ECLI:NL:RBMNE:2024:4253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
C/16/563244 / HL ZA 23-278 AW/4508
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaat bij overname van activa van coachingpraktijk

In deze zaak staat de vraag centraal of de advocaat van de gedaagde, mr. [gedaagde], heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en bekwaam advocaat mag worden verwacht tijdens de overname van een deel van de activa van een coachingpraktijk door de eiseres, [eiseres]. De rechtbank oordeelt dat mr. [gedaagde] tekort is geschoten in zijn zorgplicht. De eiseres heeft mr. [gedaagde] ingeschakeld voor juridische bijstand bij de overname, maar hij heeft haar niet adequaat geadviseerd over de overnamesom en de juridische implicaties van het UWV-contract. De rechtbank concludeert dat de eiseres schade heeft geleden door het ondeugdelijk advies van mr. [gedaagde]. De eiseres vordert een verklaring voor recht dat mr. [gedaagde] aansprakelijk is voor de door haar geleden schade, die nog nader gespecificeerd moet worden. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor de eiseres om haar schade te specificeren, en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/563244 / HL ZA 23-278 AW/4508
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. D.H.P.M. Müskens,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n. de [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R. Bosman.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over de vraag of mr. [gedaagde] bij de overname door [eiseres] van een deel van de activa van een coachingpraktijk, heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en bekwaam advocaat mag worden verwacht.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De schade zal [eiseres] nog nader moeten specificeren. Dit oordeel legt de rechtbank hierna uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 september 2023 met 17 producties
- de conclusie van antwoord met 11 producties
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging producties van [eiseres] met producties 18, 19 en 20
- de spreekaantekeningen van mr. Müskens.
2.2.
De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op 18 april 2024. Op deze zitting zijn verschenen [eiseres] bijgestaan door mr. Müskens en [gedaagde] bijgestaan door mr. Bosman. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
3.1.
[gedaagde] heeft in de periode 5 oktober 2021 tot en met 26 december 2021 [eiseres] als advocaat bijgestaan bij de overname door [eiseres] van een deel van de coachingsactiviteiten en de verhuuractiviteiten van [onderneming 1] V.O.F. (hierna: [onderneming 1] ). [eiseres] stond [onderneming 1] bij in dezelfde overname. Op 24 december 2021 is een vaststellingsovereenkomst door partijen ondertekend. De overname heeft voor [eiseres] nadelig uitgepakt. De overname is bij vaststellingsovereenkomst van 7 november 2022 teruggedraaid door [eiseres] en [onderneming 1] .
3.2.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] haar op drie onderdelen ondeugdelijk geadviseerd, te weten:
  • [gedaagde] heeft de door [onderneming 1] gevraagde overnamesom van € 60.500 goodwill en € 9.000 voor zaken niet getoetst en hij heeft geen eigen waardebepaling gemaakt;
  • [gedaagde] heeft [eiseres] niet geadviseerd over de juridische haken en ogen bij de overname van het UWV contract;
  • [gedaagde] heeft in de vaststellingsovereenkomst voor [eiseres] negatieve voorwaarden opgenomen.
3.3.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] te kort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met [eiseres] en daardoor aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade. [eiseres] vordert verder om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Tenslotte vordert [eiseres] het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
Juridisch kader
3.4.
Artikel 7:401 BW bepaalt dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Bij de beantwoording van de vraag of aan die zorgplicht is voldaan, wordt volgens vaste rechtspraak als uitgangspunt genomen dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid heeft te betrachten, die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Deze zorgvuldigheidsplicht brengt mee dat een advocaat zijn cliënt niet onnodig blootstelt aan voorzienbare en vermijdbare risico’s. De zorgplicht van de advocaat brengt verder mee dat deze een eigen verantwoordelijkheid heeft, op grond waarvan de advocaat zich niet kan beperken tot wat de cliënt van hem vraagt, maar zelfstandig dient te beoordelen wat voor de zaak van belang is om daar vervolgens ook naar te handelen (ECLI:NL:GHAMS:2022:1747). Het antwoord op de vraag of in een geval als het onderhavige voldoende zorgvuldigheid is betracht, is mede afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval (HR 7 maart 2003, ECLI:NL:HR 2003:AF1304).
