Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2024 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., eiseres
Inleiding
Beoordeling van het geschil
[adres 2] en [adres 3],
[adres 4]en
[adres 5]wijken namelijk sterk af qua grootte en qua uitstraling/luxe. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte deze referentieobjecten als onderbouwing van de kapitalisatiefactor gebruikt, waardoor de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de eindwaarde niet te hoog is vastgesteld.
[adres 5]stelt de rechtbank vast dat deze qua totaaloppervlakte en bouwjaar minder goed vergelijkbaar is. Daar staat tegenover dat die verschillen naar het oordeel van de rechtbank voldoende tot uitdrukking komen in de significant hogere kapitalisatiefactor van het pand. Gelet op het voorgaande en de overige twee referentieobjecten heeft de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk gemaakt dat de kapitalisatiefactor niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de gebruikte referentieobjecten dus voldoende steun bieden voor de onderbouwing van de berekende kapitalisatiefactor van 8,1 voor het object. Die is ruim lager dan de berekende kapitalisatiefactoren van de referentieobjecten die variëren van 11,4 tot en met 16,4. Eiseres heeft verder ook niet concreet onderbouwd waarom de door de heffingsambtenaar berekende kapitalisatiefactor voor het object lager zou moeten zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.