ECLI:NL:RBMNE:2024:4010

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
10.008369.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in jeugdstrafrecht voor ontploffing, bedreiging, en vernieling

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die op 21 september 2023 samen met anderen een ontploffing heeft veroorzaakt bij een woning in [woonplaats]. De ontploffing, die plaatsvond door het gebruik van zwaar vuurwerk, leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en vernieling van zowel de woning als een auto. De verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie van 78 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meewerken aan diagnostiek en hulpverlening. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor materiële en immateriële schade als gevolg van de ontploffing. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 10.008369.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere, alsmede mr. A.R. Hamers namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] en haar familie naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 21 september 2023 te [woonplaats] samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht op de deur van een pand aan de [adres] , waarbij gevaar voor goederen en/of levensgevaar te vrezen was.
feit 2
op 21 september 2023 te [woonplaats] samen met anderen, [slachtoffer 1] en anderen in de woning aanwezig aan de [adres] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 3
op 21 september 2023 te [woonplaats] , samen met anderen een woning, gelegen aan de [adres]
, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] , heeft vernield;
feit 4
op 21 september 2023 te [woonplaats] samen met anderen een auto (Peugeot 108, kenteken [kenteken] ) en een voordeur op de [adres] , toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] B.V., heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de waardering van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het ten laste gelegde te duchten levensgevaar onder feit 1. De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte] van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. [slachtoffer 1] heeft volgens een
proces-verbaal van aangifteonder meer de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik huur het huis aan de [adres] in [woonplaats] van [benadeelde 1] .
Op donderdag 21 september 2023 omstreeks 03.45 uur schrok ik wakker van een hele harde knal. Ik ben gelijk naar beneden gegaan. Ik zag dat de hele hal vol met glasscherven lag. Ik zag dat de deur open stond en dat er geen ramen meer in de deur zaten. [2]
2. [benadeelde 2] heeft volgens een
proces-verbaal van aangifteonder meer de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 20 september 2023 (de rechtbank leest: 21 september 2023) omstreeks 03.50 uur lag ik in mijn bed. Ik hoorde een hele harde knal, daarnaast voelde ik een kleine trilling van de knal afkomen.
Ik ben toen vervolgens naar buiten gelopen om te kijken naar mijn auto. Ik zag toen
dat de achterkant van mijn auto vernield was. Ik zag dat aan de linker achterkant van
mijn auto schade zat. Ik zag dat de ruit van de linker achter portierdeur eruit lag.
Daarnaast zag ik dat de tankdop op stond. Verder weet ik niet of er schade is omdat
het gebied afgezet was door de politie.
Ik omschrijf mijn auto als volgt:
- Peugeot 108,
- voorzien van kenteken: [kenteken] . [3]
3. [benadeelde 3] heeft volgens een
proces-verbaal van aangifteonder meer de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van vernieling. Mijn voordeur is vernield en kan nu niet meer dicht.
Ik huur het huis aan de [adres] in [woonplaats] van [benadeelde 1] .
Op donderdag 21 september 2023 omstreeks 03.45 uur werd ik wakker van een hele harde
knal. Vervolgens ben ik naar beneden gegaan en zag ik dat mijn voordeur open was. Ik zag veel glas op de grond liggen. Vervolgens probeerde ik mijn voordeur weer dicht te doen. Dit ging niet, de deurklink werkte ook niet meer. [4]
4. De
verklaring van verdachteter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] stapte uit de auto en ik moest meelopen. Hij pakte uit de tas een vierkant pakketje en liep naar de [adres] . [medeverdachte] zei dat ik dat pakketje daar neer moest leggen. Ik probeerde het tegen de deur aan te plakken. Dat ging niet echt, dus toen heeft [medeverdachte] het op de grond tegen de deur aan gelegd en de lont aangestoken. Het was een vierkant pakketje met 2 flessen met vloeistof eraan. Ik zag dat het een bom was door de vloeistof en de lont. Wij renden terug naar de auto en hoorden een harde knal. Die andere [A] zat in de auto op ons te wachten. Hij belde met iemand om te zeggen dat het was gelukt. [5]
5. Uit het
proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] )volgt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
In een woning aan de [adres] in [woonplaats] was een ontploffing geweest van vermoedelijk een (zwaar) pyrotechnisch materiaal, vuurwerk. Nabij de buitenzijde van de voordeur van de woning was een krater te zien op de drempel onder de voordeur. [6]
Bij deze ontploffing is er een met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest, dan wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten geweest.
