ECLI:NL:RBMNE:2024:4031

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
10757107 \ UC EXPL 23-7105 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met betrekking tot oneerlijk huurprijswijzigingsbeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure die was ingesteld door [opposant] tegen een verstekvonnis van 30 augustus 2023. [opposant] huurt sinds 1 september 2021 een woning van [geopposeerde], maar heeft een huurachterstand opgebouwd. [geopposeerde] had de huurprijs verhoogd, wat [opposant] betwistte op grond van een oneerlijk huurprijswijzigingsbeding. De kantonrechter oordeelde dat het huurprijswijzigingsbeding oneerlijk was en vernietigde dit. De huurachterstand werd vastgesteld op € 4.723,68, en de kantonrechter bekrachtigde de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. [opposant] kreeg 14 dagen de tijd om de woning te verlaten. Tevens werd [opposant] veroordeeld in de proceskosten van [geopposeerde].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10757107 \ UC EXPL 23-7105 VL/58599
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[geopposeerde] GMBH & CO. KG,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [geopposeerde] ,
gemachtigde: ACCS Incasso.
tegen
[opposant],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [opposant] ,
gemachtigde: mr. H.P. Schouten,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 19 juli 2023 van [geopposeerde] ;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 30 augustus 2023 met zaaknummer 10634889 UC EXPL 23-5194;
  • de verzetdagvaarding van 16 oktober 2023 van [opposant] (aan te merken als conclusie van antwoord)
  • de conclusie van antwoord in oppositie van [geopposeerde] ;
1.2.
Op 13 februari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [geopposeerde] werd vertegenwoordigd door de heer [gemachtigde] . [opposant] was aanwezig en werd bijgestaan door mr. H.P. Schouten. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken. De kantonrechter heeft bepaald dat partijen hun standpunten in een nadere schriftelijke ronde mogen toelichten. Hierop heeft [opposant] een conclusie van repliek in oppositie en [geopposeerde] een conclusie van dupliek in oppositie ingediend. Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
[opposant] huurt sinds 1 september 2021 de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] van [geopposeerde] . Bij aanvang van de huurperiode bedroeg de huurtermijn € 1.025,84 per maand. Deze huurtermijn is door [geopposeerde] op 1 juli 2022 verhoogd naar € 1.076,53 per maand en op 1 juli 2023 verhoogd naar € 1.115,92 per maand.
2.2.
In de huurbetalingen is een achterstand ontstaan. Dit was voor [geopposeerde] reden om – samengevat – ontbinding en ontruiming, betaling van de huurachterstand vermeerderd met rente en kosten en veroordeling van [opposant] in de proceskosten te vorderen. Bij verstekvonnis van 30 augustus 2023 zijn de vorderingen van [geopposeerde] toegewezen.
2.3.
[opposant] is het niet eens met het verstekvonnis van 30 augustus 2023. Hij is daarom deze verzetprocedure gestart. Volgens hem is het huurprijswijzigingsbeding uit de huurovereenkomst oneerlijk, waardoor hij te hoge huurtermijnen heeft betaald. Dit moet in mindering worden gebracht op de huurachterstand. Dat een huurachterstand is ontstaan, komt doordat hij problemen heeft bij de bank waardoor hij geen geld kan overmaken, maar deze problemen zijn als het goed is snel weer opgelost. Daarbij heeft hij al maanden lang geen verwarming in zijn woning. Door dit gebrek moet de huurprijs verlaagd worden en moet het deel dat [opposant] te veel heeft betaald, worden verrekend. Subsidiair stelt [opposant] dat hij door het gebrek aan het verwarmingssysteem de verplichting tot betaling van de huurtermijnen mag opschorten.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal het verzet deels gegrond en deels ongegrond verklaren, zodat een deel van het verstekvonnis zal worden vernietigd en een deel zal worden bekrachtigd. Dit wordt hieronder toegelicht.
Verzet
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, zodat [opposant] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.3.
[geopposeerde] is een rechtspersoon naar buitenlands recht en haar vordering heeft daarom een internationaal karakter. De kantonrechter dient allereerst te beoordelen of zij bevoegd is van de vordering kennis te nemen en of Nederlands recht van toepassing is.
3.4.
De Nederlandse kantonrechter is bevoegd om te oordelen over deze zaak, omdat [opposant] woonplaats heeft in Nederland. [1]
3.5.
