ECLI:NL:RBMNE:2024:4151

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
569386
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst tweedehands auto; non-conformiteit en dwaling

In deze zaak heeft eiser een tweedehands BMW X5 gekocht van gedaagde, maar de auto vertoont verschillende mankementen. Eiser doet een beroep op non-conformiteit en dwaling, omdat hij meent dat de auto niet voldoet aan de verwachtingen die hij op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. De rechtbank oordeelt echter dat de geconstateerde mankementen niet van voldoende betekenis zijn om te spreken van non-conformiteit. De mankementen zijn relatief eenvoudig te ontdekken en herstellen, en vormen geen gevaar voor de verkeersveiligheid. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af, omdat hij niet kan aantonen dat de auto non-conform is en ook zijn beroep op dwaling niet slaagt. Eiser had moeten begrijpen dat een tweedehands auto mankementen kan vertonen en dat de kans daarop groter is naarmate de auto ouder is en meer kilometers heeft gereden. De rechtbank concludeert dat de overeenkomst niet buitengerechtelijk is ontbonden en dat eiser de proceskosten moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/569386 / HA ZA 24-57
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eiser,
advocaat: mr. L.W. van de Wetering,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. T.C. Cooman.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 januari 2024, met producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord, met productie A tot en met I;
  • de oproep voor de mondelinge behandeling, verzonden op 16 april 2024;
  • de brief van 3 mei 2024 van [gedaagde] , met aanvullende producties J en K;
  • de brief van 17 mei 2024 van [eiser] , met aanvullende producties 19 tot en met 31;
  • de brief van 28 mei 2024 van [eiser] , met aanvullende productie 32;
  • de mondelinge behandeling van 29 mei 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft een tweedehandse auto gekocht van [gedaagde] . De auto blijkt verschillende mankementen te hebben. Eén van de mankementen is het optreden van misfires en cilinderoverslag. In een cilinder vindt dan geen (goede) verbranding plaats waardoor de motor onregelmatig loopt. Er zijn nog wat andere dingen niet goed aan de auto, volgens [eiser] , terwijl hij over de onderhoudshistorie verkeerd is ingelicht. Hij is dan ook van mening dat de auto non-conform is: de auto bezit niet de eigenschappen die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [eiser] vordert daarom een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden. Ook vordert hij schadevergoeding. En anders beroept hij zich op dwaling. Maar [eiser] krijgt ongelijk. De rechtbank wijst zijn vorderingen af.

3.De beoordeling

Beroep op non-conformiteit slaagt niet
3.1.
[eiser] heeft op 18 mei 2023 een tweedehandse BMW X5 uit 2014 met een kilometerstand van 169.859 (hierna: de auto) van [gedaagde] gekocht voor € 32.750,-. Volgens [eiser] beantwoordt de auto niet aan de overeenkomst, omdat de auto niet de eigenschappen bezit die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De auto is daarom non-conform. Daarop baseert [eiser] zijn vordering dat de rechtbank voor recht verklaart dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk door hem is ontbonden per 2 oktober 2023. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een non-conforme auto. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De geconstateerde mankementen zijn niet van voldoende betekenis en leveren geen gevaar op voor de verkeersveiligheid
3.2.
[eiser] stelt dat de volgende mankementen aan de auto zijn geconstateerd:
1. een vervuilde lucht- en interieurfilter;
2. een defect panorama dak;
3. een lekkage aan de voorruit;
4. een olielekkage aan de krukaskering;
5. een niet goed afsluitende carterplug;
6. het optreden van trillingen tijdens het rijden op diverse snelheden;
7. het optreden van misfires en cilinderoverslag.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat deze mankementen zijn opgetreden, maar dat wil niet zeggen dat de auto non-conform is.
3.3.
Bij de beoordeling of sprake is van non-conformiteit, geldt als maatstaf of de gekochte zaak de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [1] Bij een tweedehandse auto (die bestemd is om aan het verkeer deel te nemen) wordt aangenomen dat deze niet aan de overeenkomst beantwoordt als 1) sprake is van een gebrek dat niet eenvoudig te ontdekken en herstellen is en 2) dat gebrek een gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid. [2] Dat een auto geen gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid, wil niet per definitie zeggen dat deze daarmee aan de overeenkomst beantwoordt. Beoordeeld moet worden wat de koper, op grond van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de zaak en de mededelingen van de verkoper, van de auto mocht verwachten. [3]
3.4.
