ECLI:NL:RBMNE:2024:4140

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
16/080728-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkeersongeval onder invloed van lachgas en alcohol met letsel aan slachtoffers

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 oktober 2018 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de A12 te De Meern. De verdachte, die onder invloed van alcohol en lachgas reed, botste tegen een voor hem rijdende auto, waardoor de inzittenden, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], letsel opliepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van het ongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Na het ongeval heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat er letsel was toegebracht aan de inzittenden van de andere auto.

Tijdens de zitting op 27 juni 2024 heeft de verdediging betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege het tijdsverloop en de schending van het recht op een eerlijk proces. De rechtbank heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat er geen sprake was van een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld voor het veroorzaken van het verkeersongeval en het verlaten van de plaats van het ongeval.

De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 100 uren opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming deze kan worden omgezet in 50 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor een jaar de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/080728-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 28 oktober 2018 in De Meern een verkeersongeval heeft veroorzaakt door na voorafgaand gebruik van alcohol ook lachgas te gebruiken tijdens het rijden, waarbij hij met een steeds hogere snelheid is gaan rijden en niet tijdig in staat is gebleken af te remmen waardoor hij in botsing is gekomen met een voor hem rijdende auto en waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van normale bezigheden is ontstaan;
Feit 2:op 28 oktober 2018 in De Meern de plaats van het verkeersongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of moest vermoeden dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] letsel hadden opgelopen en in hulpeloze toestand werden achtergelaten.

3.VOORVRAGEN

De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging van verdachte. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat er sprake is van een dusdanig tijdsverloop, waardoor het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) geschonden zou zijn. Volgens de raadsman leunt het dossier voor een groot deel op twee belastende getuigenverklaringen van de twee inzittenden in de auto van verdachte. De verdediging is pas eind 2023 op de hoogte geraakt van de vervolgingsbeslissing en het tijdsverloop heeft tot gevolg dat het nader horen van deze getuigen niet meer zinvol zou zijn, omdat herinneringen van getuigen door tijdsverloop verbleken.
Door het tijdsverloop zijn er aldus beperkingen ontstaan in het horen van de getuigen en dit moet ertoe leiden dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsman heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij de uitspraak van het Hof Den Haag van 4 mei 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1306
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Er is weliswaar sprake van een fors tijdsverloop, maar dit dient gevolgen te hebben voor de strafmaat en niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid. Daarnaast heeft de officier van justitie erop gewezen dat het Openbaar Ministerie meerdere malen heeft geprobeerd verdachte te horen en toestemming te verkrijgen om zijn bloed in te zenden naar het NFI voor onderzoek, maar er kwam geen reactie van verdachte. Dat de getuigen niet meer betrouwbaar kunnen verklaren en een dergelijke heftige gebeurtenis niet meer kunnen herinneren, berust volgens de officier van justitie slechts op een aanname.
Het oordeel van de rechtbank
Voor niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie moet sprake zijn van een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. De beslissing om tot vervolging over te gaan, leent zich in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een behoorlijke procesorde.
De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijk uitzonderlijk geval geen sprake is. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdediging er zelf voor heeft gekozen om niet te verzoeken getuigen te horen en dat - in tegenstelling tot de zaak waar de raadsman naar verwijst - niet is gebleken van een feitelijke onmogelijkheid om de getuigen nog nader te horen. Ook anderszins is niet gebleken van dusdanig tijdsverloop wat het recht op een eerlijk proces in de weg zit.
De rechtbank ziet weliswaar dat de zaak (onnodig) stil heeft gelegen, maar verbindt hier niet de conclusie aan dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging. De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank zal de zaak daarom inhoudelijk beoordelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder 1 en 2 aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte kan worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en dat het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde.
Verdachte heeft bekend dat hij lachgas heeft gebruikt, dat het invloed heeft gehad op zijn rijgedrag en dat daardoor het ongeval is veroorzaakt. De raadsman heeft betoogd dat de ten laste gelegde feitelijke gedragingen kunnen worden bewezen en het rijgedrag gekwalificeerd kan worden als aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, maar dat het letsel niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel of letsel waaruit tijdelijke verhindering voortvloeit. Hierdoor is niet voldaan aan alle vereisten van artikel 6 WVW en moet verdachte vrijgesproken worden.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 geen bewijsverweer gevoerd.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Daarnaast acht de rechtbank het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal na de bewijsmiddelen nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 juni 2024;
  • een proces-verbaal van aanrijding misdrijf.
ten aanzien van feit 1
Een proces-verbaal van aanrijding misdrijf, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum: 28 oktober 2018
Omstreeks: 02:37 uur
Locatienaam: A12
Plaats: De Meern [3]
Betrokken partijen:
- Betrokken voertuig 1, Seat Mii, [kenteken] , bestuurder [verdachte]
- Betrokken voertuig 2, [kenteken] Citroen C1, bestuurder [slachtoffer 1]
- Betrokken persoon 3, passagier [slachtoffer 2] [4]
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen:
- [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 2] . [5]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 28 oktober 2018 als bestuurder een verkeersongeval heb veroorzaakt. Ik heb onverantwoordelijk rijgedrag vertoond. Voordat ik de auto instapte had ik twee wijntjes gedronken. Ik stopte op de vluchtstrook om een lachgasballon te nemen. Daarna ben ik verder gaan rijden, terwijl ik blijkbaar niet scherp genoeg was om verder te rijden.
