ECLI:NL:RBMNE:2024:4076

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
C/16/531210 / HA ZA 21-790
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onterecht uitgekeerde pgb-gelden door zorgverzekeraar Zilveren Kruis van gewaarborgde hulp

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. en een gewaarborgde hulp. Zilveren Kruis vorderde de terugbetaling van € 45.147,20 aan persoonsgebonden budget (pgb) die onterecht was uitgekeerd voor zorg die niet was geleverd aan de zoon van de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door valse facturen in te dienen voor zorg die niet was verleend. De rechtbank stelde vast dat de gewaarborgde hulp, die verantwoordelijk was voor de pgb-administratie, niet had voldaan aan haar verplichtingen en dat zij had meegewerkt aan de fraude. De rechtbank wees de vorderingen van Zilveren Kruis toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van het volledige bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 juli 2018. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van onderzoekskosten en proceskosten. De vorderingen van de gedaagde in reconventie, gericht op het verwijderen van haar personalia uit diverse registers, werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Zilveren Kruis gerechtigd was om de gedaagde te registreren vanwege haar onrechtmatige handelen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/531210 / HA ZA 21-790
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
ZILVEREN KRUIS ZORGKANTOOR N.V.,
te Utrecht,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
advocaat: mr. F.E. Rijpkema te ‘s-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.C. Hoogendam te Leusden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 september 2021 met 24 producties,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met 13 producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie met 2 producties,
- de akte overlegging producties van Zilveren Kruis met 6 producties,
- de mondelinge behandeling van 22 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van Zilveren Kruis,
- de pleitaantekeningen van [gedaagde] ,
- de akte na comparitie van Zilveren Kruis met 1 productie,
- de akte na comparitie van [gedaagde] ,
- de antwoordakte van Zilveren Kruis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van deze zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Zilveren Kruis. Volgens Zilveren Kruis heeft [gedaagde] ervoor gezorgd dat het ‘persoonsgebonden budget’ (hierna: pgb) voor de zorg voor haar zoon [zoon] werd uitgekeerd, terwijl er in werkelijkheid geen zorg werd geleverd.
De zorg zou worden verleend door [organisatie] B.V. (hierna: [organisatie] ). [organisatie] en haar bestuurders zijn in 2019 strafrechtelijk veroordeeld voor fraude met pgb-gelden. Bij de fraude werd samengewerkt met cliënten (budgethouders) en de opbrengsten werden tussen [organisatie] en de budgethouders gedeeld. Volgens Zilveren Kruis heeft [gedaagde] ook gelden in ontvangst genomen van [organisatie] , die bestemd waren voor de zorgverlening door [organisatie] aan [zoon] . Zilveren Kruis stelt dat zij daarmee onrechtmatig heeft gehandeld en vordert het volledig uitgekeerde pgb terug van [gedaagde] (€ 45.147,20).
2.2.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het onrechtmatig handelen van [gedaagde] is komen vast te staan. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld tot betaling aan Zilveren Kruis van € 45.147,20 (de schade). Deze beslissing wordt hierna toegelicht.

3.Wat is er gebeurd?

Achtergrond
3.1.
Op 1 januari 2015 is de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) in werking getreden. Op basis van de Wlz kunnen zorgkantoren aan iemand met een zorgindicatie een pgb verlenen. De persoon aan wie het pgb is verleend en die dus zorg nodig heeft wordt de budgethouder genoemd. Met het pgb kan de budgethouder zelf zorg inkopen bij een zorgverlener. Zilveren Kruis is vanaf 1 januari 2016 het zorgkantoor belast met de uitvoering en de controle van de Wlz in de regio Utrecht.
Het pgb van [zoon]
3.2.
Op basis van de Wlz is op 25 april 2017 voor [zoon] een zorgindicatie voor onbepaalde tijd afgegeven voor 24 uurs zorg in de nabijheid. Er is op 13 juni 2017 een pgb aangevraagd voor [zoon] voor het inkopen van individuele- en groepsbegeleiding en persoonlijke verzorging. [gedaagde] heeft op 2 juni 2017 voor de pgb aanvraag een ‘Verklaring gewaarborgde hulp’ ondertekend en deze aan Zilveren Kruis gestuurd. Op 13 juni 2017 heeft het Bewuste Keuze Gesprek plaatsgevonden, waarbij [gedaagde] aanwezig was. In dat gesprek worden verwachtingen en verplichtingen bij een pgb besproken. Een gewaarborgde hulp ondersteunt de budgethouder bij het nakomen van de pgb-verplichtingen en neemt daar ook de verantwoordelijkheid voor. Zoals volgt uit de door [gedaagde] ondertekende Verklaring Gewaarborgde hulp (productie 22 van Zilveren Kruis) staat [gedaagde] namens [zoon] in voor het nakomen van de pgb-verplichtingen, zoals het voeren van de pgb-administratie.