De mankementen genoemd onder 1 tot en met 6 zijn relatief eenvoudig te ontdekken en herstellen. Deze mankementen maken daarom de auto niet non-conform. Overigens blijkt uit de overgelegde factuur (productie 4 [eiser] ) dat de kosten van het herstel van deze mankementen in een redelijke verhouding staan tot de aankoopprijs van de auto.
3.5.
De rechtbank begrijpt uit de opstelling van [eiser] in deze rechtszaak dat hij mankement 7, de misfires en cilinderoverslag, als het ernstigste beschouwt. Maar dit mankement maakt de auto ook niet non-conform. Op 19 mei 2023, een dag na de aankoop, had een vriend van [eiser] een vreemd geluid bij de auto opgemerkt. Hierna heeft [eiser] een diagnose laten stellen door [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ).
3.6.
In de diagnose van 6 juni 2023 van [bedrijf 1] (productie 4 [eiser] ) staat kort gezegd dat er af en toe sprake is van compressieverlies in cilinder 6. Om een verdere diagnose te stellen zal de motor moeten worden gedemonteerd, aldus [bedrijf 1] . In de rapportage van 20 juni 2023 van [bedrijf 2] (productie 5 [eiser] ) komt [deskundige 1] (de partijdeskundige van [eiser] ) tot deze conclusie:
‘Als conclusie hebben wij kunnen vaststellen dat het probleem, de compressieverlies wat zorgt voor een cilinderoverslag herkenning, zich voordoet tijdens het stationair draaien en ook tijdens het rijden wat afkomstig is van het motorblok (onderste deel van de motor)
!LET OP! Wij raden ten strengste af om met de auto door te rijden!’
3.7.
Daar staat tegenover dat de heer [deskundige 2] (de partijdeskundige van [gedaagde] ) van [bedrijf 3] vindt dat deze conclusie niet getrokken kan worden. In zijn rapport van 12 maart 2024 (productie I [gedaagde] ) staat daarover:
‘In het onderblok zorgt de op en neergaande zuiger, door middel van de bijbehorende zuigerveren, in de cilinderwand van de motor, voor deze compressie, de samendrukking van het lucht/brandstofmengsel.
Overmatige slijtage of beschadigen van de cilinderwand en versleten, gebroken of vastzittende zuigerveren zouden dan kunnen leiden tot een verminderde, onvoldoende compressie in de betreffende cilinder van de motor.
Een dergelijk falen is echter constant. Als van een dergelijk falen sprake is zal de compressie altijd te laag zijn bij de meting. Daarvan is in dit geval geen sprake.’
Daarbij heeft [deskundige 2] op de zitting toegelicht dat de oorzaak van de misfires en cilinderoverslag moet worden gezocht in vervuilde kleppen van de cilinder. Door vervuiling kan de bediening van de kleppen zijn verstoord. Daardoor kan het zijn dat een klep niet volledig afsluit en een misfire ontstaat. Naarmate er meer kilometers worden gereden met de auto, neemt de vervuiling toe. Het kan daarom worden gezien als slijtage, aldus [deskundige 2] .
3.8.
De rechtbank acht het niet voor de hand liggend dat de misfires en cilinderoverslag afkomstig zijn van het motorblok. Voor de aankoop heeft [eiser] de auto laten uitlezen. Naast de foutcodes die verband houden met het stuur, waren er toen geen andere foutcodes naar voren gekomen die te maken hadden met het motorblok. Na de koop is er ook geen waarschuwingslampje gaan branden. Pas als er voortdurend meer misfires in één cilinder (in dit geval cilinder 6) optreden dan in de andere cilinders, verschijnt een waarschuwingslampje. Dat volgt uit de omschrijving van de daarop betrekking hebbende foutcode (productie F [gedaagde] ). Met andere woorden, pas vanaf het moment dat een waarschuwingslampje brandt, is het optreden van de misfires en cilinderoverslag van voldoende betekenis. In dit geval treden de misfires en cilinderoverslag af en toe op en daardoor kunnen ze niet worden aangemerkt als een gebrek dat de auto non-conform maakt. Bovendien heeft [eiser] na de aankoop nog 3.366 kilometer kunnen rijden met de auto.
3.9.
Daar komt bij dat het optreden van misfires en cilinderoverslag geen gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid. Beide partijdeskundigen hebben ter zitting verklaard dat het optreden van misfires en cilinderoverslag, onder de bovengenoemde omstandigheden, een goedkeuring van de APK niet in de weg staat. Dat betekent dat de auto mechanisch en technisch gezien voldoende veilig is om deel te nemen aan het verkeer. En daarom is er ook in dit opzicht geen sprake van een auto die niet voldeed aan wat [gedaagde] mocht verwachten.
