ECLI:NL:RBMNE:2024:4355

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10925159 \ UC EXPL 24-1026
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van boetes wegens overtreding van concurrentiebeding en aansprakelijkheid van nieuwe werkgever

In deze zaak vorderde de ex-werkgever, een besloten vennootschap, van de oud-werknemer boetes wegens het overtreden van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering tot vernietiging van het concurrentiebeding door de werknemer afgewezen, maar de boetes gematigd. De werknemer had haar arbeidsovereenkomst opgezegd en was per 1 april 2023 in dienst getreden bij een concurrent. De ex-werkgever stelde dat de werknemer en haar nieuwe werkgever onrechtmatig handelden door de concurrentieovereenkomst te schenden. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding geldig was, maar dat de ex-werkgever geen belang meer had bij een verbod op het handelen in strijd met het concurrentiebeding, omdat de geldigheidsduur op 1 april 2024 was verstreken. De kantonrechter matigde de boetes tot €20.000,00, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder het salaris van de werknemer en het feit dat de ex-werkgever niet tijdig had gereageerd op de vermoedens van concurrentie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10925159 UC EXPL 24-1026 SV/40160
Vonnis van 24 juli 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. E.F.M. Schouten,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats]
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
gemachtigden: mr. L.H.F. Stuurop en mr. I. Villamor Martinez.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 30 januari 2024 met 16 producties
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met 2 producties
- de conclusie van antwoord in reconventie met 2 aanvullende producties
- de mondelinge behandeling op 25 juni 2024
1.2.
Op 25 juni 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens [eiseres] was aanwezig [A] , directeur/eigenaar, bijgestaan door mr. Schouten, de gemachtigde. [gedaagde sub 1] was aanwezig, bijgestaan door mr. Stuurop en mr. Villamor Martinez, als gemachtigden van zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] . Aan het einde van de zitting is vonnis bepaald. Daarbij is afgesproken dat partijen uiterlijk 27 juni 2024 aan de rechtbank laten weten of zij aanhouding vragen voor overleg tussen partijen. Op 27 juni 2024 heeft de rechtbank bericht ontvangen van de gemachtigden van partijen dat zij geen overeenstemming hebben bereikt.

2.Feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met het verkopen en vervaardigen van hulpmiddelen voor orthodontie en kaakchirurgie. Op dit moment heeft [eiseres]
12 werknemers in dienst.
2.2.
[eiseres] is in 1994 opgericht door [A] . [A] en [B] waren tot medio 2022 gezamenlijk aandeelhouders van [eiseres] . [B] was ook werkzaam bij [eiseres] . In 2022 heeft [A] de aandelen van [B] in [eiseres] overgenomen en heeft [B] [eiseres] verlaten.
2.3.
[gedaagde sub 1] is vanaf 14 september 2015 tot 1 april 2023 in dienst geweest van [eiseres] , vanaf 14 september 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [gedaagde sub 1] bij [eiseres] was algemeen medewerkster. Het laatstgenoten salaris bedroeg € 2.890,- bruto per maand voor 38 uur per week.
2.4.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst van 27 september 2016 is in artikel 11 een geheimhoudingsverplichting, een concurrentie- en een relatiebeding met boetebepaling opgenomen. In de derde alinea van artikel 11.2 van de arbeidsovereenkomst staat:
“Het is werknemer uitdrukkelijk verboden om gedurende de onderhavige arbeidsovereenkomst alsmede gedurende een tijdvak van 1 jaar na beëindiging van de onderhavige arbeidsovereenkomst in enigerlei vorm een zaak gelijk of gelijksoortig aan werkgever te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct hetzij indirect, als ook financieel in welke vorm dan ook bij een zaak gelijk of gelijksoortig aan werkgever belang te hebben, direct of indirect of daarvoor op enigerlei werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet. Gezien het feit dat het werkgebied van werkgever heel Nederland is, geldt het onderhavige concurrentiebeding voor heel Nederland.”
