verkocht, of er sprake was van leegstand of van bijzondere constructies (zoals sale/leaseback).
14. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat de woning die bij het object [adres 5] hoort ten tijde van de verkoop zeer gedateerd was, net als vrijwel alle andere (boven)woningen aan de [straat] . De heffingsambtenaar heeft verder uitgelegd dat de aan de woning toegekende waarde in lijn ligt met verkopen van losse (boven)woningen aan de [straat] . Het object [straat] is in verhuurde staat verkocht. Dat gegeven kan worden herleid uit de verkoopdatum en de datum aanvang huur. De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat dit de reden is dat het object lager is gewaardeerd dan het gerealiseerde verkoopcijfer. De rechtbank kan dit standpunt van de heffingsambtenaar volgen gelet op de waarderingsficties uit artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om aan de uitleg van de heffingsambtenaar te twijfelen. Eiseres heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. Dat de heffingsambtenaar onvoldoende inzicht heeft gegeven in de gebruikte verkoopcijfer volgt de rechtbank ook niet. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar uitgelegd dat elke transactie wordt geanalyseerd aan de hand van de koopakte en de verkoopdocumenten. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat er bij de gebruikte referenties geen sprake was van bijzondere omstandigheden. De enkele stelling van eiseres dat dit niet kan worden gecontroleerd, vind de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat de heffingsambtenaar de gebruikte kapitalisatiefactor onvoldoende heeft onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de waarde van de onroerende zaak en de aanslag niet te hoog vastgesteld.