ECLI:NL:RBMNE:2024:4256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
C/16/574090 / KL ZA 24-99 AW/4508
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op privacy en afplakken van camera's in kort geding

In deze zaak, die op 16 juli 2024 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisers [eiser sub 1], [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] een kort geding aangespannen tegen gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] over de privacy-inbreuk door camera's die door gedaagden zijn geplaatst. De eisers vorderen dat de gedaagden hun camera's zodanig afplakken dat deze geen beelden meer kunnen maken van hun perceel. De rechtbank oordeelt dat het recht op privacy van eisers zwaarder weegt dan het belang van gedaagden om hun eigendommen te beveiligen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de camera's een onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eisers opleveren, vooral omdat de camera's ook beelden van het erf van eisers kunnen vastleggen. De rechtbank wijst de vorderingen van gedaagden in reconventie af, waaronder het verbod op het gebruik van een terras en het verwijderen van een plantenbak. De rechtbank legt gedaagden op om binnen een week na betekening van het vonnis bewijs te leveren dat de camera's zijn afgedekt en stelt een dwangsom van € 100 per dag in voor het geval zij hieraan niet voldoen, met een maximum van € 10.000. De proceskosten worden toegewezen aan eisers, die in het gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/574090 / KL ZA 24-99 AW/4508
Vonnis in kort geding van 16 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te Portugal ,
eisende partijen in conventie, verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
advocaat: mr. T.A. Phijffer,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
advocaat: mr. P.D.W. Tan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 6 producties
- de brief van mr. Tan van 6 juni 2024
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met 34 producties
- de nadere producties 7 t/m 9 van [eiser sub 1] c.s.
- de akte wijziging/vermeerdering van eis in reconventie tevens houdende overlegging producties 27, 28, 31 t/m 34 van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Op deze zitting is verschenen [eiser sub 1] en [A] , zoon van [eiser sub 3] (een machtiging is overgelegd), bijgestaan door mr. Phijffer. Verder zijn verschenen [gedaagde sub 1] en mr. Tan.
Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. is eigenaar van het perceel [adres 1] te [plaats] . [eiser sub 3] en zijn partner zijn eigenaar van het perceel [adres 2] te [plaats] . [eiser sub 3] verhuurt zijn perceel aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] .
2.2.
Het gaat in deze zaak in conventie om de vraag of [gedaagde sub 1] c.s. de camera’s aan hun woning moeten afplakken zodanig dat deze geen beelden en opnamen meer kunnen maken van het erf en de woning gelegen aan de [adres 2] te [plaats] .
In reconventie gaat het om de vragen of [eiser sub 1] c.s. het terras gelegen aan de oostzijde van het chalet van [adres 2] mag gebruiken, of [eiser sub 1] c.s. een plantenbak moet verwijderen, of [eiser sub 1] c.s. zijn kampeerwagen naast het achterterras van [gedaagde sub 1] c.s. mag parkeren, of [eiser sub 1] c.s. een eerder verplaatste laurierhaag moet terugplaatsen, of [gedaagde sub 1] c.s. een fundering en schutting mogen plaatsen en [eiser sub 3] daaraan moet meewerken en of [eiser sub 3] moet meewerken aan het vestigen van een erfdienstbaarheid.
2.3.
[eiser sub 1] c.s. krijgt in kort geding gelijk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] c.s. de camera’s moet afplakken. De vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. komen niet voor toewijzing in aanmerking. Dit oordeel legt de voorzieningenrechter hierna uit.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of partijen ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
In conventie
Spoedeisend belang
3.2.
De vorderingen van [eiser sub 1] c.s. zijn erop gericht een in zijn ogen onrechtmatige situatie te beëindigen. Hieruit vloeit het spoedeisend belang voort aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. Dat de camera’s er al enige tijd hangen doet niet af aan het spoedeisend belang van [eiser sub 1] c.s. temeer omdat er al langer gevraagd is om het gebruik van de camera’s te staken.