In artikel 11.4 van de arbeidsovereenkomst staat, voor zover hier van belang:
“Indien werknemer zijn verplichtingen uit hoofde van het in artikel 11.2 genoemde concurrentiebeding overtreedt, verbeurt hij door de enkele overtreding, zonder dat een nadere ingebrekestelling zijdens werkgever is vereist, een dadelijk opeisbare boete van € 5.000,00 per overtreding alsmede een dadelijk opeisbare boete van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding/niet-nakoming voortduurt, ongeacht of hierop gebruikelijk wordt gewerkt of niet.”
2.5.
[gedaagde sub 1] verrichtte bij [eiseres] werkzaamheden op de 3D-afdeling, samen met [B] , die formeel haar leidinggevende was. [gedaagde sub 1] was verantwoordelijk voor het omzetten van orale scans naar printbare modellen. De werkzaamheden van [gedaagde sub 1] bestonden daarnaast uit het printen van modellen, het schoonmaken en onderhouden van de printer, het bellen van klanten wanneer er problemen waren met door hen gestuurde scans of informatie ontbrak, en het inscannen en digitaliseren van gipsmodellen. Na het vertrek van [B] in juni 2022 verrichtte [gedaagde sub 1] als enige werkzaamheden voor de 3D-afdeling.
2.6.
[gedaagde sub 1] heeft op 24 februari 2023 haar arbeidsovereenkomst opgezegd met inachtneming van de opzegtermijn, per 1 april 2023. [gedaagde sub 1] heeft [eiseres] hiervoor als reden genoemd dat zij een andere baan had gevonden, maar zij heeft niet verteld bij welk bedrijf. Inmiddels staat vast dat [gedaagde sub 1] per 1 april 2023 bij [gedaagde sub 2] in dienst is getreden.
2.7.
[eiseres] is begin/medio 2023 klanten kwijtgeraakt waarmee zij al jaren zaken deed.
2.8.
[eiseres] kreeg vervolgens het vermoeden dat [B] en [gedaagde sub 1] na hun vertrek concurrerende activiteiten zijn gaan ondernemen. [eiseres] heeft daarom onderzoek laten doen door bedrijfsrecherchebureau [naam bedrijfsrecherchebureau] . [naam bedrijfsrecherchebureau] heeft in de periode van 26 juli 2023 tot 27 september 2023 observaties verricht bij het bedrijfspand van [gedaagde sub 2] in [vestigingsplaats 2] . Uit het onderzoeksrapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] van 7 november 2023 blijkt dat [gedaagde sub 1] en [B] bij [gedaagde sub 2] zijn gesignaleerd.
2.9.
[gedaagde sub 2] is in 2005 opgericht en houdt zich bezig met het door middel van digitale technieken vervaardigen van hulpmiddelen voor orthodontie. [gedaagde sub 2] maakt onderdeel uit van de Excent groep, met meer dan 600 werknemers.
2.10.
[eiseres] heeft op 27 oktober 2023 zowel [gedaagde sub 1] als [B] aangeschreven en geconfronteerd met haar ontdekking dat zij werkzaamheden verrichten voor [gedaagde sub 2] . [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] erop gewezen dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst haar verbiedt om na einde van het dienstverband werkzaamheden te verrichten die concurrerend zijn. [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] vervolgens gesommeerd de werkzaamheden voor [gedaagde sub 2] te staken en verzocht de verschuldigde boete te voldoen.
2.11.