3.3.
Aan [zoon] is bij beschikking voor de jaren 2017 en 2018 een pgb toegekend. Met de beschikking wordt een budget toegekend. De Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) beheert dit budget en verricht de betalingen aan de zorgaanbieder, op basis van door de budgethouder goedgekeurde en ingediende facturen op grond van een vooraf met de zorgverlener afgesproken uurloon. Het zorgkantoor kan ook betalingen verrichten op basis van een in de zorgovereenkomst vastgelegd vast maandbedrag.
3.4.
[zoon] is op 10 mei 2017 een zorgovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan met [organisatie] , welke in werking is getreden op 25 april 2017. Voor de zorg aan [zoon] heeft Zilveren Kruis over de periode 25 april 2017 tot en met 31 maart 2018 via de SVB in totaal € 45.147,20 aan [organisatie] uitgekeerd.
Pgb-fraude bij [organisatie]
3.5.
Er is een strafrechtelijk onderzoek naar [organisatie] gestart, na een melding over pgb-fraude bij [organisatie] . [organisatie] maakte gedurende de gehele onderzoeksperiode (1 januari 2015 t/m 31 maart 2018) maandelijks (valse) facturen op voor zorg die in werkelijkheid niet (volledig) was geleverd aan de budgethouders. Deze facturen werden door Zilveren Kruis vergoed met pgb-gelden aan [organisatie] . Vervolgens kregen budgethouders van [organisatie] een percentage hiervan (contant) op basis van gemaakte afspraken. In het fraudeonderzoek zijn bij [organisatie] lijsten aangetroffen waarop per budgethouder een verdeling is weergegeven van het maandelijkse factuurbedrag en het tussen [organisatie] en de budgethouder gedeelde geldbedrag (hierna: de verdeellijsten).
3.6.
[organisatie] en haar bestuurders ( [bestuurder 1] , [bestuurder 2] en [bestuurder 3] ) zouden voor in totaal € 4.673.959,00 hebben gefraudeerd. Zij werden verdacht van de strafbare feiten valsheid in geschrifte, oplichting en witwassen. In vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland van 28 november 2019 [1] zijn [organisatie] en haar bestuurders hiervoor veroordeeld. [organisatie] is op 3 december 2019 failliet verklaard. Tegen de vonnissen hebben de bestuurders hoger beroep ingesteld.
Onderzoek naar de besteding van het pgb van [zoon]
3.7.
In 2018 is Zilveren Kruis een onderzoek gestart naar de budgethouders die bij [organisatie] zorg hadden ingekocht en dus ook naar [zoon] . Het is gebleken dat de naam van [zoon] over de jaren 2017 en 2018 veelvuldig op de verdeellijsten is voorgekomen. Er zou in totaal € 15.944,- aan [zoon] of iemand in zijn omgeving zijn uitbetaald.
Bij beschikking van 20 april 2018 heeft Zilveren Kruis het pgb van [zoon] opgeschort. Ondanks het verzoek van Zilveren Kruis daartoe in de beschikking en ook in de brief van 7 mei 2018, hebben [zoon] en [gedaagde] de gevraagde stukken, die Zilveren Kruis nodig had voor haar onderzoek, niet aangeleverd.
3.8.
Met de beschikking van 19 juli 2018 heeft Zilveren Kruis het recht op pgb van [zoon] vanaf 25 april 2017 ingetrokken en de onverschuldigd betaalde pgb-gelden van € 45.147,20 teruggevorderd. Uit het onderzoek was gebleken dat de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg bood voor nakoming van de aan het pgb verbonden verplichtingen, dat [gedaagde] of iemand in haar omgeving namens [organisatie] gelden heeft ontvangen, die niet aan zorg zijn besteed, en dat [zoon] of [gedaagde] eraan hebben meegewerkt dat valse zorggerelateerde stukken en valse facturen werden opgesteld en ingediend voor niet-geleverde zorg.
