ECLI:NL:RBMNE:2024:4243

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
16/317244-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding en bedreiging met verkrachting met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 13 november 2020 in [woonplaats] een aanranding en bedreiging met verkrachting heeft gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de keel van het slachtoffer dichtkneep en haar dwong tot (tong)zoenen, waarna hij haar bedreigde met verkrachting. De rechtbank nam de ernst van de feiten zwaar mee in de overwegingen, maar hield ook rekening met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn ADHD en het lange tijdsverloop van de procedure. De vordering van de benadeelde partij, die € 500,- aan immateriële schade vorderde, werd volledig toegewezen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte misbruik had gemaakt van de situatie en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor het slachtoffer, die emotioneel en psychisch leed had ondervonden. De rechtbank vond de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en steunde deze met forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de aanranding en bedreiging werd als wettig en overtuigend bewezen beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/317244-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 13 november 2020 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft aangerand.
feit 2
op 13 november 2020 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting, enig misdrijf tegen het leven gericht, gijzeling en zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij vraagt om verdachte partieel vrij te spreken van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier vast dat het volgende is gebeurd. Op 13 november 2020 rond 10.45 uur wordt de politie verzocht om naar De Woerd in Driebergen Rijsenburg te gaan. Twee mannen hebben de politie ingeschakeld, omdat zij op die plek een dame aantroffen die erg overstuur was. Zij verklaarde dat zij verkracht was door een jongen op de [adres] te [woonplaats] . Verder gaf deze vrouw bij de politie aan dat zij eerder aangifte heeft gedaan wegens diefstal tegen de broer van de persoon door wie ze aangerand zou zijn (hierna: verdachte). Aangeefster verklaarde dat zij naar de woning van verdachte zou zijn gegaan, omdat verdachte bewijsmateriaal zou hebben over de diefstal die zijn broer zou hebben gepleegd. Zij zouden samen naar de slaapkamer van verdachte zijn gegaan alwaar verdachte haar beelden zou hebben laten zien op zijn telefoon. Eerst zou verdachte gevraagd hebben of hij aangeefster mocht masseren, waar aangeefster mee had ingestemd. Later wilde hij haar ook op andere plekken aanraken, hetgeen zij niet wilde. Verdachte zou haar keel hebben dichtgeknepen en haar tegen haar wil hebben getongzoend. Daarnaast zou hij gedreigd hebben om aangeefster te verkrachten.
Verdachte heeft de feiten ontkend en stelt dat hij aangeefster nooit heeft gezien.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op basis van onderstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft aangerand (feit 1) en haar heeft bedreigd met verkrachting (feit 2).
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank heeft voor de bewezenverklaring de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt: [1]
De aangeefster heeft het volgende verklaard:
Op 13 november 2020 tussen 09.00 en 11.00 uur was ik op de zolderkamer van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] . [2]
Hij wilde mij zoenen. Hij kwam met zijn hoofd naar mij toe. Ik ben naar links gegaan met mijn hoofd om aan te geven dat ik dat niet wilde. Ik heb het ook met mijn hand afgehouden. Hij ging met zijn hoofd naar mijn nek en gaf mij daar kusjes. Hij wilde doorzetten. Ik bleef afweren. Hij is toen op mij gaan zitten. [3] Hij pakte mij bij mijn schouders en mijn keel. Ik kreeg moeilijk adem. Hij had zijn benen zo strak tegen mij aan dat ik niet weg kon en niet kon bewegen. Hij zei: “we gaan nu seks hebben en je gaat meewerken of we gaan het tegen je zin in doen, anders ga je pijn krijgen”. Ik wilde weg komen, maar dat lukte niet. Ik vroeg wat ik moest doen om weg te mogen. Hij wilde dat ik met hem ging zoenen, maar dat wilde ik niet. Hij bracht zijn hoofd naar mij toe. Ik heb toen met hem gezoend, maar ik wilde dat niet. Ik vond het ranzig. Ik stopte na 5 seconden. Hij pakte mijn hoofd en zei: “we gaan wel verder zoenen of we hebben nu echt seks met elkaar”. We hebben toen weer gezoend, terwijl hij op mij zat. [4] Ik deed mee, omdat hij had gezegd dat ik naar huis mocht daarna. [5] Na ongeveer 30 seconden was het klaar en toen pakte hij mijn hoofd en zei: “nu ga jij mij pijpen”. Hij bracht mijn hoofd naar zijn lichaam. [6]