3.3.
In hoeverre er daadwerkelijk sprake is van de door [eiser sub 1] c.s. gestelde onrechtmatige situatie zal hierna bij de inhoudelijke beoordeling aan de orde komen.
Gebruik camera’s
3.4.
Kern van het geschil is de vraag of de door [gedaagde sub 1] c.s. geplaatste camera’s een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eiser sub 1] c.s. opleveren. Meer in het bijzonder gaat het erom wiens recht prevaleert: het recht van [eiser sub 1] c.s. op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer of het recht van [gedaagde sub 1] c.s. om zichzelf en haar eigendommen te beveiligen.
3.5.
Bij de beoordeling van deze vraag heeft te gelden dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of er sprake is van een dergelijke rechtvaardigingsgrond, moet worden beoordeeld door in het licht van de omstandigheden van het geval tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend (vgl. HR 31 mei 2002, NJ 2003/589). De aard van een inbreuk moet naar objectieve maatstaven worden bezien. Daarbij moet worden bedacht dat ook een inbreuk die naar objectieve maatstaven als gering moet worden beschouwd, toch als zeer ingrijpend door een betrokkene kan worden ervaren. De aard van de opnamen en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan, moeten voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit (vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 december 2014, NJF 2015/30).
3.6.
[eiser sub 1] c.s. vordert [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen om de camera’s aan hun woning aan de [adres 1] te [plaats] zodanig af te plakken dat deze geen beelden en opname meer maken van het erf en de woning aan de [adres 2] te [plaats] , [eiser sub 1] c.s. daarvan bewijs te sturen en te gehengen en gedogen dat [onderneming 1] daarop een controle uitoefent. Ook vordert [eiser sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] c.s. te verbieden de camera’s daarna te verhangen, te verplaatsen, te draaien dan wel anderszins te kantelen waardoor het afplakken teniet wordt gedaan. Door het gebruik van de camera’s wordt de privacy van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] geschonden en handelt [gedaagde sub 1] c.s. tegenover hen onrechtmatig. Er wordt inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Ook is er sprake van inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser sub 3] nu deze als eigenaar het ongestoord gebruik van de woning en het erf aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] moet kunnen verschaffen, aldus [eiser sub 1] c.s.
3.7.
Volgens [gedaagde sub 1] c.s. was er sprake van een grillige situatie tussen haar en [eiser sub 3] en zijn partner. In overleg met politie en gemeente is een beveiligingsplan opgesteld. Op basis daarvan zijn de camera’s geplaatst. De camera’s zijn mede geïnstalleerde voor hun afschrikwekkend effect. [gedaagde sub 1] c.s. heeft recht op vrijheid en veiligheid. Het afplakken van de camera’s is zichtbaar voor omstanders en daarmee wordt het preventieve karakter ernstig verstoord. Na vertrek van [eiser sub 3] naar het buitenland is vanwege de privacy van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in het camerasysteem een privacymask aangebracht, aldus [gedaagde sub 1] c.s.
3.8.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat op het moment dat het privacymask niet in werking is, het perceel [adres 2] te [plaats] door de camera’s zichtbaar is. [gedaagde sub 1] c.s. heeft ter zitting immers aangevoerd dat zij de camera’s heeft aangeschaft vanwege conflicten met [eiser sub 3] en zijn partner. Nadat [eiser sub 3] verhuisd is, heeft [gedaagde sub 1] c.s. een privacymask aangebracht. [gedaagde sub 1] c.s. heeft daarbij maximaal vier blokken aangegeven die zwart zijn. De gemaakte beelden kun je niet achteraf zichtbaar maken, aldus [gedaagde sub 1] c.s. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is er als zodanig geen sprake (meer) van privacy schending.
3.9.