3.9.
Op 20 juli 2018 heeft de SVB een anonieme fraudemelding ontvangen, waarin – onder meer – is vermeld dat de pgb-gelden zijn aangewend voor het kopen van een huis in Turkije en een Mercedes, de broers [A] bevriend zijn met de familie van [zoon] en [bestuurder 2] (bedoeld zal zijn: [bestuurder 2] ) maandelijks contant pgb-gelden gaf en dat de pgb-gelden niet besteed zijn aan zorg.
3.10.
Zilveren Kruis is geen procedure gestart tegen [zoon] . Zij meent namelijk dat [zoon] in redelijkheid geen verwijt valt te maken van het niet-nakomen van de pgb-verplichtingen.
3.11.
In de brief van 26 augustus 2021 van Zilveren Kruis aan [gedaagde] is onder meer opgenomen dat Zilveren Kruis – kort gezegd – van oordeel is dat [gedaagde] haar taken als gewaarborgde hulp niet goed heeft uitgevoerd en zij vordert daarom een bedrag van € 45.147,20 (zijnde het totaal aan uitgekeerde pgb-gelden) van [gedaagde] .

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Zilveren Kruis vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:
A. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Zilveren Kruis van € 45.147,20, althans subsidiair € 32.460,84, dan wel meer subsidiair € 15.944,00,
B. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Zilveren Kruis van de onderzoekskosten van € 517,50,
C. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en in de nakosten,
en A, B en C steeds te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde] is het hier niet mee eens en voert verweer.
in reconventie
4.3.
[gedaagde] vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad om:
a. Zilveren Kruis te veroordelen om, binnen 24 uur na dit vonnis, de onrechtmatige registratie van haar personalia te verwijderen, meer in het bijzonder verwijdering van de volgende vermeldingen:
- Vermelding in de gebeurtenissenadministratie van Zilveren Kruis;
- Vermelding in het Intern Verwijzingsregister;
- Vermelding in het Incidentenregister van Zilveren Kruis;
- Vermelding in het interne verwijzingsregister.
b. Zilveren Kruis te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.4.
Zilveren Kruis is het hier niet mee eens en voert verweer.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de vorderingen in conventie worden toegewezen en de vorderingen in reconventie worden afgewezen. De rechtbank licht dat hierna toe.
in conventie
De civielrechtelijke weg staat open voor Zilveren Kruis
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat partijen erover van mening verschillen of Zilveren Kruis via de civielrechtelijke weg vergoeding van [gedaagde] kan vorderen. [gedaagde] verwijst – ter onderbouwing van haar standpunt dat Zilveren Kruis haar niet civielrechtelijk kan aanspreken – naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:928). Partijen hebben zich hierover nog uitgelaten in nadere aktes, waarbij zij onder meer zijn ingegaan op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 oktober 2023 (ECLI:NLGHARL:2023:9019).
5.3.
Voor de rechtbank is vast komen te staan dat Zilveren Kruis [gedaagde] als gewaarborgde hulp via deze civielrechtelijke procedure op grond van een onrechtmatige daad kan aanspreken. De overwegingen in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2022 hebben betrekking op de terugvordering van het pgb van een budgethouder. Ten opzichte van de budgethouder heeft de rechtbank toen aangenomen dat bestuursrechtelijke inning voorgaat. In de onderhavige procedure wordt echter [gedaagde] aangesproken, die geen budgethouder is, maar de gewaarborgde hulp van de budgethouder. Net als in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2022 en het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof staat voor de gewaarborgde hulp wel de civielrechtelijke weg open en sluiten de bestuursrechtelijke bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) deze weg niet af voor Zilveren Kruis ten opzichte van [gedaagde] als de gewaarborgde hulp. De rechtbank komt hiermee tot de conclusie dat het Zilveren Kruis vrij staat om [gedaagde] langs deze weg aan te spreken.