Uit de kennisgeving van inbeslagneming blijkt:
Datum: 13 november 2020
Omstandigheden: door slachtoffer is haar spijkerbroek waar vermoedelijk sporen aan zitten overgedragen aan de politie
Goednummer: PL0900-2020369754-2732850
Eigenaar: [slachtoffer] . [7]
Uit het forensisch DNA-onderzoek, blijkt het volgende:
De resultaten van het onderzoek naar de bemonstering van de binnenzijde van de achterzijde van de broekrand zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 (de bemonstering bevat DNA van onbekende vrouw […] en verdachte [verdachte] ) dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering bevat DNA van onbekende vrouw […] en één onbekende, niet verwante persoon) juist is. [8]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar is. Het is volgens de verdediging niet geloofwaardig dat verdachte in zijn eigen huis zou afspreken als de vriendin van zijn broer ook aanwezig is in het huis. Ook vindt de verdediging het niet geloofwaardig dat aangeefster, na het conflict met de broer van verdachte, zou afspreken in deze woning. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Zij is van oordeel dat de verklaring van aangeefster als betrouwbaar kan worden bestempeld, omdat de verklaring bestaat uit een logisch en coherent verhaal. De verklaring is nauwkeurig, concreet en gedetailleerd. Zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden (tonen van de video, masseren, aanraken en zoenen) als de omstandigheden waaronder die handelingen zou hebben plaatsgevonden (op de zolderkamer van verdachte) zijn de verklaringen van aangeefster concreet. Ook heeft aangeefster consistent verklaard. Aangeefster heeft meerdere keren aan verschillende personen duidelijk aangegeven wat er wel, maar ook wat er niet was gebeurd. Zij legt eenzelfde verklaring af ter plaatse, in het informatieve gesprek op 16 november 2020, in haar aangifte van 3 december 2020 en in het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 30 mei 2023. Haar verklaring wordt eveneens ondersteund door andere vastgestelde gegevens in het dossier. De informatie komt onder meer overeen met hetgeen verdachte heeft verklaard, namelijk dat zij eerder contact hebben gehad via Snapchat, dat de slaapkamer van verdachte zich bevindt op zolder en dat er destijds één andere persoon aanwezig was in het huis. Ook wordt haar verklaring ondersteund door de waarnemingen van verbalisanten – die zijn ingeschakeld door willekeurige voorbijgangers – die hebben gezien dat aangeefster kort na het tenlastegelegde overstuur wordt aangetroffen in de buurt van de woning van verdachte. Eveneens zijn deze emoties waargenomen door getuige [getuige] , de persoon die aangeefster kort na het tenlastegelegde heeft opgebeld. Daarenboven wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door het forensisch DNA-onderzoek.
Wettig en overtuigend bewijs
Het aantreffen van dit DNA profiel is extreem veel waarschijnlijker wanneer kort gezegd –– verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een deel van het celmateriaal op de broek. Op basis van deze bevindingen uit het DNA-onderzoek in combinatie met de verklaring van aangeefster kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de aanranding en de bedreiging heeft gepleegd. Verdachte heeft een alternatief scenario’s naar voren gebracht, maar de rechtbank vindt dat scenario niet aannemelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Alternatieve scenario
Verdachte heeft naar voren gebracht dat hij aangeefster nog nooit heeft ontmoet en dat zijn DNA ofwel door secundaire overdracht op de broek van aangeefster terecht moet zijn gekomen of dat het DNA aan een aan verdachte verwant persoon in de mannelijke lijn toebehoort. De sterke bewijskracht die wordt toegekend door deskundigen aan het DNA-bewijs, is volgens de verdediging in ieder geval onterecht. De verdediging heeft de suggestie opgeworpen dat het DNA afkomstig is van het broertje van verdachte, [A] , of dat aangeefster op enig moment in de woning van [A] op de bank heeft gezeten waar ook verdachte destijds woonde. In dit verband is relevant dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat aangeefster en zijn broer [A] vóór 13 november 2020 al lange tijd geen contact meer hadden, omdat zij verwikkeld waren in een strafzaak. Zij is, toen het contact met [A] werd verbroken, niet meer in de woning geweest.