In beginsel staat het [gedaagde sub 1] c.s. vrij om over zichzelf en haar eigendommen te waken door middel van het ophangen van een (of meerdere) camera’s, zolang het beeld dat deze camera’s filmen maar beperkt is tot het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. Op het moment dat ook (een deel van) het perceel van een derde (in dit geval [eiser sub 1] c.s.) wordt gefilmd is er sprake van conflicterende belangen en moet er een belangenafweging worden gemaakt.
3.10.
De door [gedaagde sub 1] c.s. aangevoerde redenen leveren naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen rechtvaardigingsgrond op, op basis waarvan [gedaagde sub 1] c.s. toch zicht mag hebben op het perceel [adres 2] te [plaats] . [gedaagde sub 1] c.s. stelt weliswaar te vrezen voor dreiging vanuit [eiser sub 3] en zijn partner, maar die zijn verhuisd. Van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] heeft [gedaagde sub 1] c.s. aangegeven geen dreiging te vrezen. Zij mogen verwachten dat [gedaagde sub 1] c.s. hun belang op privacy respecteren door ervoor zorg te dragen dat de camera’s geen beeld geven van (delen van) het perceel van [eiser sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] c.s. stelt dat dit is gebeurd door het aanbrengen van een privacymask. Wat daar ook van zij, dat is niet voldoende. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. dit privacymask elk moment kan verwijderen, weliswaar niet met terugwerkende kracht, maar wel voor dat moment en de toekomst. [gedaagde sub 1] c.s. heeft desgevraagd ter zitting aangeven dat zij niet weten wat er gaat gebeuren, dat er voor nu geen aanleiding is om het privacymask eraf te halen, maar als er aanleiding voor is, zij een nieuwe belangenafweging gaat maken. Dat betekent dat op dit moment de beelden die de camera’s maken wellicht beperkt zijn, maar dat het in de macht van [gedaagde sub 1] c.s. ligt om dit op elk willekeurig moment ongedaan te maken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser sub 1] c.s. dan ook voldoende belang bij het bepalen dat [gedaagde sub 1] c.s. de camera’s zodanig moet afplakken dat deze helemaal geen beelden meer kunnen maken van het erf en de woning van het perceel [adres 2] te [plaats] . Dat zal betekenen dat zij het niet meer in haar macht heeft om het privacymask uit of aan te zetten. Het belang van [eiser sub 1] c.s. op het recht op privacy weegt zwaarder.
3.11.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft nog aangevoerd dat de inbreuk op de privacy van [eiser sub 1] c.s. door [eiser sub 1] c.s. zelf wordt veroorzaakt omdat [eiser sub 3] frustreert om een tussen partijen overeengekomen en al betaalde schutting te plaatsen tussen de percelen en [eiser sub 1] een haag van circa 4 meter hoge laurier heeft verwijderd, maar dat maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Partijen twisten over de schutting. Indien [gedaagde sub 1] c.s. meent dat een schutting de schending van haar privacy wegneemt, kan zij, zoals het Hof Arnhem-Leeuwarden in een eerder procedure tussen partijen reeds heeft meegeven, op eigen grond een (tijdelijke) vorm van erfafscheiding plaatsen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft daar kennelijk geen aanleiding toe gezien.
3.12.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde sub 1] c.s. de huidige camera’s zodanig moet afplakken dat deze geen beelden en opnamen meer maken van het erf en de woning van het perceel [adres 2] te [plaats] . Ook moet [gedaagde sub 1] c.s. daarvan binnen een week na betekening van dit vonnis aan [eiser sub 1] c.s. een bewijs sturen waaruit blijkt dat hieraan is voldaan. [gedaagde sub 1] c.s. voert weliswaar aan dat die termijn te kort is, maar het is [gedaagde sub 1] c.s. die de onrechtmatige toestand in het leven heeft geroepen. Zij had hier bij het plaatsen van de camera’s al rekening mee moeten houden. Voor het gehengen en gedogen door [gedaagde sub 1] c.s. om [onderneming 1] toegang te verlenen tot de woning van [gedaagde sub 1] c.s. en tot het computersysteem waaraan de camera’s zijn gekoppeld, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. De manier waarop [gedaagde sub 1] c.s. het bewijs levert dat de camera’s zijn aangepast wordt aan haar overgelaten. Ook voor het verbieden om na voldoening aan dit vonnis de camera’s te verhangen, verplaatsen, draaien dan wel anderszins te kantelen waardoor het effect van het afplakken teniet wordt gedaan ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. Het is aan [gedaagde sub 1] c.s. om te bepalen hoe haar huis wordt beveiligd, zij het met inachtneming van het recht op privacy van [eiser sub 1] c.s. Dit houdt in dat wanneer de positie of de stand van de camera’s wordt gewijzigd het afplakken van de camera’s moet worden aangepast.