Ten aanzien van het toepasselijke recht overweegt de kantonrechter dat tussen partijen niet ter discussie staat dat het Nederlandse recht van toepassing is.
In conventie
De huurachterstand
Het huurprijswijzigingsbeding is oneerlijk
3.6.
Omdat [opposant] een consument is, moet de kantonrechter onder andere ambtshalve toetsen of in de algemene voorwaarden oneerlijke bedingen zijn opgenomen als bedoeld in de Richtlijn oneerlijke bedingen. [2] Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding moet worden gekeken of dat beding in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. [3]
3.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het huurprijswijzigingsbeding uit artikel 5 lid 2 van de huurovereenkomst oneerlijk is. In beginsel is een beding dat een wijziging van de huurprijs regelt eerlijk wanneer die wijziging is gegrond op de consumentenprijsindex en is toegelicht hoe de aanpassing van de huurprijs wordt berekend. Door de huur echter niet alleen jaarlijks met de inflatiecorrectie te verhogen, maar daar bovenop nog ieder jaar 5% verhoging mogelijk te maken, is het evenwicht in strijd met de goede trouw ten nadele van de huurder als consument aanzienlijk verstoord. Er ontbreekt een geldige reden voor de jaarlijkse wijziging met 5%, waardoor [opposant] op dit punt aan de willekeur van [geopposeerde] is overgeleverd. Ook kan het wijzigingsbeding slechts tot een huurverhoging leiden en is uitdrukkelijk huurverlaging op basis van de berekening niet mogelijk. Het huurprijswijzigingsbeding is daarom oneerlijk en zal worden vernietigd. [4]
De huurachterstand ten tijde van de inleidende dagvaarding
3.8.
Dit brengt met zich mee dat [opposant] een totale huurprijs van € 1.025,84 per maand verschuldigd was en is. De eerste huurprijsverhoging vond plaats op 1 juli 2022. De nieuwe huurprijs bedroeg € 1.076,53. Vanaf dat moment heeft [opposant] over de maanden juli 2022, augustus 2022, september 2022, oktober 2022, november 2022, januari 2023, februari 2023 en mei 2023 een bedrag van € 405,52 (8 x € 50,69) te veel betaald. De maanden december 2022, maart 2023, april 2023, juni 2023 en juli 2023 heeft [opposant] onbetaald gelaten. Dit betekent dat de huurachterstand ten tijde van de inleidende dagvaarding (op 19 juli 2023) 5 x € 1.025,84 - € 405.52 = € 4.723,68 bedroeg.
3.9.
Omdat niet een bedrag van € 5.422,04, maar een bedrag van € 4.723,68 zal worden toegewezen, klopt het bedrag van € 57,81 aan verschenen rente niet. De kantonrechter zal de rente over een bedrag van € 4.723,68 toewijzen vanaf de datum van de inleidende dagvaarding van [geopposeerde] .
De huurachterstand is na de inleidende dagvaarding verder opgelopen
3.10.
[geopposeerde] vordert als vermeerdering van eis betaling van de na de inleidende dagvaarding verstreken termijnen. Deze vordering is in het verstekvonnis al toegewezen, dus een vermeerdering van eis is niet nodig. De kantonrechter zal die veroordeling in stand laten in die zin dat het bedrag wordt aangepast naar € 1.025,84 per maand.
3.11.
[opposant] stelt dat hij de huurtermijnen van de maanden november 2024 (de kantonrechter begrijpt dat dit november 2023 moet zijn), december 2023, januari 2024, februari 2024 en maart 2024 heeft betaald. Hij onderbouwt deze stelling door het overleggen van een transaction overview van bunq, waarop te zien is dat in maart 2024 drie betalingen zijn verricht met de omschrijving ‘december’, ‘februari’ en ‘maart’. Daarnaast legt [opposant] screenshots over van betaalopdrachten.
3.12.
[geopposeerde] bevestigt dat [opposant] de maand november 2023 heeft betaald, maar zij betwist dat [opposant] de overige maanden heeft betaald. [geopposeerde] heeft deze betalingen niet ontvangen. Als onderbouwing legt [geopposeerde] een overzicht van de kostenrekening vanaf december 2023 over. Daarbij stelt [geopposeerde] dat de door [opposant] overgelegde screenshots slechts voor de helft zijn overgelegd. [geopposeerde] legt de volledige screenshots over en wijst er op dat hier ‘scheduled’ staat, wat de schijn wekt dat deze betaling gepland staat en nog niet is uitgevoerd. Verder werpt [geopposeerde] enkele andere twijfels op over de echtheid van de door [opposant] overgelegde betaalbewijzen.