De beschikking van 19 juli 2018 heeft formele rechtskracht
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat het intrekkingsbesluit van 19 juli 2018 formele rechtskracht heeft gekregen. Tegen deze beschikking heeft een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang opengestaan, waarin het besluit kon worden bestreden en vernietigd. Nu dit niet is gebeurd betekent dit dat de rechtbank in beginsel er van uit dient te gaan dat de besluiten zowel wat de wijze van totstandkoming als wat de inhoud betreft in overeenstemming zijn met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. Dat is alleen anders indien de daaraan verbonden bezwaren door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat op het beginsel van formele rechtskracht een uitzondering moet worden aanvaard (HR 16 mei 1986, NJ 1986/723). Omdat bij het beginsel van formele rechtskracht zwaarwegende belangen zijn gediend, moet bij het aanvaarden van een uitzondering terughoudendheid worden betracht.
5.5.
Volgens [gedaagde] is er tegen de beschikking van 19 juli 2018 bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is ongegrond verklaard, aldus [gedaagde] . Zilveren Kruis betwist dit in haar laatste (antwoord)akte. Volgens haar heeft [zoon] namelijk geen bezwaar gemaakt en zij verwijst hiervoor naar productie 10 bij de conclusie van antwoord, waarin staat dat er geen bezwaar is gemaakt tegen de beschikking van 19 juli 2018. Tijdens de mondelinge behandeling en in de spreekaantekeningen heeft Zilveren Kruis echter betoogd dat er bezwaar is gemaakt, maar dat dit bezwaar ongegrond is verklaard. De rechtbank houdt het er daarom voor dat er door [zoon] weliswaar bezwaar is gemaakt tegen de beschikking van 19 juli 2018, maar dat dit bezwaar ongegrond is verklaard. [zoon] heeft daarin berust waardoor de beschikking van 19 juli 2018 formele rechtskracht heeft gekregen.
5.6.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat er vanwege klemmende redenen een uitzondering moet worden gemaakt op het beginsel van formele rechtskracht. Zij stelt dat zij door omstandigheden niet tijdig bezwaar en beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 19 juli 2018. [gedaagde] heeft echter onvoldoende onderbouwd dat de door haar aangehaalde persoonlijke klemmende redenen ertoe nopen dat een uitzondering moet worden gemaakt op het beginsel van formele rechtskracht. Omdat bij het beginsel van formele rechtskracht zwaarwegende belangen zijn gediend, moet bij het aanvaarden van een uitzondering terughoudendheid worden betracht. Deze stelling wordt daarom gepasseerd.
[gedaagde] heeft onrechtmatig jegens Zilveren Kruis gehandeld
5.7.
Er is sprake van onrechtmatig handelen door [gedaagde] jegens Zilveren Kruis. De volgende omstandigheden en constateringen maken dat de rechtbank tot deze conclusie komt. Uit de beschikking van 19 juli 2018, die zoals is overwogen formele rechtskracht heeft, volgt dat [gedaagde] onvoldoende waarborg biedt voor het nakomen van de aan het pgb verbonden verplichtingen. Zo is gebleken dat [gedaagde] de door Zilveren Kruis opgevraagde stukken niet aan haar heeft opgestuurd. Hierdoor is het voor Zilveren Kruis niet mogelijk geweest om te beoordelen of het uitgekeerde pgb rechtmatig, namelijk aan zorg, werd besteed. Zilveren Kruis kon de door [organisatie] gefactureerde zorg niet objectief controleren en achterhalen welke zorg al dan niet is geleverd. Hiermee heeft [gedaagde] , als gewaarborgde hulp, niet voldaan aan de informatieplicht van de budgethouder richting het zorgkantoor. Dit is voor Zilveren Kruis dan ook de reden geweest om het pgb per 25 april 2017 in te trekken. Als de gewaarborgde hulp is [gedaagde] verantwoordelijk voor een deugdelijke nakoming van de verplichtingen, zoals het voeren van een complete en inzichtelijke pgb-administratie en de controle van facturen. [gedaagde] was ook op de hoogte van de verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn, omdat zij de ‘Verklaring gewaarborgde hulp’ heeft ondertekend en omdat dit kennelijk ook is besproken tijdens het Bewuste Keuze Gesprek. [gedaagde] heeft als gewaarborgde hulp haar taak en verantwoordelijkheid om de budgethouder bij te staan bij het voeren van de pgb-administratie verzaakt en dit valt haar toe te rekenen.
5.8.