3.13.
De voorzieningenrechter acht het toewijzen van een dwangsom op zijn plaats. Uit oogpunt van redelijkheid en billijkheid zal de te verbeuren dwangsom bepaald worden op € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
Proceskosten
3.14.
[gedaagde sub 1] c.s. is overwegend in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal
1.563,72
Uitvoerbaar bij voorraad
3.15.
[gedaagde sub 1] c.s. verzet zich tegen de door [eiser sub 1] c.s. verzochte uitvoerbaarheid bij voorraad. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde sub 1] c.s. om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van [eiser sub 1] c.s. om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. [gedaagde sub 1] c.s. heeft aangevoerd dat haar veiligheid en lichamelijke integriteit in geding is. [gedaagde sub 1] c.s. kan echter nog altijd haar eigen eigendommen en zichzelf beveiligen op haar eigen terrein. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden om af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt. Dit vonnis wordt daarom uitvoer bij voorraad verklaard.
In reconventie
Spoedeisend belang
3.16.
Het spoedeisend belang aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. vloeit genoegzaam voort uit de aard van de vorderingen. Indien er daadwerkelijk sprake is van inbreuk op privacy, voortdurend onrechtmatige hinder, een onveilige situatie, het onthouden van een erfafscheiding en een voorgenomen verkoop zoals gesteld, heeft [gedaagde sub 1] c.s. er belang bij dat die situaties zo spoedig mogelijk worden opgeheven.
Gebruiken terras
3.17.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert [eiser sub 1] c.s. te verbieden om het terras gelegen ten oosten van het chalet van [adres 2] te [plaats] te (laten) gebruiken, op het terras te (laten) lopen of op het terras te (laten) verblijven. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. heeft [eiser sub 3] op illegale wijze op zijn perceel een steiger/terras gerealiseerd, grotendeels gesitueerd boven water. Op last van de gemeente moet het terras worden verwijderd, althans in ieder geval voor zover het zich boven het water bevindt. Door dit illegale gebruik wordt op ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar privacy nu bij gebruik direct in de woning en tuin van [gedaagde sub 1] c.s. kan worden gekeken.
3.18.
Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde sub 1] c.s. oude foto’s in het geding gebracht. Er is al een heel stuk van het terras af gehaald. Volgens [eiser sub 1] c.s. staat nog niet vast wat er verder bestuursrechtelijk nog af moet.
3.19.
Artikel 5:50 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat het, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming geeft, niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven. [gedaagde sub 1] c.s. heeft niet gesteld dat hiervan sprake is. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is de steiger illegaal gebouwd en moet die op last van de gemeente worden verwijderd. Volgens [eiser sub 1] c.s. is al een deel verwijderd en staat voor het overige nog niet vast wat wel of niet verwijderd moet worden. De gemeente is voorbijgegaan aan de adviezen van de bezwaarschriftcommissie. [eiser sub 1] c.s. heeft beroep aangetekend. Dat er sprake is van illegaal gebruik en daardoor inbreuk wordt gemaakt op de privacy van [gedaagde sub 1] c.s., zoals [gedaagde sub 1] c.s. stelt, staat derhalve nog niet vast. In dit kort geding is onvoldoende gebleken dat daarop vooruitgelopen kan worden. De vordering van [gedaagde sub 1] c.s. dienaangaande zal dan ook worden afgewezen.