3.10.
Verder overweegt de rechtbank dat [eiser] niet zonder meer mocht aannemen dat de auto helemaal geen mankementen zou vertonen. Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] geen professionele autoverkoper is. Dat (de broer van) [gedaagde] heeft gezegd dat de auto in goede staat verkeerde, moet gezien worden als een algemene aanprijzing. Een auto is bij normaal gebruik onderhevig aan slijtage en in het algemeen geldt dat de kans op mankementen groter wordt naarmate de auto ouder is en meer kilometers heeft gereden. Een koper van een tweedehandse auto moet dan ook rekening houden met het bestaan van mankementen. Ook is hier van belang dat [eiser] samen met een bevriende monteur de auto heeft proefgereden. Tijdens de proefrit reed de auto zonder problemen. [eiser] heeft toen ervoor gekozen om geen aankoopkeuring te laten verrichten. Vervolgens heeft hij de auto zonder garantie geaccepteerd van [gedaagde] .
3.11.
Op grond van al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een non-conforme auto. Dat betekent dat de overeenkomst niet buitengerechtelijk is ontbonden. De rechtbank zal daarom de verklaring voor recht dat dit wél het geval is, afwijzen.
Beroep op dwaling slaagt ook niet
3.12.
In de tweede plaats vordert [eiser] vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling. Hij stelt, dat als hij had geweten dat de auto de in 3.2 genoemde mankementen had en de onderhoudshistorie afwijkt van wat hem is verteld, hij nooit de auto van [gedaagde] zou hebben gekocht. De rechtbank oordeelt dat het beroep op dwaling niet slaagt.
3.13.
In artikel 6:228 lid 1 BW staan drie gevallen genoemd waarin dwaling (een onjuiste voorstelling van zaken) zich voor kan doen, namelijk a) door een inlichting door de wederpartij, b) door schending van de mededelingsplicht of c) de wederpartij is zelf ook onwetend (wederzijdse dwaling).
[gedaagde] heeft zijn mededelingsplicht niet geschonden bij de mankementen
3.14.
[eiser] stelt dat [gedaagde] wist van het optreden van misfires en cilinderoverslag en dit heeft verzwegen voor [eiser] . Volgens [eiser] heeft [gedaagde] dan ook zijn mededelingsplicht geschonden. De rechtbank verwerpt dit standpunt. [gedaagde] heeft een mededelingsplicht voor zover het gaat om zaken die hij weet of behoort te weten en die van belang zijn voor de aankoopbeslissing van [eiser] . [gedaagde] heeft verklaard de misfires en cilinderoverslag niet te hebben opgemerkt. Dat de bobine en injector van cilinder 6 er nieuwer uitzagen dan de bobines en injectors van de andere cilinders, wil niet zeggen dat [gedaagde] wist dat er bij de verkoop een mankement was bij cilinder 6. Zelfs als [gedaagde] van een eerder mankement wel op de hoogte was, waarna hij de bobine en de injector heeft laten vervangen (waardoor die er nieuwer uitzagen), blijft het oordeel onveranderd. Een vervangen onderdeel is namelijk geen aanwijzing voor een daarna nog bestaand gebrek. Het mankement zou namelijk door de vervanging verholpen moeten zijn. [gedaagde] had dus ook niet de plicht om [eiser] over die eventuele vervanging te informeren.
3.15.
Ten aanzien van de overige mankementen is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] hiervan op de hoogte was en dit heeft verzwegen voor [eiser] . Van een schending van de mededelingsplicht is dan ook geen sprake.
Onjuiste inlichtingen over de onderhoudshistorie van de auto
3.16.
Daarnaast stelt [eiser] dat (de broer van) [gedaagde] onjuiste inlichtingen heeft gedaan over de onderhoudshistorie van de auto. Tijdens de bezichtiging heeft [eiser] aan de broer van [gedaagde] uitdrukkelijk naar de onderhoudshistorie gevraagd. Volgens [eiser] zorgde de broer van [gedaagde] namelijk voor het onderhoud van de auto. Hierop zou de broer van [gedaagde] hebben geantwoord dat recent onderhoud is verricht aan de auto. Daarna heeft [eiser] de onderhoudshistorie bekeken in het dashboardsysteem van de auto. Van het dashboardsysteem was af te lezen dat [bedrijf 4] op 11 februari 2021 en 24 januari 2023 onderhoud heeft verricht.
3.17.
