ECLI:NL:RBMNE:2024:4224

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
11116969 \ UE VERZ 24-138
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om billijke vergoeding na onterecht ontslag op staande voet wegens werkweigering, diefstal, bedreiging en sextortion

In deze zaak verzoekt de werknemer, [verzoekster], de kantonrechter om een billijke vergoeding na een ontslag op staande voet door haar werkgever, [verweerster] B.V. Het ontslag vond plaats op 17 maart 2024, waarbij de werkgever verschillende redenen aanvoerde, waaronder werkweigering, diefstal, bedreiging en sextortion. De werknemer betwist deze beschuldigingen en stelt dat het ontslag onterecht is gegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet is verschenen en geen verweer heeft gevoerd. Hierdoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en heeft de werknemer in haar verzoeken gelijk gegeven. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 5.000,00, naast het achterstallig salaris, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding. Tevens zijn er nevenverzoeken toegewezen, waaronder de afgifte van specificaties van de betalingen en de afdracht van wettelijke premies. De beschikking is gegeven op 16 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11116969 UE VERZ 24-138 SV/40160
Beschikking van 16 juli 2024
inzake
[verzoekster],
te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J. Engels,
tegen:
de besloten vennootschap
[verweerster] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verweerster,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de gemachtigde van [verzoekster] met producties 1 tot en met 11, ter griffie ingekomen op 16 mei 2024;
- de mondelinge behandeling op 21 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juni 2024. [verzoekster] was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Engels. Namens [verweerster] is niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
Mr. Engels heeft ter zitting een kopie overgelegd van het op 19 juni 2024 aan [verweerster] betekende exploot van het verzoekschrift en de oproeping voor de zitting. Aan het einde van de mondelinge behandeling is uitspraak bepaald.
1.3.
Na de zitting heeft mr. Engels het originele exploot van betekening overgelegd.
1.4.
In een beschikking van de rechtbank Midden Nederland van 11 mei 2023 is
[A] h.o.d.n. [handelsnaam] als opvolgend bewindvoerder van [verzoekster] benoemd. Uit de stukken van de bewindvoerder van 27 en
28 juni 2024 blijkt dat de bewindvoerder van [verzoekster] instemt met het voeren van de procedure door [verzoekster] tegen [verweerster] en mr. J. Engels als gemachtigde. Dit betekent dat [verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is sinds 1 februari 2024 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst van [verweerster] , als medewerker verzorgende individuele gezondheidszorg (IG) voor 28 uur per week, tegen een salaris van € 13,27 bruto per uur, omgerekend per maand
€ 1.610,09 bruto, exclusief 8% vakantietoeslag. Daarnaast is [verzoekster] in het kader van een opleiding tot [.] aan een particuliere onderwijsinstelling met [verweerster] een leer-arbeidsovereenkomst (BBL-opleiding) overeengekomen voor een stage van 32 uur per week tegen een salaris van € 10,94 bruto per uur, te vermeerderen met vakantietoeslag.
2.2.
De heer [B] is aandeelhouder en enig bestuurder van [verweerster] . [verzoekster] kreeg tijdens het dienstverband van [B] verzoeken om de gebruikelijke werkzaamheden als verzorgende IG en overige werkzaamheden te verrichten. [verzoekster] heeft gedurende haar dienstverband geen salaris van [verweerster] ontvangen.
2.3.
Op zaterdag 16 maart 2024 heeft [verzoekster] , nadat zij een week reeds volledig had gewerkt, op verzoek van [verweerster] extra gewerkt vanwege een zieke collega. [B] heeft [verzoekster] vervolgens gevraagd om op zondag 17 maart 2024 een auto op te halen. [verzoekster] heeft dit geweigerd, maar zij heeft wel aangeboden dit op zaterdag te doen. [B] heeft van dit aanbod geen gebruik gemaakt. Op zondag 17 maart 2024 heeft [B] aan [verzoekster] een bericht gestuurd dat hij met haar om 12.00 uur de auto zou willen ophalen. [verzoekster] heeft dit geweigerd waarbij zij boos is geworden. [verweerster] heeft diezelfde dag een (outlook)bericht gestuurd naar [verzoekster] :

Aangifte/ontslag
Beste [verzoekster (voornaam)] nu krijg je direct ontslag op staande voet van onder andere redenen:
Diefstal op kantoor heb getuigen.