Plantenbak verwijderen
3.20.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert verder [eiser sub 1] c.s. te veroordelen om een plantenbak die in het water ligt te verwijderen. Volgens [eiser sub 1] c.s. is deze plantenbak al uit het water verwijderd. Deze is bij het schoonmaken in het water gevallen. [eiser sub 1] kon er eerst niet bij, maar uiteindelijk is het hem gelukt om deze weg te halen. De getoonde foto’s zijn niet van de huidige situatie, aldus [eiser sub 1] c.s.
3.21.
Gelet op de betwisting van [eiser sub 1] c.s. is in kort geding niet komen vast te staan dat de plantenbank zich nog in het water bevindt. [gedaagde sub 1] c.s. heeft nagelaten een recente foto – de overgelegde foto is van 23 april 2024 – in het geding te brengen. Om te oordelen of de plantenbak zich nog in het wat bevindt is nadere bewijslevering nodig. Daarvoor is in dit kort geding geen plaats. Dit leidt er al toe dat deze vordering van [gedaagde sub 1] c.s. niet kan worden toegewezen.
Kampeerwagen parkeren naast achterterras
3.22.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert verder om [eiser sub 1] c.s. te verbieden zijn kampeerwagen of elk ander motorvoertuig geheel of gedeeltelijk te parkeren naast het achterterras van [gedaagde sub 1] c.s. [eiser sub 1] c.s. parkeert zijn kampeerwagen pal naast de keerwand van [gedaagde sub 1] c.s. om het uitzicht van [gedaagde sub 1] c.s. te belemmeren. Volgens [eiser sub 1] heeft hij de camper daar staan omdat hij hem vanwege een blessure niet kan gebruiken en hij daar een stroompunt heeft.
3.23.
Het uitgangspunt is dat [eiser sub 1] c.s. zijn camper (en/of andere voertuigen) op zijn eigen grond mag parkeren tenzij dat leidt tot onrechtmatige hinder voor [gedaagde sub 1] c.s.
Artikel 5:37 BW bepaalt in dit verband dat de eigenaar van een erf geen onrechtmatige hinder aan de eigenaren van andere erven mag toebrengen. Voor de vraag of hinder onrechtmatig is, zijn de criteria van artikel 6:162 BW bepalend. Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Dat betekent dat niet iedere vorm of mate van hinder per definitie onrechtmatig is. Een zekere mate van door een ander veroorzaakte hinder, moet worden geduld. Dit geldt te meer wanneer het om hinder van directe buren gaat, zoals in het onderhavige geval.
3.24.
Ter zitting heeft [gedaagde sub 1] c.s. aangegeven dat de camper naast het achterterras wordt geparkeerd. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is het super lelijk om daar tegenaan te kijken. Dat is echter onvoldoende om van onrechtmatige hinder te kunnen spreken.
Volgens [gedaagde sub 1] c.s. stond hier eerst een laurierhaag van ongeveer 4 meter, maar is die door [eiser sub 1] c.s. verwijderd. De kantonrechter begrijpt dat op deze plek de schutting gerealiseerd zou moeten worden, waarover hierna zal worden geoordeeld. Het staat [gedaagde sub 1] c.s. vrij, om zoals het Hof Arnhem-Leeuwarden al heeft aangegeven, een (tijdelijke) schutting op eigen terrein te plaatsen zodat het zicht op de camper wordt weggenomen. Dit deel van de vordering komt daarom evenmin voor toewijzing in aanmerking.
Laurierhaag terugplaatsen
3.25.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft ook gevorderd om [eiser sub 1] c.s. te gebieden de laurierhaag terug te plaatsen zoals deze in het najaar van 2023 aanwezig was. Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft hij op een gegeven moment een rij met bakken geplaatst voor zijn privacy. Deze deden het niet goed. Hij heeft ze daarom weggehaald en in de volle grond gezet.