Verdachtes DNA is aangetroffen aan de binnenzijde van de broeksband van de broek die aangeefster op de dag van de aanranding droeg. De rechtbank is van oordeel dat dit, in combinatie met de verklaring van aangeefster dat verdachte in haar broek probeerde te komen met zijn hand, een daderspoor betreft. Hoewel niet alleen verdachtes DNA is aangetroffen in het spoor – er is immers sprake van een mengprofiel – gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zelf zijn DNA heeft achtergelaten. Dit past bij direct contact met de broek, zoals aangeefster heeft verklaard.
Dat het DNA van verdachte door middel van secundaire overdracht, op het plaats delict terecht is gekomen is in theorie denkbaar, maar in onderhavig geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Hetzelfde geldt voor het scenario dat het DNA in werkelijkheid is van de broer van verdachte, [A] , of een ander mannelijk familielid. Er is namelijk geen concreet scenario geschetst waarin sprake is van secundaire overdracht of overdracht door een mannelijk familielid, zodat dit voor de rechtbank op geen enkele wijze valt te verifiëren. Daar komt bij dat de vindbaarheid van DNA in het algemeen vermindert naarmate de tijd verstrijkt en met iedere handeling die wordt verricht. Uit de verklaring van verdachte volgt dat aangeefster [A] al langere tijd niet heeft gezien en ook al langere tijd niet in de woning van verdachte is geweest. Een broek is een kledingstuk dat wordt gedragen, aan en uit wordt getrokken en wordt gewassen. Dat na die geruime tijd, na al die handelingen, nota bene aan de binnenkant van de broeksband DNA van verdachte door een ander of door secundaire overdracht is achtergelaten vindt de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1op 13 november 2020 te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, door geweld, te weten door op die [slachtoffer] te gaan zitten en door die [slachtoffer] bij de keel en schouders en hoofd te pakken, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (tong)zoenen van die [slachtoffer] ;
feit 2hij op of omstreeks 13 november 2020 te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting, door op die [slachtoffer] te gaan zitten en door de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen, althans door die [slachtoffer] bij de keel vast te grijpen en door die [slachtoffer] klem te zetten met zijn benen zodat die [slachtoffer] niet weg kon komen en door tegen die [slachtoffer] te zeggen “Ik wil dat je mij pijpt” en “We gaan nu seks hebben en je gaat meewerken of we gaan het tegen je zin doen, anders ga je pijn krijgen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
feit 2: bedreiging met verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vraagt de rechtbank bij een bewezenverklaring om in acht te nemen dat het feit van relatief korte duur is geweest en dat verdachte uiteindelijk na protest van aangeefster is gestopt en haar heeft laten gaan. Eveneens zijn de gevolgen voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer beperkt gebleven. Ook vraagt de verdediging om de persoonlijke omstandigheden van verdachte mee te wegen. Verdachte is nog erg jong is en heeft nagenoeg een blanco strafblad. Verder woont hij begeleid in [woonplaats] en heeft hij ADHD. Ook vraagt de verdediging om rekening te houden met het tijdsverloop van bijna twee jaar tussen de aangifte en het eerste verhoor en wederom bijna twee jaar tussen het eerste verhoor en de rechtszaak. De verdediging is namelijk van mening dat door het tijdsverloop aan de verdediging de kans is ontnomen om bepaalde bewijsmiddelen adequaat te weerspreken. De verdediging vraagt om voor de strafoplegging aansluiting te zoeken bij het vonnis van rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2023:3717) waarin een taakstraf voor de duur van 70 uren is opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding en bedreiging met verkrachting. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van de situatie dat aangeefster informatie wilde verkrijgen over een andere strafzaak waarbij de broer van verdachte zou zijn betrokken. In plaats van aangeefster (enkel) de informatie te verstrekken, heeft hij de keel van aangeefster dichtgeknepen en haar gedwongen om met hem te (tong)zoenen. Hierna dreigt hij haar te verkrachten, met geweld indien nodig, en zegt hij dat zij hem moet pijpen. Enkel omdat aangeefster hard begint te huilen, en zij hier niet mee kan stoppen, houdt verdachte hiermee op, uit angst dat de vriendin van zijn broer het hoort. Wanneer aangeefster een