Werk weigering.
Bedrijgen.
En met directie sextortion.
Hier is ook aangifte gedaan bij politie.
Met vriendelijk groet [B (voornaam)] .”
2.4.
In een brief van 26 maart 2024 heeft de gemachtigde van [verzoekster] aan [verweerster] laten weten dat er geen dringende reden is voor een ontslag op staande voet. Daarbij heeft de gemachtigde namens [verzoekster] verzocht het salaris binnen een week te voldoen.
2.5.
[C] van [verweerster] heeft op 9 april 2024 een e-mail met 7 bijlagen gestuurd naar de gemachtigde van [verzoekster] . In de e-mail geeft [C] zijn vertaling van de bijlagen, die voornamelijk in de Turkse taal zijn. De bijlagen bevatten schermafbeeldingen van Whats-app-berichten die tussen [verzoekster] en [C] zijn verstuurd.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven en [verweerster] te veroordelen tot onder meer betaling aan haar van het achterstallig salaris, de wettelijke verhoging, een billijke vergoeding, de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Daarnaast heeft [verzoekster] verzocht om [verweerster] te veroordelen om aan haar een deugdelijke bruto-/netto-specificatie te geven waarin deze betalingen zijn verwerkt. [verzoekster] heeft verder een aantal andere nevenverzoeken ingediend.
3.2.
Aan haar verzoeken legt [verzoekster] ten grondslag dat er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet. [verzoekster] stelt dat zij geen werk heeft geweigerd en dat zij zich ook niet schuldig heeft gemaakt aan de overige aangevoerde dringende redenen: afpersing, diefstal, belediging van [verweerster] . Het gegeven ontslag is daarom onregelmatig. Vanwege de omstandigheden van het ontslag, de zware beschuldigingen en het niet-uitbetalen van het loon, maakt [verzoekster] ook aanspraak op een billijke vergoeding, naast de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding.

4.De beoordeling

Geen verweer4.1. Door [verweerster] is voorafgaand aan de zitting geen verweerschrift ingediend. Op de zitting is namens [verweerster] niemand verschenen. De kantonrechter heeft geconstateerd dat een afschrift van het verzoekschrift en de oproeping per gewone post van 31 mei 2024 zijn verstuurd naar het adres [adres] , [postcode] [plaats] . Uit het door [verzoekster] overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat in het handelsregister dit adres als bezoekadres van [verweerster] B.V. wordt vermeld. De oproeping is derhalve naar het juiste adres gestuurd. Uit het door de gemachtigde van [verzoekster] overgelegde exploot blijkt dat het verzoekschrift en de oproeping voor de zitting op 19 juni 2024 per exploot aan dit adres van [verweerster] zijn betekend. De kantonrechter concludeert hieruit dat [verweerster] , nadat zij daarvoor behoorlijk is opgeroepen, niet is verschenen en geen verweer voert tegen de verzoeken.
4.2.
Gelet op de in artikel 7:686a lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde vervaltermijn heeft [verzoekster] het verzoek tijdig ingediend.
Ontslag op staande voet4.3. De kantonrechter stelt bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet het volgende voorop. Het ontslag op staande voet is een uiterst middel dat slechts mag worden gegeven als van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in de beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem kunnen hebben.
4.4.