Nadat de mankementen waren geconstateerd, heeft [eiser] navraag gedaan naar deze onderhoudsbeurten bij [bedrijf 4] . In een e-mail van 1 mei 2024 (productie 28 van [eiser] ) laat [bedrijf 4] het volgende weten:
‘Er is op 11/02/2021 en 24/01/2023 geen onderhoud uitgevoerd bij " [bedrijf 4] ". Hoe die BMW code [bedrijf 5] bij u in de auto komt kunnen wij geen antwoord op geven.
Het laatste onderhoud wat uitgevoerd in bij ons is op 08/05/2020, maar die staat niet genoteerd in de auto, wat wel de bedoeling is. […]‘
3.18.
Volgens [eiser] zijn deze onderhoudsbeurten dan ook door of in opdracht van (de broer van) [gedaagde] in het dashboardsysteem geprogrammeerd. Dit blijkt echter nergens uit. Afgezien daarvan had de broer van [gedaagde] de auto niet daadwerkelijk in onderhoud. Dit was ten tijde van de aankoop ook bekend bij [eiser] . Verder is niet gebleken dat [gedaagde] zelf of zijn broer wisten van deze afwijking in de onderhoudshistorie. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij de auto in onderhoud had bij [bedrijf 6] . Hij was dan ook in de veronderstelling dat dit garagebedrijf de onderhoudsbeurten correct in het dashboardsysteem had vastgelegd. Hij vermoedt dat die garage echter de BMW-code van [bedrijf 4] heeft gebruikt bij het invoeren van de onderhoudsbeurten. Daarmee is dus niet komen vast te staan dat [gedaagde] of zijn broer [eiser] bewust onjuist hebben geïnformeerd over de onderhoudshistorie.
[eiser] heeft gedwaald over de onderhoudshistorie en de mankementen, maar [gedaagde] ook. Dit blijft voor rekening van [eiser]
3.19.
Niet alleen [eiser] , maar ook [gedaagde] had een onjuiste voorstelling van zaken: de van het dashboard af te lezen onderhoudshistorie was niet de werkelijkheid, maar dat wist niemand. Ook wist [gedaagde] , net als [eiser] , niet van de mankementen. Omdat [gedaagde] heeft moeten begrijpen dat de onderhoudshistorie en het wel of niet bestaan van mankementen relevant was voor de aankoopbeslissing van [eiser] , is sprake van wederzijdse dwaling. [eiser] is van mening dat deze wederzijdse dwaling dan voor rekening moet komen van [gedaagde] . De rechtbank deelt dit standpunt niet.
3.20.
De vernietiging van de overeenkomst kan namelijk niet worden gegrond op een dwaling die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven. [4] Zoals eerder in dit vonnis is overwogen, geldt in het algemeen dat de kans op mankementen groter wordt naarmate de auto ouder is en meer kilometers heeft gereden. Een tweedehandse auto is bij normaal gebruik onderhevig aan slijtage. Gezien de leeftijd van de auto en de kilometerstand moest [eiser] er bedacht op zijn dat er binnen afzienbare tijd onderhoud vereist kan zijn. Als dan na de aankoop blijkt dat geen of onvoldoende onderhoud is verricht, is dat in verband met de in het verkeer geldende opvattingen voor risico en rekening van [eiser] .
Dit geldt ook ten aanzien van de afwijkende onderhoudshistorie. Stel dat wordt aangenomen dat geen onderhoud is verricht aan de auto, dan is het denkbaar dat dit verband houdt met de geconstateerde mankementen. Hiervoor is echter al overwogen dat de mankementen niet zwaarwegend genoeg zijn voor ontbinding van de overeenkomst. Dat zijn ze ook niet voor vernietiging van de overeenkomst. De dwaling over de afwijkende onderhoudshistorie kan daarom geen grond zijn voor vernietiging.
Conclusie
3.21.
De conclusie is dat het beroep van [eiser] op non-conformiteit en het beroep op dwaling niet slagen. De vordering tot schadevergoeding is dan ook niet toewijsbaar. De rechtbank zal daarom de vorderingen van [eiser] afwijzen. Dat betekent ook dat de overige verweren van [gedaagde] , waaronder het beroep op de klachtplicht, onbesproken kunnen blijven.
[eiser] moet de proceskosten betalen
3.22.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × tarief € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.931,00
3.23.
De rechtbank zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals [gedaagde] heeft gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 3.931,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart nummer 4.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.
5315

Voetnoten

1.Artikel 7:17 lid 1 en 2 BW.
2.Zie Hoge Raad 15 april 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC1338).
3.Zie Hoge Raad 8 juli 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AT3097).
4.Artikel 6:228 lid 2 BW.