- Deze ontploffing bevond zich nabij een woning;
- Als er op het moment van de ontploffing personen in de woning aanwezig waren geweest had bij hen (zwaar) lichamelijk letsel kunnen ontstaan;
- Als er op het moment van de ontploffing personen in de straat hadden gelopen had bij hen (zwaar) lichamelijk letsel kunnen ontstaan. [7]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het teweegbrengen van een ontploffing waarbij levensgevaar te duchten is geweest. De Hoge Raad heeft in een arrest van 21 februari 2023 [8] overwogen dat voor het duchten van levensgevaar voor personen vereist is, dat dit gevaar ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Gelet op de locatie (direct naast een voordeur, en in de directe nabijheid van andere woningen) en het tijdstip (midden in de nacht) waarop de ontploffing teweeg werd gebracht, acht de rechtbank bewezen dat op dat moment naar algemene ervaringsregels ook levensgevaar voor personen voorzienbaar was. Dit geldt in de eerste plaats voor personen die zich in de woning aan de [adres] bevonden. Zij lagen op het moment van de ontploffing in de woning te slapen. Het is een feit van algemene bekendheid dat een ontploffing van een vuurwerkbom met enige regelmaat brand veroorzaakt. Wanneer een ontploffing midden in de nacht plaatsvindt, bestaat het risico dat een brand niet of te laat wordt opgemerkt door de bewoners en daardoor dus een reëel risico op een levensbedreigende situatie ontstaat. Ook geldt voor eventuele voorbijgangers dat het duchten van levensgevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. Dat verdachte kort voordat hij samen met een ander de bom plaatste nog heeft gewacht op een voorbijganger doet daar niet aan af. Verdachte heeft immers ook verklaard dat nadat de lont was afgestoken, hij en de mededader zijn weggerend. Zij hebben zich er toen niet meer van vergewist of er iemand langsliep of naar buiten kwam. Verder is gebleken dat aan de bom twee flesjes waren bevestigd met een onbekend gebleven vloeistof, en dat de explosie een dusdanige kracht had, dat er een krater te zien was bij de voordeur, en ook auto’s die in de buurt stonden, zijn beschadigd. Deze omstandigheden onderstrepen het gevaarzettende karakter van het handelen van verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde levensgevaar voor personen voorzienbaar is geweest. Het gegeven dat er op het moment van de ontploffing geen mensen in de hal van de woning hebben gestaan, maakt dit oordeel niet anders.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door op de deur van een pand, gelegen aan de [adres] , een fles met vloeistof en zwaar vuurwerk, tot
ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en nabijgelegen
panden en de in die panden aanwezige goederen en auto’s, en
- levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die
panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de
ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden,
te duchten was;
feit 2
op 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 1] en anderen in de woning aanwezig heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een fles met vloeistof en
zwaar vuurwerk, te plaatsen op de deur van haar woning gelegen aan de [adres] , en aan te steken, waardoor de fles met vloeistof en het zwaar vuurwerk tot ontploffing is gebracht;
feit 3
op 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres]
, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] ,
heeft vernield;
feit 4
op 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Peugeot 108, kenteken [kenteken] ) en een voordeur (op de [adres] ), die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] of [benadeelde 1] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 3
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk een woning die geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van deze vier feiten sprake is van eendaadse samenloop, en zal hier in de straftoemeting rekening mee houden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- jeugddetentie voor de duur van 4 maanden en 18 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden dat verdachte meewerkt aan:
* diagnostiek en behandeling vanuit De Waag Flevoland of soortgelijke instelling;
* een passende vorm van dagbesteding in de vorm van school en/of een vervangend schooltraject;
* hulpverlening die vanuit SAVE noodzakelijk wordt geacht.
- een leerstraf, te weten de gedragsinterventie SoCool voor de duur van 40 uren;
- een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen vervangende jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . Hij heeft zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de voorwaarden gehouden. [verdachte] heeft structuur in zijn leven, zijn school verloopt goed en hij is een first offender. Voor wat betreft de strafoplegging heeft de verdediging verzocht aansluiting te zoeken bij hetgeen de rapporteurs hebben geadviseerd. [verdachte] is bereid om mee te werken aan de geadviseerde voorwaarden. De verdediging verzoekt geen werkstraf aan verdachte op te leggen en rekening te houden met de eendaadse samenloop van de ten laste gelegde feiten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
[verdachte] heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing van zwaar vuurwerk tegen de voordeur van een woning. Hierdoor is schade voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar te duchten geweest.