3.26.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft het belang van haar bij dit deel van de vordering niet onderbouwd. [gedaagde sub 1] c.s. kan immers zelf een rij bakken met laurierhaag plaatsen, dan wel de hiervoor al eerder aangehaalde (tijdelijke) schutting. Reeds vanwege het gebrek aan belang komt dit deel van de vordering evenmin voor toewijzing in aanmerking.
Fundering en schutting
3.27.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft verder gevorderd om haar te machtigen de offerte van [onderneming 2] te accorderen, inhoudende dat naast de keerwand van [gedaagde sub 1] c.s. een fundering wordt aangebracht, om [eiser sub 3] te veroordelen tot het plaatsen van de erfafscheiding volgens de offerte van 21 juni 2021, om aan [gedaagde sub 1] c.s. ter doorbetaling te voldoen een bedrag van € 5.142,50, zijnde de helft van de door [onderneming 2] geoffreerde kosten voor het leveren en plaatsen van de fundering van de schutting, in geval van stagnatie als gevolg van meningsverschillen tussen partijen de uren en kosten daarvoor te betalen, dan wel een andere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter noodzakelijk acht om nakoming van de overeenkomst door [eiser sub 3] te realiseren. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is tijdens een descente op 4 augustus 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten inhoudende dat partijen zo spoedig mogelijk een mandelige betonnen schutting zouden plaatsen naast de keerwanden van [gedaagde sub 1] c.s. Tijdens de aanvang van de werkzaamheden bleek dat er een fundering moest komen. De funderingsbak moet met heipalen worden verstevigd. [eiser sub 3] weigert sindsdien iedere medewerking om de schutting gerealiseerd te krijgen, aldus [gedaagde sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] c.s. vraagt bij wege van voorlopige voorziening dat er iets komt.
3.28.
Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden bij in kracht van gewijsde gegaan arrest geoordeeld dat het verzet van [eiser sub 3] tegen het plaatsen van de schutting terecht is. [gedaagde sub 1] c.s. vraagt nu voor de tweede keer hetzelfde terwijl het hof al een uitvoerig oordeel heeft gegeven.
3.29.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 20 december 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:11069) geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het plaatsen van een fundering onder de schutting zorgt voor een oplossing voor de instabiliteit en dat [eiser sub 3] niet verplicht kan worden om medewerking te verlenen aan het plaatsen van de schutting zoals door [onderneming 2] is voorgesteld. In de in het proces-verbaal vastgestelde afspraken is vastgelegd dat de schutting tegen de keerwanden zal worden geplaatst. Partijen hebben niets afgesproken over een fundering. De voorgestelde fundering moet tegen de keerwanden worden geplaatst waarbij de schutting vervolgens in het midden van de fundering komt. Dit zorg er voor dat de schutting op enige afstand van de keerwanden wordt geplaatst. Het gevolg is dat de schutting dichter bij de woning van [eiser sub 3] komt dan partijen hebben afgesproken en in het verlengde daarvan de erfgrens ook in zijn nadeel wordt opgeschoven. Partijen hebben immers afgesproken dat de juridische erfgrens in het midden van de schutting komt te liggen. Bij verschuiving van de schutting zou [eiser sub 3] over een lengte van achtentwintig meter eigendom aan [gedaagde sub 1] c.s. kwijtraken, aldus het Hof.
Niet gesteld noch gebleken is dat die situatie nu is veranderd. [gedaagde sub 1] c.s. heeft ter zitting aangegeven dat de (tijdelijke) voorziening 5 of 7 centimeter opschuift. Volgens haar levert dat geen vermindering van woongenot op. Wel zal er nog een procedure gestart moeten worden om aanpassing van de overeenkomst en zal zij waarschijnlijk wat schadevergoeding moeten betalen, aldus [gedaagde sub 1] c.s. [eiser sub 3] hoeft dat echter niet te dulden. Voor het veroordelen van [eiser sub 3] tot plaatsen van de fundering en de schutting, nu bij wege van voorlopige voorziening, bestaat dan ook geen aanleiding.
