4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2
Aangever [slachtoffer 1]heeft in zijn
aangifte onder meerverklaard, zakelijk weergegeven:
Op 4 juli 2023 bevond ik mij op de [adres] te [woonplaats] . Ik was daar met [getuige] en [slachtoffer 2] . Ik werd gebeld door het nummer [telefoonnummer] . Dit bleek [verdachte] te zijn. Ik hoorde [verdachte] zeggen:
“Luister ik heb jullie naar werk gebracht en nu kom ik erachter dat er waardevolle spullen uit mijn auto waren gehaald. “
Diezelfde dag zag ik dat er een auto het erf op kwam rijden. Ik zag dat [verdachte] achter het stuur vandaan uitstapte. Ik zag dat er nog twee andere mannen uit het voertuig stapte, waaronder [medeverdachte] .
Ik zag dat [verdachte] een slagwapen vasthield wat lijkt op een machete. Ik zag toen dat [verdachte] direct op mij af kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] een slaande beweging richting mijn hoofd maakte. Ik voelde dat het slagwapen mijn hoofd op diverse plekken raakte. Ik voelde een dusdanige pijn dat het voor mij leek alsof mijn huid gescheurd was op diverse plekken, zo hard kwam het aan.
Ik hoorde [verdachte] agressief schreeuwen:
"Waar is mijn geld. Laat mij je bankrekening zien. Ik wil mijn geld terug."Ik voelde en zag dat [verdachte] met een vuist ongeveer tien keer op mijn hoofd sloeg. Ik voelde dat ik op mijn oog, kaak en neus geslagen werd.
Ik hoorde [verdachte] zeggen:
"Ik ga je kamer in om het geld te zoeken."Ik hoorde [verdachte] zeggen:
"Waar is het geld."Toen zag ik en voelde ik dat [verdachte] mij meerdere klappen met zijn van vuist in mijn buik en ribben gaf. De situatie was zo dreigend en [verdachte] bleef maar om meer geld vragen en geweld op mij toepassen, dat ik besloot € 1300,- dat van mij was aan hem te geven. Ik heb dit geld gegeven omdat ik zoveel pijn had van het op mij toegepaste geweld en ik was bang dat er nog meer geweld op mij toegepast zou worden door [verdachte] .
Vervolgens hoorde ik [verdachte] tegen [slachtoffer 2] zeggen:
"Laat me jouw bankrekening zien."Ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer 2] zeggen:
"Je hebt tot aanstaande vrijdag 7 juli om nog zevenhonderd (700) euro terug te betalen."
De volgende dag ben ik naar het ziekenhuis gegaan. Daar is een gebroken linker oogkas vastgesteld.
Aangever [slachtoffer 1]heeft in een aanvullend
verhoor als aangeveronder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Verdachte heeft mij op 4 juli 2023 rond 16:30 uur met zijn auto thuisgebracht. Ik heb verdachte vervolgens telefonisch gesproken. Verdachte vertelde dat zijn brillen-etui met inhoud weg was uit zijn auto. Verdachte gaf aan dat hij € 2.000,- miste en dat dit de inhoud van de brillen-etui betrof.
Aangever [slachtoffer 1]heeft
bij de rechter-commissarisonder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
De medeverdachten hebben [slachtoffer 2] omgedraaid richting de muur. Hij mocht niet zien wat er gebeurde.
In een
Letselrapportage van de GGDis met betrekking tot het letsel van aangever [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven, onder meer het volgende opgenomen:
Op een CT-scan was een breuk van de onderwand van de linker oogkas te zien. Tevens werd er lucht rondom het oog gezien ("lucht orbitaal links en retro-orbitaal links"). Het gemelde tijdsinterval en toedracht past goed bij het letsel.
Getuige [slachtoffer 2]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 4 juli 2023 was ik thuis te [woonplaats] . [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: aangever) vertelde dat hij door [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) was gebeld. [slachtoffer 1] zou € 2.000,- uit de auto van [verdachte] hebben gestolen.