Volgens het e-mailbericht dat [verzoekster] op 17 maart 2024 heeft ontvangen, ligt aan het ontslag op staande voet ten grondslag diefstal, werkweigering, bedreiging en directie sextortion. Uit het e-mailbericht volgt dat [verweerster] zich blijkbaar op het standpunt stelt dat sprake is van meerdere, samengestelde, dringende redenen. De daarbij gebruikelijke formulering dat “de genoemde feiten en omstandigheden ieder op zichzelf en in onderlinge samenhang een dringende reden vormen voor het ontslag op staande voet” ontbreekt echter. Dit betekent dat als één van de aan [verzoekster] verweten gedragingen vervolgens niet komt vast te staan, maar de overige wel, de kans groter wordt dat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven. Daarbij komt dat in het e-mailbericht de aangevoerde redenen verder in het geheel niet onderbouwd zijn en [verzoekster] is hierop ook niet gehoord door [verweerster] .
4.5.
[verweerster] heeft nadien, op 9 april 2024 in een e-mail aan de gemachtigde van [verzoekster] schermafdrukken overgelegd van Whats-app-berichten die hij met [verzoekster] in de Turkse taal heeft gewisseld. [verweerster] heeft daarbij een vertaling van deze berichten gegeven en toegelicht waarom dit volgens haar een dringende reden vormt voor het ontslag. [verweerster] heeft in haar e-mail van 9 april 2024 onder meer het volgende geschreven:
“(..)
16 maart 2024 om 23.09 als je niet doet word ik boos, dan knip ik je zie ( bijlage 2) [verzoekster] . met andere woorden ik knip je lul.
16 maart 2024 om 23:11 Als [D (voornaam)] was had je gelijk gekocht,
zij krijgt meer aandacht dan ik,
ik ga ook als [D (voornaam)] doen,
ga je kopen zeg ik?( [verzoekster] zie bijlage 4)
16 maart 2024 om 23:35 wacht ik ga doen oke.( [B] ) zie bijlage 4)
Hier bedrijgt zij mij ik ga ook doen wat [D (voornaam)] hebt gedaan .het is een oude medewerker die in problemen gezet met niet uitvoeren van werk.
(..)
17 maart 2024 om 11:06 waarom moet ik dit doen voor jou? ik heb ook iets anders te doen, het is weekend,ik ben zat,ik wil niet naar [locatie] later. ik ga zo niet werken hoor wat denk jij?? ( [verzoekster] ) zie bijlage 5)
(..)
17 maart 11:30 mij maakt niet uit als je auto wil hallen of niet is niet mij probleem .je maakt mij niet blij nergens wat denk je dat ik van gister ben?( [verzoekster] )
ik poep jullie mond. zij hoort thuis blijven, zij gebruikt jou auto als prive,(zie bijlage 6 [verzoekster] )
4.6.
[verzoekster] heeft in het verzoekschrift gemotiveerd betwist dat er sprake is geweest van werkweigering, diefstal, bedreiging en afpersing door haar. Over de gestelde werkweigering heeft [verzoekster] toegelicht dat zij na een volledige werkweek en het extra werken op zaterdag, niet nog een dag, op zondag 17 maart 2024, wilde werken, terwijl zij nog helemaal geen salaris had ontvangen. Verder is de vertaling van de Whatsapp-berichten in de e-mail van
9 april 2024 volgens [verzoekster] een geheel eigen vertaling van [verweerster] , waarbij dingen onjuist worden weergegeven en ingevuld. [verweerster] heeft zich vervolgens niet verweerd.
4.7.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de door [verweerster] op 17 maart 2024 aangevoerde redenen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende zijn om het gegeven ontslag op staande voet te kunnen rechtvaardigen. De conclusie is dan ook dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. De verzochte verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, zal daarom worden toegewezen.
Billijke vergoeding4.8. Artikel 7:681 BW bepaalt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen
ófop zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. [verzoekster] heeft verzocht haar een billijke vergoeding toe te kennen van € 5.000,00 bruto.
4.9.
Omdat de arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, waarmee de ernstige verwijtbaarheid van [verweerster] is gegeven, heeft [verzoekster] op grond van artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a BW in beginsel recht op een billijke vergoeding. Bij het bepalen van de omvang van die vergoeding komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval, met inachtneming van de door de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) genoemde gezichtspunten. Het gaat er om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, waarbij rekening kan worden gehouden met de gevolgen van het ontslag, voor zover deze gevolgen zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter.