Op 12 november 2023 heeft [eiseres] [gedaagde sub 2] meegedeeld dat zij onrechtmatig handelt door [gedaagde sub 1] in dienst te hebben en gesommeerd het dienstverband met [gedaagde sub 1] te verbreken.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Ten aanzien van [gedaagde sub 1] :
[gedaagde sub 1] met onmiddellijke ingang te verbieden in strijd te handelen met het concurrentiebeding zoals overeengekomen in artikel 11.2 van de arbeidsovereenkomst;
[gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis op grond van het boetebeding zoals overeengekomen in artikel 11.4, 11.5, 11.7 en 11.8 van de arbeidsovereenkomst aan haar te betalen het bedrag van € 78.500,- vermeerderd met € 250,- voor iedere dag na 20 januari 2024, vermeerderd met wettelijke rente;
[gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van een direct opeisbare dwangsom van
€ 2.500,-, welk bedrag zal worden verbeurd voor iedere dag dat zij geheel of gedeeltelijk nalatig blijft te voldoen aan de jegens haar onder 1 uitgesproken veroordelingen;
Ten aanzien van [gedaagde sub 2] :
4. [gedaagde sub 2] met onmiddellijke ingang te verbieden onrechtmatig te profiteren van de wanprestatie van [gedaagde sub 1] c.q. onrechtmatig te handelen;
5. [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van € 5.000,-, welk bedrag zal worden verbeurd voor iedere dag dat [gedaagde sub 2] geheel of gedeeltelijk nalatig blijft te voldoen aan de jegens haar onder 4 uitgesproken veroordelingen;
6. [gedaagde sub 2] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, vanwege het jegens [eiseres] onrechtmatig handelen c.q. onrechtmatig profiteren van de wanprestatie aan de zijde van [gedaagde sub 1] ;
Ten aanzien van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] :
7. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben verweer gevoerd. [gedaagde sub 1] heeft een tegenvordering ingediend en gevorderd het met [eiseres] overeengekomen concurrentiebeding met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2023 te vernietigen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vorderen [eiseres] zowel in conventie als in reconventie te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
[eiseres] heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.

4.De beoordeling

ten aanzien van [gedaagde sub 1] :
in conventie en in reconventie
het concurrentiebeding is geschonden4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde sub 2] een concurrerende onderneming is omdat zij net als [eiseres] ook hulpmiddelen voor orthodontie maakt. Zowel [eiseres] als [gedaagde sub 2] werken in opdracht van klanten in heel Nederland. Ook is niet in geschil dat [gedaagde sub 1] met haar indiensttreding bij [gedaagde sub 2] op zichzelf in strijd met het non-concurrentiebeding heeft gehandeld.
geen belang meer bij een verbod4.2. Het concurrentiebeding in artikel 11.2 van de arbeidsovereenkomst is overeengekomen voor een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Gelet op het einde van de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] op 1 april 2023 is de geldigheidsduur van het concurrentiebeding op 1 april 2024 verstreken. [eiseres] heeft daarom geen belang meer bij een verbod aan [gedaagde sub 1] te handelen in strijd met het concurrentiebeding op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter zal reeds daarom het gevorderde verbod, onder bepaling van een dwangsom, afwijzen.
[gedaagde sub 1] wordt door het concurrentiebeding niet onbillijk benadeeld4.3. [gedaagde sub 1] heeft met een beroep op artikel 7:653 lid 3 onder b BW gesteld dat het concurrentiebeding met terugwerkende kracht vernietigd dient te worden omdat zij in verhouding tot het te beschermen belang van [eiseres] door het beding onbillijk wordt benadeeld.
4.4.
[gedaagde sub 1] stelt zich daartoe op het standpunt dat het verschil tussen de processen en werkzaamheden van [eiseres] en van [gedaagde sub 2] dermate groot is, dat [gedaagde sub 1] de bij [eiseres] opgedane kennis niet kan inzetten bij [gedaagde sub 2] . [eiseres] heeft namelijk een analoog lab met een digitale afdeling waarbij 3D-modellen worden gebruikt ter ondersteuning, terwijl [gedaagde sub 2] een geheel digitaal lab heeft. [gedaagde sub 1] was bij [eiseres] verantwoordelijk voor het downloaden en omzetten van digitale scans van de monden van patiënten naar printbare stereolithografie (stl) bestanden. Zij plaatste deze bestanden op een 3D-printer om de fysieke modellen van de patiënt te printen. [gedaagde sub 1] is bij [gedaagde sub 2] verantwoordelijk voor het ontwerpen van orthodontische apparaten en beugels met behulp van CAD (Computer Aided Design) software en het besturen van de CNC-freesmachines voor het printen van deze ontwerpen. Voor zover de door [gedaagde sub 1] bij [eiseres] opgedane kennis en ervaring al zouden aansluiten bij de werkzaamheden die zij bij [gedaagde sub 2] verricht, kan nog niet worden gesproken van een risico dat zij [gedaagde sub 2] een oneerlijk concurrentievoordeel zou kunnen verschaffen. [gedaagde sub 1] had alleen incidenteel contact met klanten en zou niet in staat zijn een klant te bewegen over te stappen naar [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] heeft met de indiensttreding bij [gedaagde sub 2] een aanzienlijke verbetering in doorgroeiperspectief en ontwikkelmogelijkheden gekregen. Verder ervaarde [gedaagde sub 1] voor haar ontslag bij [eiseres] een negatieve werkomgeving, en ervaart zij bij [gedaagde sub 2] een ontspannen sfeer. Het concurrentiebeding maakt het [gedaagde sub 1] feitelijk onmogelijk om bij een andere producent van orthodontische apparatuur in dienst te gaan, wat neerkomt op een beroepsverbod.