Ik zag dat [verdachte] met twee mannen de auto uitkwam. Ik zag dat [verdachte] een machete in zijn hand hield en op [slachtoffer 1] afliep. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] sloeg met zijn vuist op zijn gezicht. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] een aantal keer sloeg. Ik zag dat [verdachte] , [slachtoffer 1] sloeg met de machete op zijn hoofd.
Ik zag dat de twee andere mannen voor [getuige] en mij gingen staan. Ik hoorde deze
twee mannen zeggen dat ik mij moest omdraaien. Ik mocht niet over mijn schouder kijken.
Ik hoorde men aan mij vragen waar het geld was. Wij zijn naar de kamer van [slachtoffer 1] gegaan. [slachtoffer 1] had bij elkaar € 1.300,- gepakt. Ik moest dit geld van [verdachte] tellen. [verdachte] zei dat wij het restant van € 700,- voor vrijdag moeten betalen. [verdachte] nam € 1.300,- mee.[verdachte] en de twee andere mannen reden weg in de auto van [verdachte] .
Getuige [slachtoffer 2]heeft
bij de rechter-commissarisonder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
De twee vrienden van [verdachte] stonden erbij om de boel in de gaten te houden. Van een van die twee personen heb ik een voorwaartse schop gekregen.
Verdachteheeft in zijn
verhooronder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . Op 4 juli 2023 rond 16:15 uur vertrok ik met mijn auto van mijn werk en heb ik aangever thuisgebracht.
Medeverdachte [medeverdachte]heeft in zijn
verhooronder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer] .
Getuige [getuige]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 4 juli 2023 te [woonplaats] hoorde ik een ruzie met [slachtoffer 1] en nog drie jongens.
In een
proces-verbaal van bevindingenis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 4 juli 2023, om 17:25:39, vond er een uitgaand gesprek plaats vanaf de telefoon van verdachte naar de telefoon van [slachtoffer 1] . Dit gesprek werd niet door het slachtoffer beantwoord. Op dinsdag 4 juli 2023, om 17:25:58 uur, vond er een inkomend gesprek plaats op het telefoonnummer van verdachte van het telefoonnummer van het slachtoffer. Dit gesprek duurde 1 minuut en 30 seconden.
In een
proces-verbaal van bevindingenis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik startte het onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte] . Ik zag dat de telefoon bereikbaar was op [telefoonnummer] . Ik zag dat de WhatsApp-chatgesprekken handmatig waren verwijderd. Ik zag dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in
gebruik was bij [verdachte] .
Whatsappgesprek 5 juli 2023 tussen [verdachte] ( [verdachte] ) en [medeverdachte] ( [medeverdachte] )
[verdachte] -
Hoes/cover is gevonden op het werk, maar zonder hooi (opmerking tolk: mogelijk wordt hiermee "geld" bedoeld).
[medeverdachte] –
En wat nu? Is [slachtoffer 1] naar het werk gekomen?
[verdachte] –
Nee en [slachtoffer 2] ook niet. [slachtoffer 2] heeft gebeld dat hij gaat praten/aangeven bij de honden (opmerking tolk: met honden wordt mogelijk politie bedoeld).