[gedaagde] had de door [onderneming 1] gevraagde overnamesom moeten toetsen en een eigen waardebepaling moeten maken
3.5.
Vast staat dat [gedaagde] de gevraagde overnamesom niet heeft getoetst en geen eigen waardebepaling heeft gemaakt. Ook heeft hij [eiseres] niet geadviseerd om een waardebepaling te laten maken. Volgens [gedaagde] was hij hiertoe niet gehouden omdat hij met [eiseres] is overeengekomen dat hij haar alleen juridisch-fiscaal zou bijstaan. Hij zou haar alleen voorzien van advies over de financiering van de overname en de rechten en verplichtingen die het zijn van ondernemer met zich brengt. Maar dit is tegenstrijdig met de e-mail van 19 oktober 2021 van [gedaagde] aan [eiseres] . [gedaagde] schrijft daarin:
“we hebben gesproken over de overname van de activiteiten van de “ [naam gebouw] ” te [plaats] . Je hebt mij gevraagd jou fiscaal, juridisch en financieel te adviseren in dit traject.”
3.6.
Het iemand financieel juridisch en fiscaal bijstaan is ook breder dan het enkel beantwoorden van sommige vragen. Zo hoefde [eiseres] de woorden van [gedaagde] dus ook niet op te vatten. Dit geldt te meer, omdat [eiseres] (en dat wist [gedaagde] ) nooit eerder een overname had gedaan zich daarom bij [gedaagde] als advocaat meldde met het verzoek haar bij te staan. Als hij zich niet wilde bemoeien met de overnamesom had van [gedaagde] verwacht mogen worden dat hij dat aan [eiseres] duidelijk zou zeggen. Hij had moeten afspreken dat hij de verstrekte gegevens niet deugdelijk en kritisch ging toetsen, maar voor waar zou aannemen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan. Integendeel; [gedaagde] schrijft in de email van 5 november 2021 juist dat aan de waardebepaling geen berekening ten grondslag ligt, maar dat het normaal gesproken een veel hoger bedrag zou zijn geweest. Daarmee heeft hij [eiseres] niet op het juiste spoor gebracht. Op advies van [gedaagde] is verder het overnamebedrag zelfs nog verhoogd. Daar waar [eiseres] en [onderneming 1] met een conceptvoorstel van 6 september 2021 bij [gedaagde] komen waarin staat dat de overnamekosten boedel en goodwill € 40.000,- is en +/- € 9.000,- boedel, staat in de vaststellingsovereenkomst van 24 december 2021 dat [eiseres] een bedrag van € 50.000,- zal betalen voor de overname en goodwill ex btw en € 9.000,- voor overname privé inboedel. [gedaagde] adviseert [eiseres] in zijn brief van 19 oktober 2021 verder om de overname nog in 2021 te laten plaatsvinden en een hogere overnamesom te betalen dan afgesproken. Daardoor zou [eiseres] een belastingvoordeel genieten.
3.7.
[gedaagde] heeft dus niet naar de belangen van [eiseres] gekeken en daar naar gehandeld. Dat had in de gegeven omstandigheden wel van [gedaagde] verwacht mogen worden, zeker nu uit de rapportage van [onderneming 2] blijkt dat de waarde nihil is en [eiseres] ten onrechte € 50.000,- aan goodwill heeft betaald. Hier wringt zich dat [gedaagde] is opgetreden als advocaat van beide partijen en niet duidelijk onderscheid heeft aangebracht wat hij voor wie doet.
3.8.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] de bedrijfsvoering niet goed heeft gedaan en het aan haar te wijten is dat er geen omzet is gerealiseerd. Maar de juistheid van die stelling kan in het midden blijven. De inrichting van de bedrijfsvoering door [eiseres] doet namelijk niet af aan de gebrekkige advisering van [gedaagde] .
[gedaagde] had [eiseres] moeten adviseren over de juridische haken en ogen bij de overname van het UWV contract
3.9.