Het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom bij een woning is een zeer indringend en intimiderend feit voor de bewoners en omwonenden en kan tot levensbedreigende situaties leiden. Verdachte heeft eraan bijgedragen dat de bewoners, waaronder minderjarige kinderen, zich angstig en onveilig voelen op de plek waar zij zich juist het meest veilig dienen te voelen. Verdachte heeft er niet bij stilgestaan hoe traumatiserend de uitwerking van zijn handelen voor de bewoners van een woning kunnen zijn. Dergelijke feiten doen zich op verschillende plaatsen in Nederland steeds vaker voor en veroorzaken, afgezien van de materiële schade, ook breder binnen de samenleving veel onrust.
Ter zitting heeft verdachte spijt betuigd en hij ziet nu in dat de gevolgen veel ernstiger hadden kunnen zijn.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een
uittreksel justitiële documentatiebetreffende verdachte van 14 mei 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
- een
Advies van de Raad van de Kinderbeschermingvan 25 april 2024, opgesteld door G. Pos, raadsonderzoeker.
Uit het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) komen meerdere beschermende factoren naar voren. Er is sprake van een hechte en stabiele gezinssituatie, waar structuur geboden wordt en voldoende toezicht gehouden kan worden. Thuis functioneert [verdachte] goed en zijn er geen problemen. Hoewel [verdachte] gedrag op school niet altijd goed is geweest, is er nu sprake van een positieve schoolgang. [verdachte] heeft tot op heden een positieve vrijetijdsbesteding gehad. Hij wordt over het algemeen ervaren als een beleefde en sociale jongen.
De risicofactoren die uit het onderzoek van de Raad naar voren zijn gekomen, hebben betrekking op [verdachte] vaardigheden, relaties, en geestelijke gezondheid.
Hij heeft meerdere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, die mogelijk ook invloed hebben op zijn huidige ontwikkeling. [verdachte] heeft al op jonge leeftijd meerdere heftige berovingen (met geweld) meegemaakt, waardoor hij zich soms nog onveilig voelt. Daarnaast heeft hij een complexe echtscheiding meegemaakt. [verdachte] voelt zich niet voldoende gezien en begrepen door zijn vader, terwijl hij dit wel graag wil. De inval van de politie (betreffende het onderhavig feit), heeft daarbij zowel op het gezin als [verdachte] een grote impact gehad. De Raad ziet een verhoogd risico dat deze gebeurtenissen een negatieve invloed hebben op zijn ontwikkeling en (het inzetten van passende) vaardigheden.
De Raad heeft met name zorgen geconstateerd ten aanzien van [verdachte] executieve functies. Dit zijn functies in je brein die het mogelijk maken om je gedrag en je leren te sturen. Het gaat bijvoorbeeld over het vermogen om te organiseren, je te kunnen concentreren of om je gevoelens en gedrag te reguleren. Tevens is gebleken dat [verdachte] impulsief kan handelen, onvoldoende assertief en weerbaar is en nog onvoldoende kan overzien wat de consequenties zijn van bepaald gedrag. Dit maakt [verdachte] kwetsbaar in contact met jongeren die zich bezighouden met strafbare feiten. De Raad ziet ook een duidelijk verband tussen deze kwetsbaarheid en zijn betrokkenheid bij het feit waarvan hij nu verdacht wordt. Op basis van de resultaten van de afgenomen onderzoek, kan worden geconcludeerd dat er mogelijk sprake is van een licht verstandelijke beperking, die ook invloed kan hebben op de vaardigheden van [verdachte] en het overzien van oorzaak en gevolg.
De Raad adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest en een deels voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf en een onvoorwaardelijke leerstraf, te weten de gedragsinterventie SoCool. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen bijzondere voorwaarden te worden verbonden, waaronder meewerken aan diagnostiek en behandeling vanuit De Waag, een passende vorm van dagbesteding en meewerken aan hulpverlening vanuit SAVE.
- een
SAVE Rapportagevan 22 juni 2023, opgesteld door A. Louwen, reclasseringswerker.
Het advies van SAVE komt overeen met het advies van de Raad. Er is
overeenstemming ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de duur van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. SAVE acht het met de Raad niet wenselijk dat [verdachte] opnieuw in detentie wordt genomen, en ook SAVE onderstreept het belang van intensieve behandeling en begeleiding van [verdachte] .