Voor de rechtbank is verder vast komen te staan dat [gedaagde] eraan heeft meegewerkt dat er valselijk opgestelde facturen en stukken zijn ingediend bij de SVB. Hierdoor zijn er pgb-gelden uitgekeerd, zonder dat hier het verlenen van zorg tegenover stond. Zo is gebleken dat [gedaagde] , die als gewaarborgde hulp verantwoordelijk was voor het indienen van de facturen, facturen bij de SVB heeft ingediend voor zorg die niet geleverd is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] bevestigd dat ook gedurende vakanties in het buitenland doorbetaald werd aan [organisatie] voor de zorg van [zoon] . Het hele jaar werden door [organisatie] vaste bedragen in rekening gebracht op basis van 23 uur zorg per week. Aangezien [gedaagde] wist dat er geen zorg werd geleverd in de vakantieperiode en er toch vaste bedragen in rekening werden gebracht, duidt dit er voor de rechtbank op dat [gedaagde] er weet van moet hebben gehad dat er valse facturen werden ingediend en dat zij hieraan heeft meegewerkt door de facturen desondanks in te dienen. Dat het onterecht declareren van zorg niet incidenteel was komt naar voren in het onderzoek naar de weekplanningen van medewerkers en de presentatielijsten van de dagbesteding van [organisatie] . Daaruit blijkt dat [organisatie] nauwelijks tot geen zorg heeft verleend aan [zoon] , terwijl deze zorg wel (volledig) is gedeclareerd. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat [organisatie] volgens haar wel alle gedeclareerde zorg heeft verleend aan [zoon] en dat hij bijvoorbeeld wel dagbesteding heeft gehad, maar zij heeft dit verder niet onderbouwd. De rechtbank gaat hier daarom aan voorbij. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij de door [organisatie] opgestelde facturen niet controleerde, voordat ze deze indiende bij de SVB. Dit valt haar te verwijten, omdat zij immers wel de verantwoordelijkheid had voor het indienen van de facturen bij de SVB. Ook stelt [gedaagde] dat er nooit gefraudeerd is en dat zij destijds niet heeft kunnen vaststellen dat administratief het één en ander niet klopt. Deze argumenten treffen geen doel. Het was namelijk juist de verantwoordelijkheid van [gedaagde] om een deugdelijke administratie bij te houden en hiertoe behoort ook het controleren van facturen op de juistheid daarvan. Als vervolgens blijkt dat de facturen onregelmatigheden bevatten en daardoor zorg wordt gedeclareerd die niet is uitgevoerd, dan komt dit, vanwege haar verantwoordelijkheid hiervoor, (ook) voor rekening van [gedaagde] .
5.9.
Zilveren Kruis heeft nog gesteld dat [gedaagde] ook onrechtmatig heeft gehandeld door gelden, die bestemd waren voor de zorg aan [zoon] , van [organisatie] aan te nemen. Volgens de verdeellijsten zou [gedaagde] namelijk een bedrag van € 15.944 hebben ontvangen van [organisatie] . Dat er gelden met [gedaagde] zouden zijn gedeeld, volgt volgens Zilveren Kruis, ook uit de anonieme melding en de verklaring van [bestuurder 3] . De rechtbank vindt dit onvoldoende concreet en kan niet vaststellen dat het [gedaagde] is geweest die deze gelden heeft ontvangen. Uit de verdeellijsten blijkt namelijk dat er met [zoon] of iemand uit zijn omgeving gelden zijn gedeeld. Dat [gedaagde] deze gelden contant dan wel op haar bankrekening heeft ontvangen, is door Zilveren Kruis onvoldoende onderbouwd. Zilveren Kruis stelt nog dat in het strafvonnis tegen [organisatie] en haar bestuurders is vastgesteld dat voor alle facturen, over 27 maanden en van 132 budgethouders (waaronder [gedaagde] ) geld werd gedeeld. Ook op basis van deze conclusie van de strafrechter kan de rechtbank echter niet tot het oordeel komen dat er in het individuele geval van [gedaagde] sprake is geweest van het delen en ontvangen van gelden door haar.
[gedaagde] moet de schade van € 45.147,20 betalen
5.10.
Nu vast staat dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Zilveren Kruis is zij aansprakelijk voor de schade die hiermee is toegebracht aan Zilveren Kruis. Gebleken is dat Zilveren Kruis in de periode 2016 tot en met 2018 de pgb-gelden via de SVB aan [organisatie] heeft uitbetaald op basis van door [gedaagde] ingediende facturen. Hiermee is Zilveren Kruis gerechtigd om de onrechtmatig uitgekeerde gelden terug te vorderen.