Ook bij de overname van het UWV contract heeft [gedaagde] steken laten vallen. [gedaagde] heeft [eiseres] er namelijk niet op gewezen dat bij de overname van het UWV contract de instemming van het UWV vereist is. Dat had wel gemoeten. Een contractovername kan immers niet plaatsvinden zonder instemming van de wederpartij. Dat had [gedaagde] als iemand die zich presenteert als een ervaren jurist moeten weten. Na de overname bleek ook dat het UWV niet instemde met de overname. Van [gedaagde] had verwacht mogen worden dat hij ofwel de instemming vooraf regelde, ofwel partijen erop zou wijzen dat instemming van het UWV nodig was en daarvoor een voorbehoud moeten maken.
3.10.
[gedaagde] heeft op de zitting gezegd dat [A] degene is die op het contract staat en dat [eiseres] als onderaannemer van [A] aan de slag zou gaan. Uiteindelijk was het volgens hem de bedoeling dat [eiseres] in de plaats kwam van [A] maar dat daar een transitieperiode voor nodig was. [eiseres] nam de activiteiten over, niet het contract, aldus [gedaagde] . Dit strookt niet met de mededelingen die hij eerder aan [eiseres] deed, want in zijn brief van 19 oktober 2021 aan [eiseres] schrijft [gedaagde] :
“De bedoeling is dat jij de volgende activiteiten van [A (voornaam)] ( [onderneming 1] ) overneemt: (…) – de activiteiten rondom de UWV trajecten. Jij zult – na overleg met UWV en [A (voornaam)] - het eerste aanspreekpunt worden en jij zult de contracten aangaan op jouw naam voor de UWV clienten. De UWV inkomsten zijn circa gemiddeld 70k per jaar.”In het concept voorstel van 6 september 2021 staat dat het UWV contract stapsgewijs wordt overgedragen na een inwerkperiode en juridische acties. In de vaststellingsovereenkomst van 24 december 2021 staat weliswaar dat koper per 1 januari 2022 zal worden aangemeld als onderaannemer in de leveranciersovereenkomst met UWV, maar ook dat de contractuele verplichtingen per die datum worden overgedragen aan koper en alle nieuw aan te nemen trajecten in beginsel op naam van koper worden aangenomen. Zij draagt ook de verantwoording van de trajecten. Gelet op deze mededelingen aan [eiseres] , mocht zij ervan uitgaan dat zij het contract zou overnemen. [gedaagde] had haar dus duidelijker en beter moeten voorlichten over haar positie.
[gedaagde] had [eiseres] moeten behoeden voor het opnemen van de voor haar negatieve voorwaarden in de vaststellingsovereenkomst
3.11.
In het concept voortel van 6 september 2021 staat dat [onderneming 1] aan huur voor de kamer [.] € 600,00 per maand inclusief faciliteiten zal betalen aan [eiseres] . Maar in de vaststellingsovereenkomst van 24 december 2021 staat dat [onderneming 1] gedurende de eerste twee jaren de kamer [.] vrij van huurbetalingen gebruikt, ter compensatie van 4 uur per week consultancy diensten die [onderneming 1] aan [eiseres] geeft gedurende het eerste half jaar en dat vanaf 2024 de huur € 5.000,00 per jaar ex BTW zal bedragen.
3.12.
Op de zitting heeft [gedaagde] verklaart dat hij de instructie heeft gekregen om dit aan te passen. Volgens [gedaagde] hebben [eiseres] en [A] zelf over deze aanpassing gesproken. [eiseres] betwist dit. [gedaagde] heeft niets overgelegd waaruit volgt dat hij de wijziging van het huurbeding heeft besproken met [eiseres] of dat deze aanpassing voortkwam uit een wens van [eiseres] . Dit had wel op de weg van [gedaagde] gelegen. Zeker nu het een nadelig beding betreft. Alleen dan kan [eiseres] namelijk een goed geïnformeerde beslissing nemen.
Conclusie: [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting als advocaat
3.13.
