Wat vindt de rechtbank?
Heeft eiser de inlichtingenplicht geschonden?
5. Eiser voert aan dat hem niet duidelijk was dat hij geen recht had op een toeslag, omdat hij met zijn gezin jarenlang rond een minimuminkomen geleefd had. Verder kwamen de inkomsten van zijn voormalig partner en de toeslag op rekening van zijn voormalig partner en niet op zijn eigen bankrekening. Eiser is het niet eens met het Uwv dat hij wist of had moeten weten dat de inkomsten van zijn voormalig partner van invloed waren op de toeslag.
6. De rechtbank stelt voorop dat eiser niet betwist dat zijn voormalig partner inkomsten ontving vanaf 23 juli 2018. Het gaat om inkomsten vanaf 23 juli 2018 tot en met 23 juni 2020 bij [organisatie 1] B.V., vanaf 29 juni 2020 tot en met 31 december 2020 bij [organisatie 2] en vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 oktober 2022 bij [organisatie 3] B.V.
7. In het toekenningsbesluit van de toeslag van 20 december 2010 is – voor zover hier relevant – onder meer het volgende opgenomen:
“Geef de volgende wijzigingen in ieder geval binnen zeven dagen aan ons door: […]
- veranderingen in uw inkomen;
- veranderingen in uw gezinssituatie;
- als u meer of minder gaat werken; […]”
8. In de bijlage bij het toekenningsbesluit staat verder dat de toeslag bedoelt is ter aanvulling van het inkomen tot aan het sociaal minimum dat geldt voor de leefvorm van eiser, namelijk gehuwd of samenwonend.
9. De rechtbank is het met het Uwv eens dat het eiser alleen al gelet daarop redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat de inkomsten van zijn partner destijds van belang konden zijn voor het recht op toeslag. Uit de toekenningsbesluit en de bijlage volgt immers dat het gaat om een toeslag ter aanvulling tot aan het sociaal minimum dat geldt voor samenwonenden, dus van eiser en zijn partner gezamenlijk.
10. Daar komt nog bij dat eiser ook in 2011 al een keer is geconfronteerd met een terugvordering van zijn uitkering en de oplegging van een boete, omdat hij inkomsten van zijn partner niet had doorgegeven aan het Uwv. Hij had dus ook al ervaring met de inlichtingenplicht en de gevolgen van een schending daarvan.
11. Nu eiser de inkomsten van zijn voormalig partner niet aan het Uwv heeft gemeld, terwijl voor hem redelijkerwijs duidelijk was dat hij dat wel moest doen, heeft hij de inlichtingenplicht geschonden. Gelet daarop was het Uwv in principe gehouden tot herziening en terugvordering van de verstrekte toeslag over de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 januari 2023. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
12. Eiser heeft in dit kader nog aangevoerd dat het Uwv in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat het Uwv niet tijdig alle relevante informatie heeft overgelegd. Eiser heeft het eerdere boetebesluit van 27 mei 2011 namelijk pas in het kader van deze beroepsprocedure ontvangen.
13. De rechtbank kan eiser daarin niet volgen. Het Uwv heeft aangegeven dat hij dit eerdere boetebesluit in het bestreden besluit alleen heeft genoemd in reactie op de aangevoerde bezwaargrond dat eiser onvoldoende gewezen zou zijn op het feit dat hij inkomsten van de partner moest melden. Het staat verder niet ter discussie dat eiser het eerdere boetebesluit in 2011 al heeft ontvangen. Dat (een kopie van) dat eerdere boetebesluit niet ook – opnieuw – als bijlage bij het bestreden besluit is overgelegd, maakt dan niet dat om die reden sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming of een onvoldoende motivering van het bestreden besluit. Voor zover eiser dat wil betogen, slaagt dat betoog dus niet.
Is er sprake van een dringende reden om van herziening en terugvordering af te zien?
14. Eiser voert aan dat er sprake is van dringende redenen om van gehele of gedeeltelijke terugvordering af te zien. Eiser zit nog een aantal jaar gedetineerd. Als hij uit detentie komt heeft eiser al een aanzienlijke geldschuld als gevolg van de strafzaak, waar de teruggevorderde toeslag dan nog bovenop zou komen. Eiser heeft geen enkel toekomstperspectief en kampt met gezondheidsproblemen. Eiser heeft inmiddels een enorme afstand tot de arbeidsmarkt en deze schuldenlast zal het niet makkelijker maken om een toekomstplan te maken. De financiële en sociale gevolgen van de terugvordering zijn volgens eiser dan ook onaanvaardbaar, omdat eiser met de terugvordering de rest van zijn leven van een sociaal minimum zal moeten rondkomen en nooit zal verder kunnen komen. Eiser vindt daarnaast dat een terugvordering over een periode van vijf jaar niet evenredig is en in strijd is met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.
15. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Door te bepalen dat het Uwv geheel of gedeeltelijk van herziening en terugvordering kan afzien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, heeft de wetgever het Uwv een discretionaire bevoegdheid gegeven. Bij de gebruikmaking daarvan moet het Uwv een belangenafweging maken. Tot 18 april 2024 was het vaste rechtspraak van de CRvB dat dringende redenen slechts gelegen kunnen zijn in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene.
16. De CRvB heeft op 18 april 2024 echter een uitspraak gedaan, waarin de CRvB de dringende reden voortaan ruimer uitlegt en ziet als een open norm.Daarbinnen moet het bestuursorgaan een belangenafweging maken en die toetsen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moet verder niet alleen rekening worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar onder meer ook met de oorzaak daarvan. Daarbij dienen alle relevante feiten en omstandigheden te worden betrokken, waaronder de vraag wat het eigen aandeel van het Uwv is in de redenen voor herziening en/of terugvordering. Van belang is ook het eigen aandeel van de betrokkene in de ontstane situatie: is sprake van een bewuste schending van de inlichtingenplicht, een onoplettendheid, of een situatie waarin een betrokkene geen verwijt kan worden gemaakt, maar hij wel heeft moeten begrijpen dat hij teveel aan uitkering ontving.
17. De te wegen belangen zijn enerzijds het belang van de overheid bij een juiste vaststelling van het recht op uitkering en terugbetaling van hetgeen te veel is ontvangen en anderzijds het belang van een betrokkene dat hij door een dergelijk belastend overheidsbesluit niet onevenredig wordt geraakt.
18. De rechtbank ziet in het in die uitspraak overwogene aanleiding deze uitgangspunten ook van toepassing te achten in onderhavige zaak, waar het gaat om een terugvordering op grond van de TW. Met inachtneming van het hiervoor overwogene oordeelt de rechtbank als volgt.
19. Het Uwv heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat er geen belangenafweging is gemaakt, maar dit wel bij het invorderingsbesluit aan de orde kan komen. Voor zover het Uwv daarmee betoogt dat niet ook in het kader van de terugvordering een belangenafweging hoeft te worden gemaakt, volgt de rechtbank dit niet. Uit de hiervoor genoemde uitspraak van de CRvB volgt namelijk dat ook bij de terugvordering een belangenafweging gemaakt moet worden bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden en zal het Uwv zich rekenschap moeten geven van de gevolgen die de herziening en terugvordering voor de betrokkene hebben. Het Uwv heeft in het geval van eiser de relevante feiten en omstandigheden in het kader van de dringende reden niet volledig meegewogen. Zo heeft het Uwv het feit dat eiser gedetineerd zit en als hij vrijkomt geen eigen woonruimte of inkomsten heeft en daarnaast op dit moment al een aanzienlijke geldschuld heeft, niet in de belangenafweging betrokken. Ook heeft het Uwv niet meegewogen dat pas na vijf jaar tot controle en terugvordering is over gegaan, waardoor het bedrag aan ten onrechte toegekende toeslag al die tijd heeft kunnen oplopen. Het Uwv heeft dus niet zijn eigen aandeel in de ontstane herziening en terugvordering in de belangenafweging betrokken, en heeft dit niet afgezet tegen de mate waarin eiser een verwijt kan worden gemaakt van de ontstane situatie. Omdat het Uwv de belangen onvoldoende heeft afgewogen, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een gebrek in de motivering van het bestreden besluit.
20. Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit berust niet op een deugdelijke motivering en is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Omdat het Uwv alsnog een belangenafweging moet maken, is er aanleiding om met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb, het Uwv in de gelegenheid te stellen om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Het Uwv zal voor de vraag of er aanleiding is om op grond van een dringende reden geheel of gedeeltelijk af te zien van herziening of terugvordering alsnog alle relevante feiten en omstandigheden rondom de situatie van eiser moeten bezien en vervolgens in zijn belangenafweging dienen te betrekken. Het Uwv zal hierna moeten beoordelen of het bestreden besluit kan worden gehandhaafd of dat een nieuwe beslissing op bezwaar moet worden genomen.
21. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Het Uwv moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen.
22. Als het Uwv gebruik heeft gemaakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
23. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden die reeds zijn aangevoerd, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
24. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat
betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.