De op te leggen straf
De rechtbank is, alle hiervoor genoemde omstandigheden afwegende, van oordeel dat de ernst van de feiten een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat in geval van dergelijke ernstige bewezenverklaarde feiten een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet in het onderhavige geval echter aanleiding hier vanaf te wijken, aangezien [verdachte] zich goed heeft ingezet tijdens de schorsing en een ‘first offender’ is. De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk stellen aan de tijd die [verdachte] al heeft vastgezeten. Daarnaast zal aan [verdachte] een langere voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd van 60 dagen met daaraan gekoppeld de door de Raad en SAVE geadviseerde bijzondere voorwaarden, en verder een leerstraf in de vorm van de gedragsinterventie SoCool voor de duur van 40 uren.
De rechtbank vindt het belangrijk dat [verdachte] gaat werken aan het verminderen van de risicofactoren om de kans op herhaling te voorkomen, zoals het vergroten van zijn vaardigheden en weerbaarheid. De bijzondere voorwaarden moeten [verdachte] helpen zijn positieve ontwikkeling voort te zetten en vast te houden. Daarnaast moet een voorwaardelijk strafdeel [verdachte] ervan weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Om [verdachte] daadwerkelijk de consequenties van zijn handelen te laten voelen en ook om de ernst van de bewezen verklaarde feiten te benadrukken, zal ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uren aan [verdachte] worden opgelegd. De rechtbank wijkt daarmee enigszins af van de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft de duur van de werkstraf beperkt ter voorkoming van overvraging, omdat zowel [verdachte] als de maatschappij daar niet bij gebaat zijn.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.768,80. Dit bedrag bestaat uit € 1.768,80 materiële schade, € 5.000,- immateriële schade en € 1.000,- nader te onderbouwen schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feit. Het betreft de volgende schadeposten:
Kleding en hygiëne (in verband met gedwongen vertrek woning): € 200,00
Verblijf (huur voor woning, terwijl ze hier niet kon verblijven): € 1.166,00
Schade woning (rookschade en kosten reinigen) € 402,80
[slachtoffer 1] heeft zich ook namens haar minderjarige kinderen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert voor ieder van hen een bedrag van € 5.500,-. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,- immateriële schade en € 5.00,- nader te onderbouwen schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 4] heeft zich namens haar minderjarige zoon [slachtoffer 5] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.500,-. Dit bedrag bestaat uit € 3.000,- immateriële schade en € 5.00,- nader te onderbouwen schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 135,-, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële en immateriële schade voor toewijzing in aanmerking komen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partijen voor de gevorderde nader te onderbouwen schade niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de door mevrouw [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade geheel af te wijzen dan wel haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, aangezien de bedragen onvoldoende zijn onderbouwd. Uit de overgelegde stukken blijkt onvoldoende dat door het handelen van [verdachte] de woning twee maanden is gesloten. Verder had zij haar kleding en die van de kinderen voor de sluiting uit de woning kunnen halen en zijn er geen bonnen overgelegd voor de reiniging naar aanleiding van rookschade.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van mevrouw [slachtoffer 1] en haar kinderen en neefje heeft de verdediging verzocht deze bedragen af te wijzen, dan wel te matigen.
De verdediging heeft verder verzocht, indien verdachte zal worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, daarbij geen hoofdelijkheid op te leggen, maar één vierde deel aan verdachte op te leggen.
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de gevorderde schade door de heer [benadeelde 2] .
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering ten aanzien van de materië
le schade van [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten die zien op het verblijf elders (€ 1.166,-) en de kleding (€ 200,-) voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing in aanmerking komen. De rechtbank is verder van oordeel dat de werkelijke rookschade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, maar acht het wel aannemelijk dat als gevolg van de bewezenverklaarde feiten schade is ontstaan voor het schoonmaken/reinigen van de woning. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en het bedrag waarderen op € 100,-. De totale materiele schade van [slachtoffer 1] wordt dus begroot op een bedrag van € 1.466,-.
Vorderingen ten aanzien van de immateriële schade van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen ten aanzien van [slachtoffer 1] en haar drie kinderen (gelet op de onderbouwing van de grondslag en de omvang van de schade) zal de rechtbank deze vorderingen gezamenlijk bespreken.
