ECLI:NL:RBMNE:2024:4050

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
22/5496
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure tegen het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betrokken was. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, dat op 17 oktober 2022 was genomen, en na een deskundigenonderzoek had het Uwv op 7 maart 2024 zijn eerdere besluit herzien, waardoor verzoekster recht kreeg op een IVA-uitkering. Na deze herziening trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overwoog dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De rechtbank heeft de kosten voor de rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- en de kosten voor de deskundige op € 3.454,55, wat het totaal op € 5.204,55 brengt. Daarnaast is het Uwv verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,00 te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechter was verhinderd deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummer: UTR 22/5496

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Het Uwv heeft op 16 april 2024 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Het Uwv heeft op 17 oktober 2022 een besluit genomen over het bezwaar tegen de beslissing van 21 januari 2022. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Na afloop van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank een deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek. Op 15 december 2023 heeft de rechtbank het deskundigenrapport ontvangen. Bij een gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 maart 2024 heeft het Uwv vervolgens meegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 17 oktober 2022 en heeft het bezwaar hiertegen gegrond geacht. Met ingang van 10 december 2020 heeft eiseres recht op een IVA-uitkering. Het Uwv heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4
.De rechtbank wijst het verzoek toe en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van verzoekster.
5
.Verzoekster vraagt om een vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en kosten voor het inschakelen van deskundigen.
6. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 1).
7. Wat betreft het verzoek tot vergoeding van de kosten van de deskundigen overweegt de rechtbank als volgt. Verzoekster heeft een factuur ter hoogte van € 4.833,95 overgelegd. Verzoekster heeft ook een gespecificeerde factuur overgelegd.
8. De te vergoeden kosten voor de werkzaamheden uit de hiervoor genoemde factuur stelt de rechtbank vast aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De deskundigen hebben in 2023 gerapporteerd. Dit betekent dat een tarief van ten hoogste € 142,75 per uur voor vergoeding in aanmerking komt.
9. In de gespecificeerde factuur zijn 1200 minuten (20 uur) verantwoord. Deze uren zien op het voorbereidend onderzoek (4,5 uren) het onderzoek en interpretatie testen (2,5 uren), het opstellen van een concept rapportage (12 uren) en inzage en correctierecht (1 uur). De rechtbank is van oordeel dat de gespecificeerde factuur volstaat ter onderbouwing van de gemaakte uren. De rechtbank stelt de vergoeding aan de hand van het ten hoogste geldende tarief vast op 20 x € 142,75 zijnde € 2.855,-. Inclusief 21% btw is dit € 3.454,55.
10. In de gespecificeerde factuur worden ook administratiekosten ter hoogte van € 95,- vermeld. Voor zover de factuur betrekking heeft op administratieve ondersteuning, komen deze kosten echter niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 december 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG8372.
11. Het totale bedrag aan proceskosten dat het Uwv moet vergoeden komt daarmee op
€ 1.750,- + € 3.454,55 = € 5.204,55.
12. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid van de Awb volgt dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,00 te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 5.204,55 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier
.De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2024.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.