5.11.
Zilveren Kruis sluit voor de hoogte van haar primaire vordering aan bij de intrekkingsbeschikking van 19 juli 2018 en stelt dat de schade, ontstaan door de oplichting van [gedaagde] , € 45.147,20 bedraagt. Dit bedrag is het totaal aan pgb-gelden die zij in de periode van 25 april 2017 tot en met 31 maart 2018 heeft betaald aan [organisatie] voor de zorg voor [zoon] . Deze gelden zijn gelet op de fraude door [gedaagde] ten onrechte aan [organisatie] uitbetaald, aldus Zilveren Kruis.
5.12.
De rechtbank volgt Zilveren Kruis in dit primaire standpunt en zal voor de omvang van de schade als gevolg van het onrechtmatige handelen van [gedaagde] aansluiten bij de bestuursrechtelijke intrekkingsbeschikking. De schade door het onrechtmatig handelen van [gedaagde] zijn de onterecht aan [organisatie] uitgekeerde pgb-gelden. Zonder die handelingen van [gedaagde] zouden de pgb-gelden namelijk niet zijn ontvangen door [organisatie] . Voor Zilveren Kruis was het handelen van [gedaagde] dan ook de reden om het totaal voor [zoon] uitgekeerde bedrag in te trekken in de beschikking van 19 juli 2018. Zoals reeds is overwogen heeft deze beschikking formele rechtskracht gekregen. Daarom kan Zilveren Kruis de pgb-gelden op basis van de Wlz en de artikelen 4:48, 4:49 en 4:69 Awb in beginsel terugvorderen van [zoon] .
5.13.
Het is echter de vraag of dit volledige bedrag als schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] kan worden beschouwd, nu Zilveren Kruis ervoor kiest om de civielrechtelijke en niet de hiervoor genoemde bestuursrechtelijke weg te bewandelen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Het uitgangspunt van de formele rechtskracht noopt daar toe. Strikt genomen kan Zilveren Kruis zich alleen tegen [zoon] beroepen op de formele rechtskracht en niet tegenover [gedaagde] . Het ligt echter in de rede om in deze procedure daar wel bij aan te sluiten. [gedaagde] staat als gewaarborgde hulp voor [zoon] in en het komt voor haar risico als gewaarborgde hulp dat na de ongegrond verklaring op het bezwaar geen beroep tegen het besluit van 19 juli 2018 is ingesteld. Met het beroep had zij de vordering voor [zoon] (en haar) mogelijk (gedeeltelijk) kunnen voorkomen of beperken.
5.14.
Verder is van belang dat vast staat dat niet alle gedeclareerde zorg is verleend en dat [gedaagde] niet concreet heeft onderbouwd welke zorg door [organisatie] dan wél ten behoeve van [zoon] is verleend. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [zoon] recht had op een pgb en dat aan hem ook zorg is verleend. Dat kan bij het bepalen van de omvang van de schade worden betrokken maar het betoog van [gedaagde] is ontoereikend. In haar conclusie van antwoord heeft [gedaagde] namelijk wel de stelling geponeerd dat er altijd zorg is geleverd voor de facturen die gedeclareerd zijn, maar zij laat na een onderbouwing te geven van de door haar gestelde zorg. Dat lag wel op haar weg. Omdat onvoldoende concreet is onderbouwd welke zorg voor welk bedrag wel is verleend door [organisatie] aan [zoon] , komt de rechtbank er niet aan toe om hier bij het vaststellen van de omvang van de schade rekening mee te houden. [gedaagde] is daarom aansprakelijk voor het totaalbedrag van de uitgekeerde pgb-gelden van € 45.147,20. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
Het beroep op eigen schuld slaagt niet
5.15.
[gedaagde] voert nog aan dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van Zilveren Kruis. Eigen schuld houdt in dat de schadevergoedingsplicht wordt verminderd omdat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die in dit geval aan Zilveren Kruis kan worden toegerekend (artikel 6:101 BW). [gedaagde] stelt dat als Zilveren Kruis eerder had ingegrepen in de fraude door [organisatie] , dat [gedaagde] hier nooit mee in aanraking was gekomen.
5.16.