4.10.
[verzoekster] voert aan dat [verweerster] een ernstig verwijt gemaakt kan worden gemaakt van het feit dat zij ten onrechte zeer zware beschuldigingen tegenover [verzoekster] heeft geuit. Zij is daardoor zeer van slag. [verweerster] heeft [verzoekster] bewust beschadigd en dit is bekend bij haar collega’s en ook potentiële werkgevers. Vanwege het korte dienstverband is de transitievergoeding gering en is volgens [verzoekster] een billijke vergoeding van € 5.000,00 bruto op z’n plaats. [verweerster] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hiertegen geen verweer gevoerd. Gelet op de handelwijze van [verweerster] , in het bijzonder de ernst van de onvoldoende onderbouwde beschuldigingen en het feit dat zij onweersproken nimmer loon aan [verzoekster] heeft voldaan, zal de kantonrechter de niet weersproken billijke vergoeding van € 5.000,00 bruto toewijzen. Ook over het bedrag van de billijke vergoeding zal zoals verzocht de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na de datum van betekening van deze beschikking.
Transitievergoeding4.11. [verzoekster] heeft op grond van artikel 7:673 BW vanwege de opzegging van de arbeidsovereenkomst recht op de wettelijke transitievergoeding. Omdat tegen de hoogte van het gevorderde bedrag van € 75,30 bruto geen verweer is gevoerd, zal de kantonrechter dat bedrag toewijzen aan transitievergoeding. De wettelijke rente zal worden toegewezen conform het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, met ingang van 17 april 2024.
Gefixeerde schadevergoeding4.12. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Vast staat dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] onterecht onverwijld heeft opgezegd. Daarmee heeft zij opgezegd tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt. Tegen het door [verzoekster] gevorderde bedrag van € 2.580,30 bruto, inclusief vakantietoeslag, over de periode van 17 maart 2024 tot 1 mei 2024, heeft [verweerster] geen verweer gevoerd. De verzochte veroordeling tot betaling van € 2.580,30 bruto wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn zal dan ook worden toegewezen. De hierover verzochte wettelijke rente zal worden toegewezen conform het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, met ingang van 17 maart 2024.
Achterstallig salaris4.13. [verzoekster] heeft verzocht [verweerster] te veroordelen haar het achterstallig salaris te betalen over de periode van 1 februari 2024 tot en met 16 maart 2024, van € 1.610,09 bruto per maand, € 2.441,10 over deze gehele periode, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. [verweerster] heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter het gevorderde achterstallig salaris over de periode van 1 februari 2024 tot en met 16 maart 2024, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, zal toewijzen.
Wettelijke verhoging4.14. Nu [verweerster] geen verweer heeft gevoerd, staat vast dat [verweerster] het aan [verzoekster] toekomende achterstallige loon over de periode van 1 februari 2024 tot 17 maart 2024 niet tijdig heeft betaald. [verweerster] is daarom de maximale wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW verschuldigd vanaf de vierde dag na de dag waarop de betaling had moeten plaatsvinden. De kantonrechter is niet gebleken van omstandigheden die aanleiding kunnen geven om de wettelijke verhoging te matigen tot een lager percentage.
Opgebouwde, niet opgenomen vakantiedagen4.15. [verzoekster] stelt dat zij tijdens het dienstverband geen vakantiedagen heeft opgenomen. Zij heeft daarom verzocht [verweerster] te veroordelen de opgebouwde, niet genoten vakantiedagen aan haar uit te keren. [verweerster] heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter dit verzoek zal toewijzen.
Wettelijke rente4.16. De verzochte wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het achterstallig salaris en het loon voor de opgebouwde en niet opgenomen vakantiedagen zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen.
Overuren4.17. [verzoekster] heeft verzocht om [verweerster] te veroordelen om aan haar de vergoeding te betalen voor de overuren die zij heeft gewerkt. [verzoekster] heeft echter niet gesteld hoeveel overuren zij heeft gewerkt. Daarom zal de kantonrechter dit verzoek, dat te onbepaald is, afwijzen.