U vraagt mij welke invloed lachgasballonnen op mij had. Na het nemen van lachgasballonnen voel ik mij een beetje zweverig. Het heeft alles behalve een positieve invloed op het rijden, want het inschattingsvermogen wordt slechter.
Verklaring van getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zijn in de auto van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte)
gestapt. Nadat hij lachgas had ingenomen zag ik dat hij steeds harder ging rijden. Hierna botsten we tegen de achterkant van een andere auto. [6]
Verklaring van getuige [slachtoffer 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zat bij [verdachte] in de auto. Ik zag dat [verdachte] terwijl hij op de vluchtstrook stond lachgas ging gebruiken. Vrijwel direct daarna reed [verdachte] weer de snelweg op. Ik zag dat [verdachte] met een hand het stuur vasthield en met zijn andere hand een lachgasballon aan zijn mond hield. Hij ging steeds harder rijden. Vanuit het niets knalden we keihard tegen de auto voor ons. [7]
Op dit moment heb ik aangezichtsletsel. Aan de linkerzijde van mijn voorhoofd heb ik een flinke snede. Door de arts zijn hier zes hechtingen in geplaatst. Daarnaast heb ik in mijn hele gezicht pijn en heb ik begrepen dat dit gekneusd is. Hetzelfde geldt voor de linkerzijde van mijn bovenlichaam. [8]
Een geneeskundige verklaring van 2 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [voornamen]
Uitwendig waargenomen letsel:
- bloeduitstortingen op extremiteiten
- fors verhoogde spierspanning/beperking schouders, nek, onderrug
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 28 oktober 2019(de rechtbank begrijpt: 28 oktober 2018).
Geschatte duur van de genezing: nog maanden. [9]
Een geneeskundige verklaring van 2 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [voornamen]
Uitwendig waargenomen letsel: pijn nek, rug, schouders
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 30 oktober 2018.
Nog steeds bij fysiotherapie onder behandeling, heeft een injectie in beide schouders gekregen.
Heeft een injectie gekregen in beide schouders.
Geschatte duur van de genezing: zal nog zeker paar maanden duren. [10]
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] op 15 februari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten gevolge van deze aanrijding hebben mijn man en ik behoorlijke verwondingen opgelopen. Zelf had en heb ik nog steeds hoofd, nek en schouderklachten, waarvoor ik nog steeds bij de fysiotherapeut en huisarts en het ziekenhuis loop. [11]
Verklaring van slachtoffer [slachtoffer 2] op 15 februari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 oktober 2018 reden wij op de A12.
Ik zag dat schuin achter ons een zwarte Seat reed, die links achter/naast ons reed . Plotseling voelde ik dat deze auto tegen onze auto aanreed. Ik voelde linksachter van onze auto een klap, ten gevolge van deze aanrijding schoven wij naar de rechterzijde van de weg tegen de vangrail aan. Mijn vrouw stuurde bij waarop wij naar de middenberm schoven en tegen de vangrail in het midden van de weg kwamen.
Ik had letsel aan mijn nek en schouders opgelopen. [12] Voor deze klachten loop ik nog steeds onder behandeling bij mijn huisarts en psycholoog. Ik was bezig een eigen zaak te starten. Ten gevolge van mijn letsel kan dat niet meer. [13]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Causaliteit
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dat betekent allereerst dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het verkeersongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak het geval.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto na gebruik van alcohol en onder invloed van lachgas gereden. Verdachte heeft vervolgens onvoldoende zicht gehouden op de rijbaan en het verkeer om hen heen, waardoor hij met verhoogde snelheid tegen de achterkant van de (rechts) voor hem rijdende auto is gebotst waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zaten. Verdachte heeft bekend dat hij lachgas had gebruikt, dat het gebruik van lachgas invloed heeft gehad op zijn rijgedrag en dat daardoor het ongeval is veroorzaakt. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het verkeersongeval is veroorzaakt door de gedragingen van verdachte en dat het verkeersongeval redelijkerwijs als gevolg van het handelen van verdachte aan hem kan worden toegerekend. Dat heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan.