[medeverdachte] - Meen je het verdomme, wat een loser/sukkel.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feiten 1 en 2
Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de afpersing (feit 1) en poging tot afpersing (feit 2) ontkend. Volgens verdachte heeft hij aangever en [slachtoffer 2] rond 16.30 uur thuisgebracht en is hij daarna niet meer teruggegaan. Het verweer van de raadsvrouw komt er in de kern op neer dat de verklaringen van aangever en [slachtoffer 2] over hetgeen op 4 juli 2023 heeft plaatsgevonden onvoldoende steun vindt in andere (onafhankelijke) bewijsmiddelen en dat het in feite neerkomt op het verhaal van aangever en [slachtoffer 2] tegenover dat van verdachte en [medeverdachte] . In dat kader heeft de raadsvrouw ook aangevoerd dat [slachtoffer 2] niet als een betrouwbare getuige kan worden gezien, omdat hij als huisgenoot en vriend van aangever (mogelijk) een belang heeft bij het ondersteunen van aangever in zijn verhaal. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangever en [slachtoffer 2] elkaar ondersteunen. Niet alleen op hoofdlijnen, maar ook ten aanzien van belangrijke details, zoals de aard van het gebruikte geweld, het aantal personen en hun rol, het weggenomen geldbedrag en het geldbedrag dat nog moest worden afgegeven. De verklaringen van aangever en [slachtoffer 2] worden daarnaast, naar het oordeel van de rechtbank, wel degelijk in voldoende mate ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen, hetgeen hierna zal worden toegelicht.
Uit het dossier blijkt dat om 17:25 uur een uitgaand gesprek heeft plaatsgevonden vanaf de telefoon van verdachte naar de telefoon van aangever. Dit gesprek werd niet door aangever beantwoord. Aangever heeft kort daarna teruggebeld naar verdachte: er heeft toen een gesprek van één minuut en dertig seconden plaatsgevonden. Verdachte heeft het telefonisch contact niet ontkend. Volgens verdachte gaf hij in dit gesprek aan dat hij aangever niet nog een keer zal thuisbrengen, omdat hij hiervoor twintig minuten langer moest rijden. Deze verklaring vindt echter geen steun in het dossier. Aangever stelt dat verdachte tijdens dit gesprek heeft aangegeven dat hij € 2.000,- miste uit een brillen-etui. Deze verklaring acht de rechtbank aannemelijker, omdat deze verklaring steun vindt in de verklaring van [slachtoffer 2] en een Whatsappgesprek tussen verdachte en [medeverdachte] . In dit Whatsappgesprek van 5 juli 2023 wordt immers gesproken over een hoes of cover dat is gevonden op het werk, maar waarvan de inhoud (vermoedelijk geld) is verdwenen. Dat verdachte en [medeverdachte] de dag na het incident spreken over een vermiste hoes of cover kan – gezien de inhoud van de verklaringen van aangever en [slachtoffer 2] – geen toeval zijn. Des te meer nu dit Whatsappgesprek door [medeverdachte] is verwijderd uit zijn telefoon, kennelijk met het oog zijn (digitale) sporen te wissen omtrent hetgeen is voorgevallen op 4 juli 2023.
In datzelfde verwijderde Whatsappgesprek van 5 juli 2023 is uit onderzoek gebleken dat verdachte en [medeverdachte] zich afvragen of aangever en [slachtoffer 2] ‘naar werk zijn gegaan’ en dat verdachte en [medeverdachte] praten over een persoon die gaat verklaren bij ‘de honden’, waarvan de tolk aangeeft dat hiermee mogelijk de politie wordt bedoeld. Dat hiermee de politie wordt bedoeld, past ook in de door aangever en getuige [slachtoffer 2] geschetste feiten en omstandigheden van hetgeen op 4 juli 2023 tussen hen, verdachte en twee andere personen is voorgevallen. Uit dat WhatsApp-gesprek blijkt bovendien dat zij niet blij zijn dat aangever naar de politie gaat: ‘meen je het verdomme, wat een loser/sukkel’. Verdachte heeft bij elke confrontatie met bovengenoemde Whatsappgesprekken verklaard dat hij zich hiervan niets meer kan herinneren.