Bijdrage opleidingskosten4.18. [verzoekster] stelt dat [verweerster] had toegezegd een bijdrage van € 2.500,00 te betalen voor haar opleiding. Een dergelijke toezegging blijkt echter niet uit de door [verzoekster] overgelegde (leer-)arbeidsovereenkomsten. [verzoekster] heeft ook geen andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat [verweerster] deze toezegging heeft gedaan. Het verzoek om veroordeling van [verweerster] tot betaling van een bijdrage voor de opleiding is daarmee niet onderbouwd, zodat de kantonrechter dit verzoek zal afwijzen.
Specificaties4.19. Het verzoek om veroordeling van [verweerster] op straffe van een dwangsom van
€ 100,00 voor elke dag tot een maximum van € 5.000,00 dat zij binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking in gebreke blijft met afgifte van de specificaties van de toe te wijzen betalingen, is niet weersproken en zal worden toegewezen.
Concurrentie- en relatiebeding
4.20.
[verzoekster] heeft verzocht voor recht te verklaren dat het met [verweerster] overeengekomen non-concurrentie- en relatiebeding is vervallen, vanwege het ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerster] en het korte dienstverband. De kantonrechter zal dit verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, toewijzen.
Wettelijke premies
4.21.
[verzoekster] heeft verzocht [verweerster] te veroordelen de wettelijke premies voor onder andere WW, WIA en WAO af te dragen van het begin tot het einde van het dienstverband. [verweerster] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal dit verzoek daarom toewijzen.
Buitengerechtelijke kosten
4.22.
[verzoekster] verzoekt betaling van een bedrag van € 366,17 exclusief BTW aan buitengerechtelijke kosten. Ter onderbouwing stelt [verzoekster] dat namens haar herhaalde malen, zowel schriftelijk als telefonisch, is getracht betaling te verkrijgen van het door [verweerster] verschuldigde. [verweerster] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Naar het oordeel van de kantonrechter staat voldoende vast dat [verzoekster] in redelijkheid kosten heeft gemaakt om haar salaris betaald te krijgen. Het verzochte bedrag komt overeen met het tarief op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag van € 366,17 exclusief BTW zal daarom worden toegewezen zoals is verzocht.
Proceskosten4.23. [verweerster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 765,00, bestaande uit € 543,00 aan salaris gemachtigde, € 135,00 aan nakosten en € 87,00 aan griffierecht. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de door de griffier voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring4.24. De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, waartegen geen verweer is gevoerd, zal eveneens worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat het door [verweerster] op 17 maart 2024 gegeven ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven,
5.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van het achterstallig salaris van
€ 2.441,10 bruto voor de periode van 1 februari 2024 tot en met 16 maart 2024, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging berekend op de voet van artikel 7:625 BW alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] het loon voor de opgebouwde, maar niet opgenomen vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 5.000,00 bruto voor een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf veertien dagen na de datum van betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 75,30 bruto voor de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 17 april 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van een gefixeerde schadevergoeding van € 2.580,30 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf 17 maart 2024 tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt [verweerster] tot afgifte van deugdelijke specificaties van de hiervoor onder 5.2 tot en met 5.6 genoemde betalingen aan [verzoekster] , op straffe van een dwangsom van
€ 100,00 per dag of gedeelte daarvan dat [verweerster] binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.8.
verklaart voor recht dat het met [verweerster] overeengekomen non-concurrentie- en relatiebeding is vervallen,
5.9.
veroordeelt [verweerster] de verschuldigde wettelijke premies voor WW, WIA en WAO voor [verzoekster] af te dragen van het begin tot het einde van het dienstverband,
5.10.
veroordeelt [verweerster] om aan [verzoekster] een bedrag van € 366,17 exclusief BTW aan buitengerechtelijke kosten te betalen,
5.11.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten van € 765,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [verweerster] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet [verweerster] ook de kosten van betekening betalen,
5.12.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.