3.13.
De kantonrechter is van oordeel dat het, gelet op de uitgebreid onderbouwde betwisting van [geopposeerde] , op de weg van [opposant] had gelegen om aan te tonen dat deze betaling wel zijn verricht en de twijfel over de echtheid van de overgelegde betaalbewijzen weg te nemen. Dit heeft [opposant] niet (op tijd) gedaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [opposant] na de inleidende dagvaarding nog andere maanden heeft betaald dan november 2023. De huurachterstand is sinds de inleidende dagvaarding dus aanzienlijk opgelopen.
Geen verrekening wegens gebreken verwarmingssysteem mogelijk
3.14.
Bij conclusie van repliek in oppositie stelt [opposant] dat al sinds dat hij de woning heeft betrokken in september 2021 het verwarmingssysteem niet naar behoren functioneert. [opposant] is daarom van mening dat de huurprijs moet worden verminderd, waardoor [opposant] € 17.897,39 te veel heeft betaald. Dit bedrag wil [opposant] verrekenen met de huurachterstand.
3.15.
De kantonrechter overweegt als volgt. Los van het feit dat [geopposeerde] het gebrek aan het verwarmingssysteem betwist, komt [opposant] geen beroep op verrekening toe, omdat [opposant] geen opeisbare vordering heeft op [geopposeerde] . Op grond van artikel 7:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is een huurprijsvermindering slechts mogelijk als hiertoe een vordering is ingesteld. Een (re)conventionele vordering kan niet meer worden ingesteld bij repliek in oppositie. [opposant] had dit in de verzetdagvaarding moeten doen.
Geen opschorting wegens gebreken verwarmingssysteem mogelijk
3.16.
[opposant] stelt dat hij door het gebrek aan het verwarmingssysteem zijn verplichting tot betaling van de maandelijkse huurtermijnen mag opschorten.
3.17.
Het beroep op opschorting slaagt niet. De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt. Opschorting is een middel om de andere partij tot nakomen te bewegen, in dit geval herstel van het verwarmingssysteem. Daarvoor is noodzakelijk dat die andere partij in elk geval weet of kan begrijpen dat er wordt opgeschort en waarom. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat [opposant] aan [geopposeerde] heeft laten weten dat en waarom hij opschortte. Sterker nog, tijdens de zitting gaf [opposant] aan dat hij er van uit ging dat de huurtermijnen waren afgeschreven. Hieruit blijkt dat [opposant] (op dat moment) geen intentie had tot opschorting van zijn betalingsverplichting. Daarbij merkt de kantonrechter op dat onvoldoende is komen vast te staan dat al vanaf september 2021 een gebrek aan het verwarmingssysteem bestaat dat opschorting van 60% van de betalingsverplichting rechtvaardigt.
Ontbinding en ontruiming
3.18.
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.19.
[opposant] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen aan [geopposeerde] . Op het moment van de inleidende dagvaarding bestond er een huurachterstand van ruim drie maanden en tijdens de verzetprocedure is deze achterstand opgelopen. Van een tekortkoming van geringe betekenis is daarom geen sprake. Daarbij is dit niet de eerste keer dat [opposant] een betalingsachterstand heeft laten ontstaan bij [geopposeerde] . Daarnaast komen de door [opposant] aangevoerde omstandigheden met betrekking tot zijn bank voor zijn rekening en risico en weegt dit niet op tegen het belang van [geopposeerde] bij ontbinding en ontruiming van de woning zodat zij deze kan verhuren aan een huurder die wel tijdig en volledig de huurpenningen betaalt. Het beroep van [opposant] op de zogenaamde tenzij-bepaling als neergelegd in artikel 6:265 BW faalt dan ook.
3.20.