De rechtbank gaat niet mee in deze stellingen. [gedaagde] heeft namelijk onvoldoende concreet gesteld dat [organisatie] nooit in aanmerking als haar zorgverlener was gekomen, als Zilveren Kruis eerder had ingegrepen. Bovendien is niet gebleken dat Zilveren Kruis eerder in actie had moeten dan wel had kunnen komen. Voor de rechtbank is voldoende naar voren gekomen dat Zilveren Kruis, op het moment dat er signalen van fraude waren, voortvarend te werk is gegaan in onderzoek hiernaar en het vervolgens ondernemen van actie hiertegen. [gedaagde] heeft niet toegelicht in welke zin Zilveren Kruis hierin tekortgeschoten is.
Het beroep op ongerechtvaardigde verrijking slaagt niet
5.17.
[gedaagde] doet ook een beroep op ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). Volgens [gedaagde] staat vast dat [zoon] recht op zorg had, die betaald zou moeten worden door Zilveren Kruis. Door nu alle uitbetaalde pgb-gelden terug te vorderen, wordt Zilveren Kruis ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van [gedaagde] .
5.18.
De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van Zilveren Kruis ten koste van [gedaagde] . Er is geen sprake van een verarming van [gedaagde] als gewaarborgde hulp. [gedaagde] had in tegenstelling tot [zoon] geen recht op de zorg, waardoor zij, ondanks dat ze alle betaalde pgb-gelden terug moet betalen, niet verarmd is.
Het beroep op matiging slaagt niet
5.19.
[gedaagde] heeft er een beroep op gedaan dat toekenning van een volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden leidt tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen. Zij doet een verzoek om matiging van de schadevergoeding.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Bij een procedure tegen [zoon] , als budgethouder, zou mogelijk rekening worden gehouden met zijn kwetsbare positie. De rechter heeft immers tot taak om kritisch te kijken naar de omvang en reikwijdte van de bescherming die moet worden geboden in zaken over pgb-fraude. Met name als het gaat om veelal kwetsbare budgethouders die in een ongelijkwaardige positie staan tegenover het zorgkantoor. Voorkomen moet worden dat iemand die zelf niets kan worden verweten de dupe wordt van (frauduleus) handelen van een ander en/of van complexe wetgeving, ook als het gaat over de positie van de gewaarborgde hulp. De rechtbank heeft hier oog voor. In deze zaak staat echter vast dat [gedaagde] als gewaarborgde hulp actief betrokken moet zijn geweest bij de fraude; zij heeft over een langere periode onrechtmatig gehandeld en schade toegebracht aan Zilveren Kruis. Bovendien gaat het bij pgb’s om de besteding van gemeenschapsgeld. Het invorderen van ten onrechte betaalde pgb-gelden is daarom een redelijk doel dat voortkomt uit de taak van Zilveren Kruis om gemeenschapsgelden goed te besteden. De rechtbank ziet daarom niet in dat Zilveren Kruis onredelijk handelt door het volledige bedrag van [gedaagde] te vorderen. Het is bijvoorbeeld niet gebleken dat [gedaagde] zich in een kwetsbare positie bevindt. Dat [gedaagde] stelt dat zij eerder gedupeerde is geweest in de toeslagenaffaire, maakt niet dat zij de schade die is ontstaan door haar onrechtmatig handelen niet hoeft te vergoeden aan Zilveren Kruis. Daarbij komt dat [gedaagde] in deze procedure geen alternatieven voor de begroting van de schade heeft aangedragen. Het lag op haar weg om bijvoorbeeld meer concreet te maken welke zorg door [organisatie] wel aan [zoon] is verleend en tot welke matiging van de schade dit dan leidt.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 19 juli 2018
5.20.
[gedaagde] verkeerde van rechtswege in verzuim vanaf het moment dat [organisatie] de betalingen uit het pgb ontving. Vanaf dat moment is de schade ingetreden (artikelen 6:83 sub b en 6:119 BW). Zilveren Kruis vordert de rente vanaf 19 juli 2018. [gedaagde] betwist dit. Zij stelt dat de eventuele wettelijke rente zou moeten worden berekend vanaf de datum van de dagvaarding, omdat in het besluit van 19 juli 2018 uitdrukkelijk bevestigd is dat op dat moment nog niet ingevorderd zou worden. Een dergelijke mededeling van Zilveren Kruis in het besluit doet er echter niet aan af dat de schade al eerder is ingetreden en dat er vanaf dat moment wettelijke rente kan worden gevorderd. De wettelijke rente over het bedrag van € 45.147,20 zal daarom vanaf 19 juli 2018, zoals Zilveren Kruis heeft gevorderd, worden toegewezen.
