In deze zaak heeft [eiser] in 2020 een woning gekocht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Na de levering van de woning ontdekte [eiser] een gebrek aan de woning, namelijk dat de onderkant van de muren van de bijkeuken door vocht was aangetast. Dit gebrek was niet bekend of kenbaar voor [eiser] op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst. In de koopovereenkomst was afgesproken dat de verkopers verantwoordelijk zijn voor herstelkosten in geval van verborgen gebreken. De rechtbank oordeelde dat de woning niet geschikt was voor normaal gebruik en dat de verkopers € 33.815,45 aan [eiser] moesten betalen voor de herstelkosten. De rechtbank overwoog dat de verkopers niet voldaan hadden aan hun verplichting om een woning te leveren die geschikt is voor normaal gebruik. De rechtbank verleende verstek aan [gedaagde sub 1] omdat deze niet was vertegenwoordigd door een advocaat. De rechtbank oordeelde dat de betwistingen van [gedaagde sub 2] ook voor [gedaagde sub 1] meewegen, omdat er sprake was van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. De rechtbank concludeerde dat [eiser] tijdig had geklaagd over het gebrek en dat de verkopers hoofdelijk aansprakelijk waren voor de herstelkosten. De rechtbank wees de vordering van [eiser] toe, met inachtneming van een aftrek 'nieuw voor oud' bij de vaststelling van de herstelkosten. De proceskosten werden ook toegewezen aan [eiser].