Voor zowel [slachtoffer 1] als haar drie kinderen geldt dat de explosie bij de voordeur van hun woning plaatsvond, terwijl zij alle vier aanwezig waren in de woning en lagen te slapen. Dit moet voor hen alle vier een zeer angstige en traumatische gebeurtenis zijn geweest, en uit de onderbouwingen van de vorderingen blijkt dat de gevolgen voor het gezin groot zijn geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat - gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen – sprake is van een persoonsaantasting op andere wijze. Dat betekent dat de benadeelde partijen op grond van artikel 6:106 sub b van het wetboek van Burgerlijk Recht (BW) recht hebben op vergoeding van immateriële schade.
Bij het bepalen van de omvang van de schade heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen, en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank zal de immateriële schade voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] begroten op € 3.000,00 en zal de vorderingen tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de nader te onderbouwen schadepost (begroot op € 500,-) onvoldoende is onderbouwd. Van enige toekomstige schade is op dit moment niet gebleken.
Conclusie vorderingen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 1] tot het bedrag van in totaal € 4.466,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het bedrag van in totaal € 3.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot het bedrag van in totaal € 3.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot het bedrag van in totaal € 3.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijke aansprakelijkheid schade [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Verdachte is voor de schade van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk, aangezien verdachte de feiten met anderen heeft gepleegd. Dit betekent dat uit de wet voortvloeit dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Veroordeling kosten benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.466,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Ten behoeve van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zal de rechtbank voor elk van hen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte ten aanzien van een van deze niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
De betalingen die zijn gedaan aan de Staat worden op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betalingen zijn gedaan aan de benadeelde partijen.
Vordering [slachtoffer 5]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1, 2, en 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. [slachtoffer 5] was immers ook in de woning aanwezig ten tijde van de ontploffing. Hij is het neefje van de bewoonster van het pand, en logeerde daar. De rechtbank is van oordeel dat ook voor [slachtoffer 5] geldt dat vanwege de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, sprake is van een persoonsaantasting op andere wijze, en [slachtoffer 5] op grond van artikel 6:106 sub b BW recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Bij de begroting hiervan heeft de rechtbank ook gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 1.00,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Dit bedrag wijkt af van de toegewezen immateriële schade van de andere benadeelde partijen, aangezien dit niet de eigen woning betrof van benadeelde partij [slachtoffer 5] .
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de nader te onderbouwen schade post onvoldoende is onderbouwd. Van enige toekomstige schade is op dit moment niet gebleken.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering [benadeelde 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Door de ontploffing is schade ontstaan aan de auto van de benadeelde partij. Het gevorderde bedrag betreft het eigen risico van de autoverzekering. De rechtbank zal deze vordering (€ 135,-) geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 135,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 55, 77m, 77n, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 157, 285, 350 en 352 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 78 dagen;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* meewerkt aan diagnostiek en behandeling vanuit De Waag Flevoland of soortgelijke instelling;
* meewerkt aan een passende vorm van dagbesteding in de vorm van school en/of een vervangend schooltraject;
* meewerkt aan hulpverlening die vanuit SAVE noodzakelijk wordt geacht;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten SAVE Midden Nederland te
Flevoland, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de jongere ten behoeve daarvan te begeleiden.
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
leerstrafin de vorm van de gedragsinterventie SoCool, van
40 uren;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstraf, van
40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 4.466,-, bestaande uit
€ 1.466,- materiële schade en € 3.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 4.466,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat
€ 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat
€ 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 135,-, bestaande uit
materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat
€ 135,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. H. den Haan en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juli 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 september 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door op de deur van een pand, gelegen aan de [adres] , een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar) vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontsteking en/of ontbranding en/of ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en/of nabijgelegen
panden en/of de in die panden aanwezige goederen en/of auto’s, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die
panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de
ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden,
te duchten was;
2
hij op of omstreeks 21 september 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of anderen in de woning aanwezig en/of ingeschreven heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar) vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), te plaatsen op de deur van zijn woning gelegen aan de [adres] , en aan te steken, waardoor de fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar) vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontploffing is gebracht;
3
hij op of omstreeks 21 september 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres]
, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4
hij op of omstreeks 21 september 2023 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Peugeot 108, kenteken [kenteken] ) en/of een voordeur (op de [adres] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 maart 2024, genummerd PL1700-2023303693, opgemaakt door politie Eenheid Rotterdam, doorgenummerd 1 tot en met 336. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 12.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 21 september 2023, opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam.
4.Een proces-verbaal van aangifte van 21 september 2023, opgesteld door verbalisanten
5.Een proces-verbaal van de terechtzitting van 18 juni 2024.
6.Pagina 8.
7.Pagina 9.