10.1.De rechtbank is er door mededelingen van de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn in een aantal andere op zitting behandelde zaken mee bekend dat correcties voor de KOUDVL-verschillen niet automatisch op het taxatieverslag worden afgedrukt, maar wel met een handmatige handeling door de heffingsambtenaar geraadpleegd kunnen worden. De rechtbank is er ook ambtshalve mee bekend dat op de taxatieverslagen voor recentere belastingjaren deze correctiepercentages wel staan. Dit betekent dat de correctiepercentages voor de KOUDVL-verschillen voor de heffingsambtenaar raadpleegbaar zijn en aan eiser ter beschikking gesteld hadden kunnen worden, zoals uiteindelijk ook in beroep is gedaan. Nu de heffingsambtenaar de correcties voor KOUDVL-verschillen desgevraagd niet heeft verstrekt in de bezwaarfase, heeft hij de toezendverplichting van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ geschonden. De rechtbank ziet aanleiding het in de bezwaarfase ontstane gebrek te passeren, omdat de waarde is onderbouwd met een taxatiematrix en de WOZ-waarde niet langer in geschil is. Omdat eiser pas in beroep kennis heeft kunnen nemen van de gegevens die van belang zijn om de juistheid van de waardebeschikking te kunnen controleren, ziet de rechtbank wel aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten die eiser in beroep heeft gemaakt. Ook ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.
De vergoeding van de proceskosten
11. Op 1 januari 2024 is artikel 30a van de Wet WOZ in werking getreden. Op grond van het eerste en tweede lid worden de te vergoeden proceskosten vermenigvuldigd met de daar bepaalde factor. Op grond van het overgangsrecht blijft deze wettelijke vermenigvuldigingsfactor echter buiten toepassing, omdat de aanslag en de uitspraak op bezwaar van voor 1 januari 2024 dateren.De rechtbank bepaalt de wegingsfactor voor de proceskosten overeenkomstig haar uitgangspunten.De rechtbank berekent de vergoeding als volgt.
12. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,00 met een wegingsfactor 0,25, omdat het geschil is beperkt tot de proceskosten. De gemachtigde van eiser heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De totale vergoeding bedraagt daarom € 437,50. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
13. De rechtbank wijst de heffingsambtenaar erop dat hij op grond van deze uitspraak te vergoeden bedragen voor proceskosten en griffierecht uitsluitend mag uitbetalen op een bankrekening die op naam staat van eiser. Dat volgt uit artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ, waarvoor geen overgangsrecht geldt.