Gelet op het vorenstaande is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen die voorvloeien uit de opdrachtovereenkomst tussen [eiseres] als cliënt en [gedaagde] als advocaat. [gedaagde] is aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
De schade is nog niet duidelijk
3.14.
Voor wat betreft de schadevergoeding heeft [eiseres] gevorderd deze op te maken bij staat. [eiseres] heeft haar schade nog niet concreet gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de schade in onderhavige procedure kan worden vastgesteld.
3.15.
[eiseres] heeft aanspraak gemaakt op de volgende schadeposten:
a. het verlies aan inkomen door [eiseres] begroot op € 62.000,00;
b. de door [eiseres] een [gedaagde] betaalde kosten van € 6.697,10;
c. de kosten ter vaststelling van de schade van € 1.548,80;
d. het saldo van de door [eiseres] ter betaling van de overnamesom afgesloten lening van € 60.000,00 vermeerderd met de rente daarover.
3.16.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ten aanzien van:
- Sub a: [eiseres] stelt dat zij een inkomensverlies heeft geleden van € 62.000,00. [eiseres] voert daartoe aan dat zij haar baan heeft opgezegd vanwege de overeenkomst die zij sloot met [onderneming 1] . Maar uit haar e-mail van 6 december 2021 aan [gedaagde] bleek dat [eiseres] haar baan al had opgezegd nog voordat de overeenkomst tussen haar en [onderneming 1] tot stand kwam Het door [eiseres] gestelde inkomensverlies is dus geen rechtstreeks gevolg van de advisering van [gedaagde] . Met juridische woorden gezegd: het causaal verband tussen de door [eiseres] gestelde schade en de gebrekkige advisering van [gedaagde] ontbreekt. Daardoor moet [eiseres] zelf haar inkomensverlies dragen.
- Sub b: [eiseres] stelt verder dat zij de factuur van [gedaagde] van 26 december 2021 van € 6.697,10 heeft moeten voldoen. Overduidelijk is dat [eiseres] niet tevreden is over de juridische dienstverlening van [gedaagde] . Maar dat maakt niet dat zij deze kosten niet hoeft te voldoen en als schade van [gedaagde] terug kan vorderen. De rechtsgrond ontbreekt namelijk, want [eiseres] heeft de overeenkomst niet ontbonden of vernietigd. Zij moet deze dus nakomen. De juridische kosten van [gedaagde] blijven dan ook voor rekening en van [eiseres] .
- Sub c: [eiseres] stelt ook dat zij kosten heeft moeten maken ter vaststelling van de aansprakelijkheid. Voor het rapport ter waardebepaling gedeeltelijke overname [onderneming 1] V.O.F. van [onderneming 2] van 23 mei 2023 heeft [eiseres] een bedrag van € 1.548,80 moeten voldoen. Deze kosten komen voor toewijzing in aanmerking. Immers als [gedaagde] correct had geadviseerd, had [eiseres] deze kosten niet hoeven te maken.
- Sub d: [eiseres] stelt tenslotte dat zij ter betaling van de overeenkomst een lening van € 60.000,00 heeft afgesloten. Niet duidelijk is hoeveel [eiseres] daarvan daadwerkelijk heeft gebruikt. Ter zitting is gebleken dat een bedrag van ongeveer € 15.000,00 ongebruikt is gebleven, maar ook dat [eiseres] een bedrag van € 10.000,00 van [onderneming 1] heeft teruggekregen. [eiseres] zal zich daarom over de omvang van de lening nader moeten uitlaten.
3.17.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen. [eiseres] moet bij akte gespecificeerd en onderbouwd stellen welk bedrag aan schadevergoeding zij vordert met betrekking tot de lening die zij is aangegaan om de overnamesom te kunnen betalen. [gedaagde] zal daarop bij antwoordakte mogen reageren.
3.18.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 28 augustus 2024voor het nemen van een akte door [eiseres] over wat is vermeld onder 3.16 en 3.17, waarna [gedaagde] op de rol van zes weken daarna een antwoordakte mag nemen,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op
17 juli 2024.