freeze respons(behoudstrategie) zou hebben gehad, was er wellicht nog een erger delict gepleegd. Dat dit niet is gebeurd, is niet te wijten aan verdachte. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Verdachte heeft enkel gedacht aan zijn eigen lustgevoelens, en geen rekening gehouden met de gevoelens van een ander. Aangeefster heeft beschreven dat zij zich angstig voelde op het moment en dat zij het tongzoenen erg vies vond. Ook na afloop heeft zij last ondervonden. Ze was vaak emotioneel, vond het lastig om naar school te gaan en kon een tijd niet werken.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt rekening met het feit dat zowel het onderzoek als het plannen van de inhoudelijke behandeling van de zaak lang heeft geduurd. Hoewel officieel de redelijke termijn nog niet is overschreden, en de rechtbank van oordeel is dat een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank dat dit tijdsverloop voor verdachte bezwarend is geweest. Hij heeft lang op duidelijkheid over deze zaak moeten wachten.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt ook rekening met de jonge leeftijd van verdachte en dat er zorgen zijn omtrent verdachte. Hij heeft ADHD, woont begeleid en heeft momenteel geen dagbesteding.
Strafoplegging
De rechtbank houdt rekening met straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Ook
houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit, het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis bij niet of niet volledige voldoening, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden is.
Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank houdt meer rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en ziet in het tijdsverloop aanleiding om de proeftijd vast te stellen op 1 jaar.

9.BENADEELDE PARTIJ

Mevrouw [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering volledig toe te wijzen, met vermeerdering van de wettelijke rente en de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vraagt primair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren bij een vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met het oog op de aard en de ernst van de normschending, alsmede de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, van oordeel dat zij op grond van art. 6:106 eerste lid. onder b, van het Burgerlijk Wetboek, recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding van de geleden immateriële schade.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 500,00 en zal de vordering toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 november 2020.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 246 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

Bewezenverklaring

- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden
algemene voorwaardeniet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 1 jaarvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf
wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en M. Prinsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2024.
mr. M. Prinsen, rechter, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 november 2020 te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- het onverhoeds betasten/bevoelen van de billen van een persoon genaamd [slachtoffer] en/of
- door op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of door die [slachtoffer] bij de keel en/of schouders en/of hoofd te pakken, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten/bevoelen van de billen en/of het (tong)zoenen van die [slachtoffer] ;
(art 246 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 13 november 2020 te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug [slachtoffer] heeft bedreigd met
- verkrachting, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- gijzeling, en/of
- zware mishandeling,
door op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
- door de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen, althans door die [slachtoffer] bij de keel vast te grijpen en/of
- door die [slachtoffer] klem te zetten met zijn benen zodat die [slachtoffer] niet weg kon komen en/of
- door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze naar hem, verdachte moest luisteren anders zou hij haar pijn doen en geweld gebruiken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- door tegen die [slachtoffer] te zeggen "Ik wil dat je mij pijpt dan mag je naar huis" en/of "We gaan nu seks hebben en je gaat meewerken of we gaan het tegen je zin doen, anders ga je pijn krijgen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ZNO3BRISE van 11 december 2022, genummerd 2020369754, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 59. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 3 december 2020, pagina 25.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 3 december 2020, pagina 27.
4.Een proces-verbaal van aangifte van 3 december 2020, pagina 28.
5.Een proces-verbaal van aangifte van 3 december 2020, pagina 32.
6.Een proces-verbaal van aangifte van 3 december 2020, pagina 28.
7.Een kennisgeving van inbeslagneming van 13 november 2020, pagina 57.
8.Forensisch DNA-onderzoek van 1 december 2022, pagina 14.