4.5.
[eiseres] betwist dat de bij haar opgedane kennis niet relevant is voor [gedaagde sub 2] . [eiseres] doet in grote lijnen hetzelfde als [gedaagde sub 2] . Het enige verschil is dat [eiseres] zowel de digitale afdeling als het lab onder één dak heeft en [gedaagde sub 2] fungeert als digitale afdeling van het concern waartoe zij behoort en laboratoria deel van uitmaken. De basis van omgang met digitale bestanden en het verwerken daarvan is identiek, alleen de gebruikte soft- of hardware kan afwijken. [gedaagde sub 1] was bij [eiseres] niet alleen verantwoordelijk voor het omzetten van orale scans van klanten, vaak orthodontisten, naar printbare modellen, maar voor de hele 3D-afdeling. [gedaagde sub 1] had middels een account toegang tot de hele financiële administratie van [eiseres] . [gedaagde sub 1] had kennis van de procedures en werkwijzen van [eiseres] en andere concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie, zoals de klantenportefeuille, prospects, prijzen en verkoopstrategie van [eiseres] . [eiseres] is niets bekend van een negatieve werksfeer. [gedaagde sub 1] had nog salaris- en doorgroeiperspectief en er waren ontwikkelmogelijkheden. [eiseres] vindt het opvallend dat [gedaagde sub 1] bij [gedaagde sub 2] omgerekend naar een 38-urig dienstverband slechts € 55,- bruto meer is gaan verdienen. Verder had [gedaagde sub 1] bij [eiseres] een vast dienstverband en heeft zij bij [gedaagde sub 2] een tijdelijk dienstverband gekregen.
4.6.
Op grond van vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 september 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:7739) is een concurrentiebeding bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’ is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring van de werknemer is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring. Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] door het concurrentiebeding in verhouding tot het te beschermen belang van [eiseres] niet onbillijk wordt benadeeld.
4.8.
[eiseres] heeft voldoende aangetoond dat haar bedrijfdebiet door de overstap van [gedaagde sub 1] naar [gedaagde sub 2] is geschaad. [gedaagde sub 2] houdt zich net als [eiseres] ook bezig met het omzetten van orale scans naar modellen, maar ontwerpt de modellen digitaal, in plaats van een model via een 3D-printer. Dit verschil in werkproces en de omstandigheid dat [gedaagde sub 2] met andere software werkt, neemt niet weg dat de werkzaamheden en werkprocessen in de basis gelijk zijn. Beide bedrijven maken modellen voor orthodontische producten. [gedaagde sub 1] heeft niet weersproken dat [eiseres] en [gedaagde sub 2] opdrachten uitvoeren voor dezelfde (potentiële) klanten door heel Nederland. [eiseres] heeft aan de hand van verkoopgegevens van vier klanten, over de jaren 2021 tot en met 2023, voldoende onderbouwd dat zij tijdens en kort na afloop van het dienstverband met [gedaagde sub 1] ‘vaste’ klanten, is kwijtgeraakt, in die zin dat zij aan deze vaste klanten niet meer heeft verkocht. [gedaagde sub 1] heeft bij [eiseres] gedurende een dienstverband van ruim zeven jaar kennis en ervaring opgedaan met het omzetten van orale scans naar printbare modellen. [gedaagde sub 1] had daarnaast bij [eiseres] contact met klanten. De omstandigheid dat dit volgens [gedaagde sub 1] incidentele contacten waren, doet daar niet aan af.
4.9.