Mate van schuld
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld in welke mate het verkeersongeval aan verdachte kan worden verweten. Bij de vaststelling van de mate waarin verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld. Bij de beoordeling van de schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank dat verdachte na het gebruik van alcohol in zijn auto is gestapt. Daarnaast heeft verdachte zijn auto bestuurd onder invloed van lachgas. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol en lachgas de rijvaardigheid negatief beïnvloedt. Door na gebruik van alcohol en lachgas te gaan rijden heeft verdachte zichzelf (opzettelijk) in een toestand gebracht waarin hij feitelijk niet meer in staat was de auto te besturen. Dit heeft verdachte ook zelf ter terechtzitting verklaard door te zeggen dat het gebruik van lachgas invloed had op zijn rijgedrag en hij eigenlijk niet scherp genoeg was om nog door te kunnen rijden. Als gevolg hiervan is verdachte met een steeds hogere snelheid gaan rijden, heeft hij onvoldoende zicht gehouden op het verkeer om hem heen en is hij vervolgens met onverminderde snelheid tegen de achterkant van een (rechts) voor hem rijdende auto gebotst. Verdachte had in de gegeven situatie anders kunnen en moeten handelen door simpelweg niet onder invloed van alcohol en lachgas in zijn auto te rijden en aan het verkeer deel te nemen. Door dit rijgedrag heeft verdachte zichzelf, zijn medepassagiers en de overige weggebruikers in een gevaarlijke situatie gebracht. Door zich op voornoemde wijze in het verkeer te gedragen is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend geweest, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Partiële vrijspraak zwaar lichamelijke letsel
Ten gevolge van het ongeval hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel opgelopen. Beide slachtoffers zijn na het ongeval kort naar het ziekenhuis meegenomen.
Uit de geneeskundige verklaring ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 1] blijkt dat zij door het ongeval bloeduitstortingen en een fors verhoogde spierspanning/beperking op schouders, nek en onderrug heeft opgelopen.
Uit de geneeskundige verklaring ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 2] blijkt dat hij pijn aan zijn nek, rug en schouders had. Daarnaast blijkt uit de geneeskundige verklaring dat hij last heeft van psychisch lijden en gesprekken heeft met de praktijkondersteuner GGZ, dat hij nog steeds bij de fysiotherapie onder behandeling is en dat hij een injectie in beide schouders heeft gekregen.
Het dossier bevat echter, naast bovengenoemde letselverklaringen, geen nadere objectieve medische gegevens over het letsel van de slachtoffers. De ernst, de noodzaak en aard van (eventueel) medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel kunnen daarom niet worden vastgesteld. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat het letsel van de slachtoffers niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel en zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Tijdelijke ziekte en verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden
Anders dan de raadsman is de rechtbank wel van oordeel dat sprake is van letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan. Ongeveer vier maanden na het ongeval hebben beide slachtoffers een verklaring afgelegd bij de politie, waaruit blijkt dat zij nog steeds last hebben van het ongeval. [slachtoffer 1] had nog steeds last van haar nek, schouders en onderrug en [slachtoffer 2] was bezig met een bedrijf op te starten, maar kon deze werkzaamheden niet meer uitvoeren vanwege zijn letsel. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van lichamelijk letsel, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 28 oktober 2018 te De Meern, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Seat Mii gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de Rijksweg A12,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
(na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank)
- lachgas te gebruiken tijdens het rijden en
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet voldoende onder controle te houden
en met een steeds hogere snelheid te rijden en
- met een snelheid te rijden die zo hoog was dat hij niet in staat was tijdig af te
remmen en snelheid te verminderen en
- onvoldoende zicht te houden op de rijbaan en rekening te houden met het
verkeer om hem heen en
- (hierdoor) met onverminderde snelheid met dat motorrijtuig tegen de
(linker)achterzijde van een (rechts) voor/naast hem rijdend motorrijtuig (te weten:
een Citroën C1 gekentekend [kenteken] ) aan te rijden/botsen ten gevolge waarvan
die Citroën tegen de rechtervangrail is gereden/gebotst en vervolgens tegen de
vangrail van de middenberm is gereden/gebotst en (aldaar) tot stilstand is
gekomen, waardoor anderen, te weten de inzittenden van die Citroën: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werden toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
2
hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een
motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in De Meern op de Rijksweg A12, op 28 oktober 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) letsel en/of schade was toegebracht en die anderen in hulpeloze toestand werden achtergelaten;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2
ov
ertreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en c van de Wegenverkeerswet 1994; meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, in het voordeel van verdachte rekening te houden met het tijdsverloop en aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie.
