In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen buren over een erfdienstbaarheid en de bevoegdheid om een erf af te sluiten. De eisers, [eiser sub 1] c.s., hebben een vordering ingesteld om te verklaren dat er sprake is van een erfdienstbaarheid van weg op bepaalde percelen. De gedaagden, [gedaagde sub 1] c.s., betwisten deze vordering en stellen dat er door extinctieve verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan ten laste van een van de percelen van de eisers. Tijdens de procedure zijn er verschillende stukken ingediend, waaronder een vonnis in een incident en conclusies van antwoord. De kantonrechter heeft op 10 juli 2024 een tussenvonnis gewezen, waarin hij heeft bepaald dat er een nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden om te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen. De rechter heeft daarbij de belangen van beide partijen in overweging genomen en gewezen op de noodzaak om de erfgrenzen duidelijk in kaart te brengen. De nieuwe mondelinge behandeling is gepland voor 31 juli 2024, waarbij partijen hun voorstellen voor oplossingen moeten indienen. De zaak betreft belangrijke juridische aspecten zoals de bevoegdheid om een erf af te sluiten en de voorwaarden voor extinctieve verjaring van erfdienstbaarheden.