3.30.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft nog gevorderd om een andere voorziening te treffen die de voorzieningenrecht noodzakelijk acht. Het staat [gedaagde sub 1] c.s. nog immer vrij, zoals het hof in haar arrest onder 4.13 ook al reeds aangeeft, op eigen grond, ter hoogte van de keermuren, een (tijdelijke) vorm van erfafscheiding te plaatsen.
Erfdienstbaarheid
3.31.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert ten slotte om [eiser sub 3] te veroordelen om er zorg voor te dragen dat de erfdienstbaarheid betreffende het gebruiksrecht van [gedaagde sub 1] c.s. over de gronden van [eiser sub 3] voor zover onder de keerwanden van [gedaagde sub 1] c.s. gelegen wordt gevestigd. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. heeft zij hier belang bij omdat [eiser sub 3] heeft aangegeven de woning maximaal voor twee jaar te verhuren waarna hij de woning wenst te verkopen en omdat hij kwakkelt met zijn gezondheid.
3.32.
Volgens [eiser sub 3] heeft [gedaagde sub 1] c.s. de keerwanden geplaatst zonder de erfgrens te respecteren. [eiser sub 3] heeft geaccepteerd dat er een schutting geplaatst zou worden tegen de keerwanden en afgesproken is dat de juridische erfgrens dan in het midden van de schutting zal komen te liggen. [gedaagde sub 1] c.s. wenst nu dat er een fundering onder de schutting wordt geplaatst. De fundering moet tegen de keerwanden aan de zijde van [eiser sub 3] worden geplaatst omdat de heipalen niet door de keerwanden aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. kan vanwege het L-profiel van de keerwanden. Dat heeft tot gevolg dat de schutting enkele centimeters wordt opgeschoven. Daarover bestaat tussen partijen onenigheid. Dat betekent dat op voorhand niet kan worden vastgesteld waar de erfafscheiding komt en waar de juridische erfgrens komt te liggen, nu is afgesproken dat deze in het midden van de schutting zal komen te liggen. Dat heeft ook tot gevolg dat nog niet bekend is op welk stuk de erfdienstbaarheid moet worden gevestigd. Met [eiser sub 3] is de voorzieningenrechter van oordeel dat zolang niet duidelijk is over welk stuk de erfdienstbaarheid heeft te gelden, deze ook niet gelegd kan worden en dat [eiser sub 3] daartoe ook niet veroordeeld kan worden. Dit betekent dat ook dit deel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Proceskosten
3.33.
[gedaagde sub 1] c.s. is in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten. Die kosten zijn tot nu toe begroot op € 553,50 aan salariskosten voor de advocaat. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie is het liquidatietarief bepaald op een half punt.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.34.
De kostenveroordelingen wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In conventie en reconventie
3.35.
Omdat [gedaagde sub 1] c.s. in conventie en in reconventie de proceskosten moeten betalen, wordt zij ook veroordeeld tot betaling van de nakosten in conventie en reconventie. Die kosten worden vastgesteld op € 278,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om de beveiligingscamera’s zodanig af te plakken dat deze geen beelden en opnamen meer maken van het erf en de woning van het perceel [adres 2] te [plaats] en veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om binnen een week na betekening van dit vonnis aan [eiser sub 1] c.s. een bewijs te sturen waaruit blijkt dat hieraan is voldaan,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om aan [eiser sub 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 1.563,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
4.6.
wijst de vorderingen af,
4.7.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten van [eiser sub 1] c.s. van € 553,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.8.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In conventie en in reconventie
4.9.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de nakosten van € 278,00, te betalen binnen veertien dagen na betekening. Als [gedaagde sub 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde sub 1] c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.