Daarnaast heeft de raadsman benadrukt dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om weer aan het werk te kunnen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door onder meer tijdens het rijden lachgas te gebruiken, als gevolg waarvan hij tegen een voor hem rijdende personenauto is gebotst en waardoor de inzittenden van deze personenauto letsel hebben opgelopen. De bestuurder van de personenauto waarop verdachte is gebotst, mevrouw [slachtoffer 1] , was op dat moment zeven maanden zwanger. Gelukkig is de baby ongedeerd gebleven, maar dat is niet aan verdachte te danken. Mevrouw [slachtoffer 1] en haar man, die als passagier in de auto zat, hebben allebei wel ander letsel aan het ongeval opgelopen waar zij nog lang, ook psychisch, last van hebben gehad. Verdachte mag van geluk spreken dat het verkeersongeval geen ernstigere gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers, zijn medepassagiers en hemzelf. Met zijn rijgedrag heeft verdachte de verkeersveiligheid op onacceptabele wijze in gevaar gebracht. Daar komt bij dat verdachte na het ongeval is weggerend en zich niet om de slachtoffers heeft bekommerd. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook gekeken naar een uittreksel justitiële documentatie (‘het strafblad’) betreffende verdachte van 6 juni 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor het verlaten van een plaats ongeval (artikel 7 WVW) is veroordeeld. Voorts is gebleken dat verdachte na dit incident wederom is veroordeeld voor het rijden onder invloed. Hoewel verdachte heeft verklaard dat dit incident veel indruk heeft gemaakt op hem, is het kwalijk dat uit het strafblad blijkt dat verdachte na dit incident wederom is veroordeeld voor rijden onder invloed.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan, vormt de bewezenverklaring het uitgangspunt. Het zwaartepunt in deze zaak ligt bij het veroorzaken van een verkeersongeval.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten zijn niet geschreven voor het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van lachgas, maar wel voor het rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank zal daar aansluiting bij zoeken, mede gelet op de effecten van lachgas. In voornoemde LOVS-oriëntatiepunten wordt in geval van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van ‘aanmerkelijke schuld’, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de categorie ‘rijden onder invloed’ en de slachtoffers letsel hebben opgelopen dat sprake is geweest van tijdelijke verhindering, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van negen maanden als uitgangspunt genomen.
De rechtbank ziet in het forse tijdsverloop in deze zaak aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten en een lagere straf op te leggen. Om de verkeersveiligheid te waarborgen en te bewerkstelligen dat verdachte zich niet nogmaals schuldig zal maken aan verkeersdelicten, zal de rechtbank daarnaast (wegens overtreding van artikel 6 van WVW 1994) een ontzegging van de bevoegdheid motorrijvoertuigen te besturen opleggen. De rechtbank zal deze ontzegging, gelet het tijdsverloop, geheel voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Deze bijkomende straf zal aan verdachte worden opgelegd met het doel om hem (blijvend) te motiveren tot het in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid.
Alles bij elkaar genomen, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte al ingevorderd is geweest.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 7, 175, 167 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot een
taakstrafvan
100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
  • ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
    één jaar;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
- bepaalt dat de ontzegging
nietzal worden
ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. A. Blanke en mr. A.J. Reitsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2024.
Mr. A. Blanke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 oktober 2018 te De Meern, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Seat Mii gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A12, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
(na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank)
- lachgas te gebruiken tijdens het rijden en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet voldoende onder controle te houden en/of met een steeds hogere snelheid te rijden en/of
- met een snelheid te rijden die zo hoog was dat hij niet in staat was tijdig af te remmen en/of snelheid te verminderen en/of
- onvoldoende zicht te houden op de rijbaan en/of rekening te houden met het verkeer om hem heen en/of
- (hierdoor) met onverminderde snelheid met dat motorrijtuig tegen de (linker)achterzijde van een (rechts) voor/naast hem rijdend motorrijtuig (te weten: een Citroën C1 gekentekend [kenteken] ) aan te rijden/botsen ten gevolge waarvan die Citroën tegen de rechtervangrail is gereden/gebotst en/of vervolgens tegen demvangrail van de middenberm is gereden/gebotst en (aldaar) tot stilstand is gekomen, waardoor (een) ander(en) zwaar lichamelijk letsel, te weten de inzittende(n) van die Citroën:
- [slachtoffer 1] : forse verhoogde spierspanning en/of beperking schouders en/of nek en/of onderrug en/of
- [slachtoffer 2] : pijn in nek en/of rug en/of schouders (waarvoor (langdurig) fysiotherapie nodig was en/of met psychisch lijden tot gevolg), of zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in De Meern op de Rijksweg A12, op of omstreeks 28 oktober 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan (een) ander(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of die andere(n) in hulpeloze toestand werd(en) achtergelaten;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 maart 2019, genummerd PL0900-2018310901, opgemaakt door politie Midden-Nederland, pagina 1 tot en met 42. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 6-12.
3.Pagina 8.
4.Pagina 9-10.
5.Pagina 10-11.
6.Pagina 19.
7.Pagina 22.
8.Pagina 23.
9.Pagina 39.
10.Pagina 39.
11.Pagina 27.
12.Pagina 28.
13.Pagina 29.