Omdat de verklaringen van aangever en [slachtoffer 2] in voldoende mate steun vinden in het dossier en de verklaringen van verdachte niet, zal de rechtbank aangever en [slachtoffer 2] eveneens volgen als het gaat om de afgifte van € 1.300,- (feit 1) aan verdachte. Dat aangever van dit geldbedrag geen bewijs van eigendom of herkomst heeft aangeleverd, doet – gelet op de gebezigde bewijsmiddelen – niet af aan een bewezenverklaring voor de afpersing van dit geldbedrag. Datzelfde geldt voor het geldbedrag van € 700,- dat aangever en/of [slachtoffer 2] nog moesten betalen en waarvoor zij tot vrijdag 6 juli 2023 de tijd kregen. Dit vond plaats in diezelfde context van geweld en bedreiging met geweld tegen aangever en [slachtoffer 2] . Deze twee afzonderlijke bedragen passen bovendien in de verklaring van aangever en [slachtoffer 2] dat verdachte in totaal € 2.000,- van hen verlangde. omdat verdachte de aangever verantwoordelijk hield voor het uit zijn cover/etui verdwenen geld, dat in verdachte zijn auto zou hebben gelegen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, indien verdachte al zou menen dat aangever hem geld verschuldigd was (hetgeen hij overigens ook ontkent), dit niets af doet aan het laakbare van zijn handelen en dat door de gedragingen van verdachte (en zijn mededaders) de bestanddelen voor een voltooide afpersing (feit 1) en een poging daartoe (feit 2) alsnog zijn vervuld.
Het alternatief scenario van verdachte dat aangever zich in een bepaald circuit bevond en daardoor door een ander is aangevallen, acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte heeft dit scenario niet concreet of verifieerbaar gemaakt, en het wordt ook niet ondersteund door de overige inhoud van het dossier. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij en neemt de verklaring van aangever (en die van [slachtoffer 2] ) tot uitgangspunt.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit wat aangever, [slachtoffer 2] en [getuige] hebben verklaard over hoe een en ander is gegaan, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de afpersing en de poging daartoe, en uit deze verklaringen is ook af te leiden dat er voldoende nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen verdachte en zijn mededaders. Verdachte is immers met twee personen naar aangever toe gereden. Ieder van hen had daarbij een belangrijke rol, waarbij één van de andere twee mannen ook geweld heeft gebruikt, en wel tegen [slachtoffer 2] . Dat de strafzaak tegen een van de medeverdachten is geseponeerd doet – gelet op de door de aangever en [slachtoffer 2] specifiek genoemde handelingen van de medeverdachten – niet af aan een bewezenverklaring voor het bestanddeel medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank uitgaat van eendaadse samenloop.
Partiële vrijspraak feiten 1 en 2
Geen zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, gelden als algemene gezichtspunten de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:571) volgt voornoemd kader ook en worden (bot)fracturen, zoals een gebroken oogkas, als een veelvoorkomende categorie van letsel genoemd. Indien sprake is van een zodanige fractuur dat operatief ingrijpen van een zekere ernst is vereist, geldt in de regel dat die fractuur, vanwege onder meer de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen, zwaar lichamelijk letsel vormt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever door het handelen van verdachte onder meer een fractuur van de onderwand van de linker oogkas heeft opgelopen. Tevens werd er lucht rondom het oog gezien ("lucht orbitaal links en retro-orbitaal links"). In onderhavige geval was een operatie niet noodzakelijk. Ondanks dat dit fors letsel betreft, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat het letsel in juridische zin kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de hiervoor genoemde gezichtspunten. Medisch ingrijpen bleek immers niet noodzakelijk, en over het uitzicht op herstel is in de letselverklaring opgenomen dat er – met uitzondering van een milde scheefstand van de neus – na twee maanden volledig herstel te verwachten is. Uit het dossier is over de milde scheefstand van de neus geen nadere informatie beschikbaar, waardoor niet duidelijk is of hier nog medische behandeling voor is ondergaan en op welke wijze aangever hier nog beperkingen van ondervindt. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte van het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ moet worden vrijgesproken.
Geen bijl voorhanden
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte of een van de medeverdachten op 4 juli 2023 naar [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] is toegelopen met een bijl in zijn handen. De verklaring van [slachtoffer 2] van 6 juli 2023 wordt op dat punt niet ondersteund door de overige inhoud van het dossier. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze zowel onder feit 1 als onder feit 2 tenlastegelegde handeling.