[gedaagde] moet de onderzoekskosten betalen
5.21.
Zilveren Kruis vordert betaling door [gedaagde] van de onderzoekskosten die Zilveren Kruis heeft gemaakt, ter hoogte van € 517,50. Deze vordering wordt toegewezen. Redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid komen voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:96 lid 2 sub b BW). Zilveren Kruis heeft gesteld dat zij deze kosten in redelijkheid heeft moeten maken om de aansprakelijkheid van [gedaagde] te kunnen aantonen. Dit is niet weersproken door [gedaagde] . Ook tegen de hoogte van de kosten is geen verweer gevoerd. De kosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2018.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
5.22.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zilveren Kruis worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
123,60
- griffierecht
2.076,00
- salaris advocaat
3.035,00
(2,50 punten × € 1.214,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.373,6‬0
5.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
Zilveren Kruis mocht de personalia van [gedaagde] vermelden in de betreffende registers
5.24.
In de reconventie gaat het om de vraag of Zilveren Kruis gehouden is om diverse vermeldingen van de personalia van [gedaagde] te verwijderen. [gedaagde] stelt dat zij onterecht door Zilveren Kruis is beschuldigd van fraude en dat zij juist slachtoffer is geworden van een criminele organisatie. Om de zorg voor haar zonen in de toekomst goed te organiseren, stelt [gedaagde] er een groot belang bij te hebben dat de vermeldingen in de verschillende registers worden verwijderd. [gedaagde] vordert dat de volgende meldingen worden verwijderd:
  • Vermelding in de gebeurtenissenadministratie van Zilveren Kruis;
  • Vermelding in het Intern verwijzingsregister (hierna: IVR);
  • Vermelding in het Incidentenregister (hierna: IR) van Zilveren Kruis;
  • Vermelding in het interne verwijzingsregister.
De tweede en vierde vermelding gaan over hetzelfde register. De rechtbank houdt het er daarom voor dat [gedaagde] slechts verwijdering wenst uit de eerste drie van de hierboven genoemde registers. [gedaagde] heeft hierover immers ook geen toelichting gegeven.
5.25.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in haar stellingen en wijst de vorderingen af. De rechtbank licht dit oordeel hierna toe.
5.26.
In conventie is geoordeeld dat [gedaagde] onrechtmatig jegens Zilveren Kruis heeft gehandeld door fraude te plegen. De rechtbank is van oordeel dat Zilveren Kruis op grond hiervan gerechtigd was om [gedaagde] te registeren in de gebeurtenissenadministratie, het IVR en het IR. Daartegenover staat dat [gedaagde] niet dan wel onvoldoende onderbouwd gesteld heeft dat Zilveren Kruis onrechtmatig zou hebben gehandeld door [gedaagde] op te nemen in de genoemde registers. [gedaagde] heeft slechts gesteld dat Zilveren Kruis ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat [gedaagde] heeft gefraudeerd. Juist dat is vast komen te staan in conventie.
5.27.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij vanwege de zorg voor haar zonen belang heeft bij verwijdering uit de registers. De rechtbank is echter van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft aangevoerd om aan te kunnen nemen dat zij onevenredig nadeel ondervindt door de vermeldingen. Dat [gedaagde] stelt dat zij niet meer als gewaarborgde hulp kan optreden omdat ze als fraudeur staat geregistreerd, wordt bovendien weersproken door Zilveren Kruis. Zilveren Kruis heeft namelijk gemotiveerd dat [gedaagde] niet meer als gewaarborgde hulp mag optreden, omdat zij in het verleden heeft aangetoond hiertoe niet in staat te zijn, nog los van de fraude. [gedaagde] heeft hiertegen niets ingebracht. Tot slot neemt de rechtbank, met betrekking tot het nadeel dat [gedaagde] zou ondervinden van de vermeldingen, in aanmerking dat de nog resterende duur van de vermeldingen beperkt is.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
5.28.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zilveren Kruis worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(2,00 punten x 0,5 × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
753‬,00

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 45.147,20, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 19 juli 2018, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 517,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 19 juli 2018, tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.373,60, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
6.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 753,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
WM (5442)