Hiertegenover staat het belang van [gedaagde sub 1] . Zij had bij [eiseres] een vast dienstverband en zij heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd. [gedaagde sub 1] stelt wel dat zij bij [eiseres] een negatieve werksfeer heeft ervaren, maar zij heeft dit niet onderbouwd. [gedaagde sub 1] is vervolgens op basis van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd van zeven maanden bij [gedaagde sub 2] gaan werken. Het verschil tussen haar salaris bij [gedaagde sub 2] omgerekend naar een 38-urig dienstverband met het salaris dat zij bij [eiseres] genoot, is niet zo groot dat de overstap naar [gedaagde sub 2] voor haar een duidelijk financieel voordeel oplevert. [gedaagde sub 1] stelt wel dat zij bij [gedaagde sub 2] een beter doorgroeiperspectief heeft gekregen met ontwikkelmogelijkheden, maar zij onderbouwt dit verder niet. De stelling van [gedaagde sub 1] dat het concurrentiebeding voor haar neerkomt op een beroepsverbod omdat het voor haar dan onmogelijk is om bij een andere producent van apparatuur voor orthodontie te werken, heeft [eiseres] voldoende weersproken door erop te wijzen dat [gedaagde sub 1] ook kan gaan werken bij een bedrijf dat zich uitsluitend bezighoudt met algemene tandtechniek en niet met orthodontische tandtechniek, wat niet met [eiseres] concurrerend is.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat het belang van [gedaagde sub 1] om voor [gedaagde sub 2] te kunnen werken, met de voordelen die deze werkzaamheden voor haar hebben meegebracht, niet van zodanig zwaar gewicht zijn, dat zij door het concurrentiebeding in verhouding tot het belang van [eiseres] om haar bedrijfsdebiet te beschermen, onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter is dus van oordeel dat er geen aanleiding is om het concurrentiebeding te vernietigen.
[gedaagde sub 1] moet € 20.000,00 aan boetes betalen4.11. Vaststaat dat [gedaagde sub 1] met haar indiensttreding bij [gedaagde sub 2] het concurrentiebeding heeft overtreden. Dit maakt dat zij in beginsel gehouden zal zijn de hieraan verbonden boetes op grond van artikel 11.4 aan [eiseres] te voldoen, zoals [eiseres] in deze procedure heeft gevorderd. [eiseres] vordert over de periode tot en met 20 januari 2024 een boete van € 78.500,-, te vermeerderen met € 250,- voor iedere dag na 20 januari 2024. Omdat het concurrentiebeding op 1 april 2024 is verstreken, is over de periode na 20 januari 2024 alleen een boete verschuldigd voor de overtreding tot en met 31 maart 2024. Dit zijn 71 dagen, waardoor de boete over de periode vanaf 21 januari 2024 (71 x € 250,- =) € 17.750,- bedraagt. In totaal is daarom in beginsel een boete van (€ 78.500,- + € 17.750,- = ) € 96.250,- verschuldigd. Nadrukkelijk heeft [gedaagde sub 1] een beroep gedaan op matiging van eventueel verschuldigde boetes tot nihil. Artikel 6:94 BW geeft de kantonrechter de mogelijkheid om de boete te matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Daarbij zal de kantonrechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het beding is ingeroepen (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638). In dit kader wordt voorop gesteld dat een werkgever als [eiseres] er belang bij heeft dat een overeengekomen concurrentiebeding wordt nagekomen en dat een oud-werknemer zich aan die afspraken houdt.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat de contractuele boete in dit geval met toepassing van bovenstaande maatstaf moet worden gematigd en overweegt daarover het volgende. Het gaat om een boetebeding gekoppeld aan een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst. [gedaagde sub 1] verdient bij [gedaagde sub 2] een salaris van € 30.132,- bruto, waarmee een boete van bijna een ton niet in verhouding staat. Hoewel [eiseres] al in juli 2023 het vermoeden had dat [gedaagde sub 1] concurrerende activiteiten verrichtte, heeft zij toen niet nagevraagd bij [gedaagde sub 1] of dit vermoeden juist was en/of [gedaagde sub 1] erop gewezen dat zij aan het concurrentiebeding wordt gehouden. [gedaagde sub 1] is door dit nalaten van [eiseres] niet in de gelegenheid geweest haar werkzaamheden voor [gedaagde sub 2] te staken om zo de omvang van de verschuldigde boete te beperken. Pas geruime tijd later, op 27 oktober 2023, heeft [eiseres] [gedaagde sub 1] meegedeeld dat zij [gedaagde sub 1] houdt aan het concurrentiebeding. [eiseres] heeft - anders dan [gedaagde sub 1] stelt - voldoende onderbouwd dat zij schade heeft geleden door de overtreding van het concurrentiebeding. Weliswaar blijkt uit de door [eiseres] overgelegde verkoopgegevens over 2021 tot en met 2023 van vier klanten, dat de opdrachten van twee klanten, [bedrijf 1] en [bedrijf 2] al voor het vertrek van [gedaagde sub 1] op 1 april 2023 zijn afgenomen, maar dat doet er niet aan af dat de verkopen aan alle vier de klanten na indiensttreding van [gedaagde sub 1] bij [gedaagde sub 2] zijn gestopt. De omvang van de schade van [eiseres] is echter nog niet bekend. Gelet op voorgaande omstandigheden zal de kantonrechter de boete matigen tot een bedrag van
€ 20.000,00. De gevorderde wettelijke rente, die op zichzelf niet weersproken is, zal worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
ten aanzien van [gedaagde sub 2] :
geen belang meer bij een verbod4.13. Gelet op het einde van de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] , op 1 april 2023, is de geldigheidsduur van het concurrentiebeding op 1 april 2024 verstreken. [eiseres] heeft daarom ook geen belang meer bij een verbod op het onrechtmatig profiteren van de wanprestatie van [gedaagde sub 1] dan wel op het onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 2] . Deze vordering, evenals de daarbij gevorderde dwangsombepaling, zal reeds daarom worden afgewezen.
[gedaagde sub 2] moet een schadevergoeding betalen4.14. [gedaagde sub 2] stelt dat zij niet onrechtmatig handelt of profiteert omdat [gedaagde sub 1] door haar werkzaamheden voor [gedaagde sub 2] niet handelt in strijd met het concurrentiebeding. Omdat de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld dat [gedaagde sub 1] door indiensttreding bij [gedaagde sub 2] het concurrentiebeding overtreedt, is daarmee in beginsel gegeven dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft geprofiteerd van de wanprestatie van [gedaagde sub 1] dan wel dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Omdat [gedaagde sub 2] geen andere redenen heeft genoemd waarom zij niet onrechtmatig handelt dan wel niet onrechtmatig profiteert van de wanprestatie van [gedaagde sub 1] , komt de kantonrechter tot het oordeel dat [gedaagde sub 2] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade als gevolg van haar onrechtmatig handelen c.q. onrechtmatig profiteren van de wanprestatie van [gedaagde sub 1] . De kantonrechter is van oordeel dat een begroting van de schade - waarvan aannemelijk is dat deze in min of meerdere mate aanwezig zal zijn - in dit vonnis niet mogelijk is, zodat de kantonrechter (conform artikel 612 Rv) [gedaagde sub 2] zal veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding op te maken bij staat.
ten aanzien van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] :
Proceskosten4.15. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten (inclusief de nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden in conventie begroot op:
- twee dagvaardingen € 276,14
- griffierecht € 1.409,00
- salaris gemachtigde € 1.086,00 (2 punten x tarief € 543,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 2.906,14
Voor de reconventie, die voortvloeit uit het verweer in conventie, worden de kosten aan de zijde van [eiseres] begroot op € 543,00 aan salaris gemachtigde.
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van [gedaagde sub 1] in conventie en in reconventie:
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te betalen € 20.000,00 aan boete op grond van het boetebeding in artikel 11.4 van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2024 tot de voldoening;
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde;
ten aanzien van [gedaagde sub 2] :
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot het betalen van schadevergoeding aan [eiseres] vanwege het onrechtmatig handelen c.q. onrechtmatig profiteren van de wanprestatie van [gedaagde sub 1] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
ten aanzien van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] :
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.906,14 voor de conventie en op € 543,00 voor de reconventie, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] niet tijdig aan deze veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ook de kosten van betekening betalen;
5.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.