Gezien het bovenstaande rechtvaardigt de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst. Dit deel van het verstekvonnis zal daarom worden bekrachtigd. Als gevolg hiervan wordt ook de veroordeling tot ontruiming bekrachtigd. Dit betekent dat [opposant] de woning moet verlaten en leeg en netjes moet achterlaten. [opposant] krijgt hiervoor 14 dagen de tijd. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan hem door de deurwaarder is bezorgd. De kantonrechter gaat voorbij aan het verzoek van [opposant] tot het verlenen van een terme de grâce, aangezien sinds het verstekvonnis inmiddels al 10 maanden zijn verstreken (mede door uitstelverzoeken aan zijn kant).
Buitengerechtelijke incassokosten
3.21.
[geopposeerde] vordert een bedrag van € 611,79 aan buitengerechtelijke incassokosten, met aftrek van een bedrag van € 500,00 dat [opposant] had voldaan. Het restantbedrag van € 111,79 is bij verstekvonnis toegewezen. Aangezien de huurachterstand ten tijde van het verstekvonnis niet € 5.422,04 maar € 4.723,68 bedroeg, zal de kantonrechter deze beslissing vernietigen en, conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een restantbedrag van € 97,37 toewijzen.
In reconventie
3.22.
[opposant] stelt dat hij door de huurverhogingen een bedrag van € 1.710,40 te veel heeft betaald. [opposant] vordert daarom in reconventie betaling door [geopposeerde] van dit bedrag. De kantonrechter zal deze vordering afwijzen. [opposant] heeft namelijk, ondanks het verzoek van de kantonrechter in de oproepingsbrief, op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt hoe hij dit bedrag heeft berekend. Bovendien blijkt uit de beoordeling in conventie dat [opposant] niet te veel maar te weinig heeft betaald.
[opposant] moet de proceskosten betalen
In conventie
3.23.
[opposant] is (grotendeels) in het ongelijk gesteld. Hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [geopposeerde] aan haar moet betalen. De proceskosten van [geopposeerde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 612,00 (3 punten x tarief € 204,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 747,00
In reconventie
3.24.
[opposant] is in het ongelijk gesteld. Hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [geopposeerde] aan haar moet betalen. De proceskosten van [geopposeerde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 202,50 (1,5 punt x tarief € 135,00)
Uitvoerbaar bij voorraad
3.25.
De kantonrechter verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de uitspraak moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat de hoger beroepsrechter een andere beslissing neemt.

4.De beslissen

De kantonrechter
4.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 30 augustus 2023 gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10634889 UC EXPL 23-5194, voor zover daarbij:
4.2.
de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de ontroerende zaak, [adres] te [woonplaats] is ontbonden;
4.3.
[opposant] is veroordeeld om deze roerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [opposant] bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [geopposeerde] te stellen;
4.4.
[opposant] is veroordeeld aan [geopposeerde] de proceskosten te betalen, tot de uitspraak van het verstekvonnis begroot op € 974,48, waarin begrepen € 330,00 aan salaris gemachtigde;
4.5.
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;
4.6.
vernietigt het door deze rechtbank op 30 augustus 2023 gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10634889 UC EXPL 23-5194, voor zover daarbij:
4.7.
[opposant] is veroordeeld om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [geopposeerde] :
- € 5.422,04 ter zake van achterstallige huur tot en met 31 juli 2023, vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.422,04 vanaf 20 juli 2023 tot de dag van voldoening;
- € 57,81 ter zake van rente;
- € 111,79 ter zake van restant buitengerechtelijke incassokosten;
- € 1.115,92 voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 31 juli 2023 en de daadwerkelijke ontruiming telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectieve termijnen tot de dag van voldoening;
en opnieuw beslissend:
4.8.
vernietigt artikel 5 lid 2 van de huurovereenkomst betreffende het huurprijswijzigingsbeding;
4.9.
veroordeelt [opposant] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [geopposeerde] :
  • € 4.723,68 ter zake van huurachterstand ten tijde van het verstekvonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juli 2023 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
  • € 1.025,84 voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 31 juli 2023 en de daadwerkelijke ontruiming telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectieve termijnen tot de dag dat het volledige bedrag is betaald;
  • € 97,37 ter zake van restant buitengerechtelijke incassokosten.
4.10.
veroordeelt [opposant] in de kosten; hij moet aan [geopposeerde] haar proceskosten van in totaal € 949,50 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [opposant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [opposant] ook de kosten van betekening betalen;
4.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012, Brussel I bis.
2.Richtlijn 93/13 EEG.
3.Artikel 3 lid 1 van de richtlijn.
4.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBAMS:2023:2420.